Medische terminologie t-stroom
Hc 1,1 elektriciteit veiligheid deel 1
Veiligheid 2:
Patiënt <-> medewerker <-> ruimte/apparatuur.
Voorbeeld 1 – Almelo:
Dode bij brand op OK ziekenhuis Twenteborg
Oorzaak:
• Anesthesiezuil: koppelstation medische gassen, perslucht, elektriciteit en afzuiging
vocht en gassen.
• Lekken zuivere zuurstof.
• Achterstallig onderhoud: modificaties aangebracht (normering).
Gevolg:
• Hitte en rookontwikkeling.
• OK tafel niet verrijdbaar.
Beoordeling inspectie o.a.:
• Achterstallig onderhoud.
• Inzet van mensen met ontoereikende deskundigheid.
• Onvoldoende intern toezicht op de werkzaamheden van uitvoerend personeel.
• Onduidelijkheid over verantwoordelijkheid voor de veiligheid.
Voorbeeld 2 – VU Amsterdam:
• Brand OK (2007).
• Oorzaak: koelkast in tussenruimte. De aanwezigheid van zuurstofleidingen op het
complex (en andere gassen zoals onder andere perslucht en vacuüm) hebben de
brand- en hitteontwikkeling geïntensiveerd.
Voorbeeld 3 – Atrium MC:
• Constateert infectie voor de gezondheidszorg – na een onaagekondigd bezoek aan
Atrium Heerlen – dat de luchtbehandeling op de OK’s in Heerlen niet aan de eisen
voldoet en dat het gedrag van OK-personeel aangaande hygiëne en infectiepreventie
onvoldoende is. Ook de communicatie, overdracht en medicatieveiligheid scoren
onvoldoende.
Voorbeeld 4:
• Mr. Merrett, 38 jaar.
• Verlamd vanaf nek na ongeluk.
• Twijfel over bediening apparatuur door vpk.
Inhoud:
• NEN-normblad.
• Randaarde.
• Zwevend net.
• Sterkstroom.
, • Beveiliging OK.
• Gevaren OK.
NEN-normblad:
• NEN1010 en NEN3134 (belangsrijkste).
- NEN normen: geen wetten, maar afspraken en praktische richtlijnen.
- NEN1010: norm voor elektrotechnische laagspanningsinstallaties (minimum
veiligheidseisen).
- NEN3134: veiligheidseisen voor elektrische installaties in medisch gebruikte
ruimten.
- NEN 10601-1 elektro-medische apparatuur verantwoordt in ziekenhuis
gebruiken.
Gevaren elektriciteit:
• Ruimte: brand en explosie. (Gassen in combinatie met elektriciteit en vocht in de
ruimte).
• Patiënt en medewerker: elektrocutie en verbranding.
Patiëntveiligheid:
• Basis voor alle eisen en normen!
• Stroom die door een lichaam loopt. (Moet je op letten, dat als de stroom door
lichaam gaat lopen).
• Stroom die door het hart loopt: stroomsterkte (in Ampère). (Kunt elektriciteit
toevoegen aan het hart teveel krijg je gevolgen van, bijvoorbeeld hartstilstand).
Patiëntveiligheid:
• Stroom > 10 mA door het hart dodelijk: hartstilstand of fibrilleren. (milli ampère).
Wilt hier dus zo ver mogelijk onder blijven.
• Veiligheidsmaatregelen OK:
- Voorkomen dat stroom van 10 uA (micro ampère) of meer door het hart zou
kunnen lopen (ventrikelfibrillatie). (Dit is de waarde waar je onder moet blijven,
hier is een OK ook naar ingericht).
- Voorkomen 0,5 mA of meer door het lichaam zou kunnen lopen (0,5V bij 1000 Ω),
dan blijf je ook nog binnen de marge van wat door het hart mag zitten, als door
een onverwachte weg toch erdoor komt.
• Aanname: weerstand lichaam 1000 Ω.
• Dit alles bij een wisselspanning van 50 Hz. (polen wisselen steeds, bij wat eruit komt
omdat spanning een bepaalde warmte afgeeft, hierdoor werk je met wisselspanning:
dat plus en min steeds omwisselen, dit gebeurt 50x per seconde, vandaar 50Hz.
Wet van ohm:
• U=I*R
• U = spanning in Volt (V)
• I = stroom in Ampère (A)
• R = weerstand in Ohm (Ω)
Weerstand veranderd door het gene wat je aan het doen bent (in je lichaam), als je open ligt
wordt de weerstand lager, dus wordt stroom hoger en het risico hoger. Volt is gene wat je
,aansluit zorgt dat stroom gaat lopen, gene wat bepaald hoeveeel stroom staat open is de
weerstand. (Je moet letten op de stroom die hoor het hart loopt deze is het belangrijkste).
Patiëntveiligheid:
• Opzettelijk: (vaak als zo ingesteld dat het veilig is).
- Toegevoerde stromen zijn in de regel functioneel, elektrisch stimuleren
(pacemakers, spil stimulators) of diathermie (snijden en coaguleren).
• Onopzettelijk:
- Toegevoerde stromen kunnen voortkomen uit defecten in apparatuur of
installatie (directe aanraking), lekstromen (indirecte aanraking) of
manipulatiefouten (incorrecte menselijke handelingen).
Patiëntveiligheid:
Effecten van stroom door het lichaam:
• Stroomsterkte en stroomdichtheid. (Als stroomsterkte groot is op kleine dichtheid is
sterker).
• Frequentie van stroom. (Hoe vaak hij komt).
• Tijdsduur van de stroomdoorgang.
• Plaats van elektrische contact. (Plaats van contact maken).
• Lichaamsimpedantie (weerstand).
Patiëntveiligheid:
Gevaren tijden OK:
• Patiënt veelal een lagere fysieke weerstand, kwetsbaarder, gevoeliger en vertraagd
reactievermogen.
• Abnormale toestand (narcose, vastgemaakt aan bed, medicatie-invloed,
shocktoestand). (Vreemde toestand).
• Verbinding met elektrische medische apparatuur door elektroden op de huid (sEMG),
elektroden door de huid (EMG) of katheterelektroden (bloedvaten of hart).
• Verbinding met een vitale levensfunctie vervullend apparaat (hart-longmachine,
beademingsapparaat).
Effecten stroom: (hoeft voor de toets niet van buiten).
Het effect van stroomsterkten op het lichaam (bij 50 Hz)
0,1 – 0,5 mA: Gevoelsdrempel, lichte trilling in de vingertoppen.
0,5 - 1 mA: Gevoelsdrempel, lichte trilling in de vingertoppen.
1 - 5 mA: Sterke spiertrekking tot in de onderarm.
5 -10 mA: Pijn, vingers en handen stijf, soms verlamming tot de bovenarm, grens van het
loslaten bereikt de zogenaamde 'let go' grens.
10 - 15 mA: Loslaten onmogelijk, samentrekking van de spieren, de zogenaamde 'cannot let
go' grens.
15 - 20 mA: Hevige pijn, loslaten onmogelijk.
> 20 mA: 1 à 2 sec uit te houden.
25 - 80 mA: Ondragelijke pijn, kans op bewusteloosheid, stijging bloeddruk en onregelmatige
hartslag.
» 50 mA: Na onderbreking van de stroomdoorgang kans op excitatie en/of fibrillatie;
sinusknoop herstelt de hartslag.
, > 100 mA: Fibrilleren, bij t > 0,3 s niet zelfherstellend na verbreking van de stroomdoorgang;
bewusteloosheid.
150 mA -2 A: Fibrilleren, bewusteloosheid en na enkele minuten de dood.
2A-6A: Aanhoudende samentrekking van de hartspier, verlamming, weefselbeschadiging.
10 A: Brandwonden, ademhalingsverlamming, stijfkramp.
Randaarde:
- Huisinstallatie.
- Zekering.
- Overbelasting en kortsluiting.
- Fase, nul en aarde.
- Aardlekschakelaar.
Huisinstallatie:
• Groepenkast.
• Hoofdschakelaar.
• Groepsschakelaar.
• Zekeringen.
• Aardelekschakelaar.
Zekering:
• Ook wel smeltzekering, smeltveiligheid of stop.
• Groepszekering 16 A. (Slaat uit als boven 16 A doorheen loopt, en valt alles uit,
beveiliging voor veiligheid). Deze is eerder dan hoofdschakelaar.
• Hoofdzekering 25 A. (Deze doet boven 25 A).
Overbelasting --- kortsluiting
Overbelasting en kortsluiting:
Overbelasting:
• P kookplaat = 2.0 kW.
• P afwasmachine = 2.2 kW.
• P = U * I (vermogen = spanning x de stroom).
I = P:U = 4200: 230 = 18A
Kortsluiting:
• Kapot isolatiemateriaal.
• Kleine weerstand.
• Stroomsterkte (I) heel groot.
• Kan zijn dat de 2 dingen tegen elkaar komen (in de draad) en stroom kiest altijd te
kortste weg, en gaat hij vaak terug en kom je boven de 16 A, omdat het ineens heel
hoog wordt.
Draden:
• Draden:
- Fasedraad (f) bruin (230V).
- Nuldraad (n) blauw. (deze loopt terug).
- Aarde geel/groen (randaarde).
- Schakeldraad zwart.