Pathologie = ziekteleer gaat over het ontstaan/de oorzaak(etiologie) en
verloop(pathogenese) van ziektes.
Etiologie: oorzaak van ziekte
In de etiologie spreek je over:
- infecties > door bacteriën, schimmels, virussen, parasieten
- trauma > verwonding > scherp, stomp, schaaf, botbreuk, verstuiking,
ruptuur, brandwonden. Er is sprake van hoog- of laag energetische trauma.
Hoog: flinke klap (auto ongeluk, hoge val, aanrijdingen)
Laag: rest van de ongelukken (gebroken pink, ongeluk met cikelzaag)
- degeneratie > meer celdood dan celaanmaak (artrose, botontkalking,
maculadegeneratie en neurodegeneratie)
- Aangeboren afwijkingen > genetisch(erfelijk/mutatie), vitaminetekort,
schade bij bevalling of medicijn- alcohol- of drugsgebruik
- Verworven afwijkingen > ziekten opgelopen gedurende het leven (roken,
straling, chemische stoffen)
- Iatrogene oorzaken > veroorzaken door medische handelingen
(bijwerkingen medicatie, onbedoelde effecten operatie, medische fouten)
- Idiopathisch/essentieel/cryptogeen > oorzaak onbekend (vb: essentiele
hypertensie), hieronder valt ook de hartaanval. de oorzaak van de
hartaanval is vaak onbekend, wel zijn er vaak risicofactoren voor het krijgen
van een hartinfarct (roken, genetische aanleg, ongezonde leefstijl)
Pathogenese: ziekteproces
- Ontsteking > door infectie of trauma. Er ontstaan rubor, calor, dolor, tumor
en functio laesa.
ontsteking wordt vaak aangeduid met -itis.
- Tumoren > abnormale celdeling > kan goedaardig (benigne) of
kwaadaardig (maligne) zijn. Goedaardig (benigne) eindigd in -oom,
kwaadaardig (maligne) eindigd in -carcinoom, -sarcoom, -lymfoom.
Lipoom is goedaardig, liposarcoom is kwaadaardig. uitzondering:
mesothelioom (kwaadaardig longtumor door asbest)
- Afweersysteem > allergie (pollen, huisstofmijt) en autoimmuunziekten
(eigen cellen aanvallen > reuma)
- Metabole ziekten > diabetes mellitus, verhoogd cholesterol
(hypercholesterolemie)
- Infarcten > door bloedstolsel krijgen weefsels geen bloedmeer > zoals hart-
en herseninfarct
- Genetische afwijkingen > kunnen leiden tot syndromen.
Verschillen in de pathologie:
Aangeboren vs. verworven
Acuut vs chronisch
Symptoom vs. syndroom
Stabiel vs. progressief
,Termen:
Exacerbatie: verergering van ziekte.
Recidief: terugkeren van ziekte, ziekte is bijna helemaal weg geweest.
Revalidatie: herstel > genezing > valide worden
Reconvalescentie: periode van herstel van ziekte.
Remissie: toestand pt verbeterd, ziekte verliest terrein, ziekte is nog niet genezen.
preventief: voordat er gebreken voorkomen
conservatief: behandeling zonder operatie
causaal: de oorzaak en gevolg kunnen causaal zijn > met elkaar te maken hebben
(van snoep(oorzaak) word je dik(gevolg)
symptomatisch: met betrekking tot ziekteverschijnselen
curatief: gericht op genezing / hetgeen bedoeld is te genezen
palliatief: gericht op het dragelijk houden (dus niet meer te genezen) > gericht op
pijn vaak
substitutie: vorm van omwisseling
Stagering: bepaling van de fase waarin een biologisch of ziekteproces zich
bevindt (classificatie)
Micro-organismen
Een infectie ontstaat door het binnendringen en vermenigvuldigen van
micro-organismen in het lichaam. De symptomen zijn afhankelijk van waar de
infectie zich bevindt, de uitgebreidheid van de infectie en het soort
micro-organisme.
Virus:
Een virus is de kleinste soort micro-organisme en zijn in staat alle levende
organismen aan te vallen. Een virus kan niet leven zonder gastheer (de mens bijv.)
en heeft geen eigen stofwisseling, hij heeft DNA met een eiwitmantel.. Hij dringt
het lichaam binnen en gebruikt de cellen in ons lichaam om zich te
vermeerderen. Tegen virussen helpen alleen antivirale middelen (vaccinatie).
Bacteriën:
Bacteriën zijn een stuk groter dan virussen. Het zijn 1-cellige micro-organismen.
Een bacterie leeft vrijwel overal en zijn vaak onschuldig. Een bacterie
vermenigvuldigd zich door te delen, als de omstandigheden (temp+voedsel) goed
zijn kan een bacterie zich elke 20min. delen. De bacterie heeft wél een
celmembraan en is levend, hij kan overleven zonder gastheer. In de darm zitten
veel onschuldige bacteriën, maar zodra je weerstand laag is kun je wel klachten
krijgen zoals diarree, verstopping of darmkrampen. Als een bacterie voor
problemen gaat zorgen kun je antibiotica gebruiken (werkt alleen tegen bacterie
en NIET tegen virus).
Virussen en bacteriën kunnen een ontsteking veroorzaken. Naast dat je last
krijgen van de ontstekingsfactoren, kun je last krijgen van moeheid, koorts en
,algehele malaise. Je kunt de verspreiding van virussen en bacteriën voorkomen
door vaak je handen te wassen, een papieren zakdoek te gebruiken en door
jodium of alcohol op wonden te gebruiken.
Parasieten:
Parasieten verdeelt men in drie groepen: protozoën, wormen en geleedpotigen.
● Protozoën zijn nog steeds microscopisch, maar in het algemeen groter
dan bacteriën en ze bezitten een sterker ontwikkelde celstructuur.
● Parasitaire wormen tasten op verschillende manieren het menselijk
darmkanaal aan en migreren in sommige gevallen naar andere organen
van het lichaam, waarbij ze grote cysten veroorzaken of zwelling van
ledematen zoals bij olifantsziekte. Tot deze groep behoren spoelwormen,
rondwormen, mijnwormen, platwormen, leverbot en lintwormen.
● Geleedpotigen zoals luizen, vlooien en mijten, infecteren of besmetten de
mens niet alleen. Sommige van hen fungeren ook als dragers van
micro-organismen, zoals de veroorzakers van vlektyfus en pest.
Schimmels:
Schimmels zijn waarschijnlijk de meest voorkomende organismen en bevinden
zich in vrijwel alle dier en plantensoorten en hun omgeving. Zeer weinig
schimmels infecteren het menselijk lichaam en als ze dat wel doen beperken ze
zich voornamelijk tot het oppervlak (huid, nagels, haar).
Wonden
Een wond is een verbreking van de natuurlijke samenhang van een of meer
weefsels. Bij een wond wordt vaak gedacht aan een gat in de huid dat van
buitenaf goed zichtbaar is. Een stomp trauma kan echter ook een wond
veroorzaken die van buiten niet zichtbaar is, zoals een milt- of leverruptuur.
Benamingen van weefselbeschadiging in het lichaam:
- Contusie > bloeduitstorting in weefsels en weke delen
- Dystorsie > beschadiging van gewrichtskapsel en/of banden
- Luxatie > uit de kom
- Blaar
Bij een open wond is er kans op infectiegevaar.
Verloop wond
- Acute wond (trauma)
De wondgenezing verloopt vaak zonder vertraging. Een gesloten wond,
bijvoorbeeld hematoom, ontstaat na een stomp trauma. Een open acute
wond kan door medisch handelen(iatrogeen) ontstaan. Bij een acute wond
zal de huid zich binnen enkele weken sluiten > schaafwond, snijwond,
neusbloeding, na een operatie.
, - Chronische wond (langer dan 3wk open)
De wondgenezing verloopt gestoord door aanwezigheid van;
- veneuze of arteriële insufficiëntie
- diabetes mellitus
- slechte voedingstoestand
- verminderde afweer
- infectie en kritische kolonisatie (overgang naar infectie). In dit geval
zijn er nog geen infectieverschijnselen, maar is er wel sprake van
vertraagde genezing, met als tekenen verhoogde exsudaatvorming,
verandering van kleur, pijn(dalor) en een abnormale geur.
vb chronische wond: diabetische voet, ulcus cruris(wond onderbeen)
en decubitus(constante drukplek).
Oorzaken van de wond
- Mechanisch > scherp of stomp trauma
- Thermisch > bevriezing of verbranding
- Chemisch > door chemische stoffen als zuren, lijkt op verbranding
- Oncologisch > door de tumor zelf of de behandeling
- Straling > röntgen, radioactief of uv-straling
- Elektrisch > door bliksem of ander elektrisch geladen voorwerpen
- Infectie > bijvoorbeeld door een furunkel (steenpuist)
- Circulatiestoornis > geen goede toe- en afvoer, vb bij ulcus cruris
- Diepte van de wond > de epidermis is aangetast tot en met de dermis, het
subcutane weefsel, de spieren of het bot
Soorten wonden
- Schaafwond (excoriatie)
Door schurende krachten op de huid. Er ontstaat pijn(prikkeling
zenuwuiteinden) en puntvormige bloedinkjes(beschadiging capillairen in
dermis). Een huidtransplantatie is een schaafwond. Hoe dunner de
schaafwond, des te sneller de genezing, des te minder littekens.
Behandeling: schoonmaken en hydrocolloïdverband.
- Snijwond
Heeft vaak gladde en gave wondranden. Er treedt (veel)bloedverlies op,
omdat er vaak bloedvaten worden geraakt. De wondgenezing is gunstig,
mits de wond niet te diep is. Een chirurgische wond is een snijwond. Er
moet bij een snijwond altijd worden gecontroleerd op diepte, beschadiging
onderliggende structuren(zenuwen, pezen), de sensibiliteit en motoriek. Bij
thorax of abdomen trauma moet aanvullend onderzoek worden gedaan
naar letsel van de inwendige organen.
- Scheurwond
Heeft rafelige wondranden. Er treedt relatief weinig bloedverlies op, omdat
bloedvaten zich terugtrekken in diepere weefsel. Soms de aanwezigheid