Samenvatting K1
Bestuursrecht handhaving
Week 1
Drie instanties opnoemen die zich bezighouden met bestuursrechtelijke toezicht en
handhaving;
- Ministerie SZW
- Onderwijsinspectie
- Nederlandse voedsel- en warenautoriteit
Opnoemen welke bevoegdheden de toezichthouder heeft op grond van de Awb;
De bevoegdheden van de toezichthouder staan in art. 5:15-5:19 Awb. De toezichthouder is
(o.a.) bevoegd:
- Met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met
uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner [art. 5:15 Awb].
- Inlichtingen te vorderen [art. 5:16 Awb].
- Van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van
de Wet op de identificatieplicht [art. 5:16a Awb].
- Inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, en van de gegevens en
bescheiden kopieën te maken [art. 5:17 Awb].
- Zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.
Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen [art. 5:18 Awb].
- Vervoersmiddelen te onderzoeken met betrekking waartoe hij een toezichthoudende
taak heeft [art. 5:19 Awb].
Week 2
Aangeven hoe de grondrechten zich verhouden tot handhavingssancties;
De burgemeester mag voldoende grondwettelijk beschermde grondrechten beperken.
Omschrijven wat spoedeisende bestuursdwang inhoudt;
Spoedeisende bestuursdwang: artikel 5:31 Awb. In spoedeisende gevallen mag een
bevoegd bestuursorgaan besluiten om een last onder bestuursdwang op te leggen, zonder
voorafgaande last.
Opsommen welke handhavingssancties er in de Awb zijn opgenomen;
Soorten sancties (art. 5:2 lid 1 Awb):
- Herstelsancties → doel: gericht op herstel van de legale situatie
Last onder bestuursdwang
Last onder dwangsom
- Bestraffende (punitieve) sanctie → doel: leedtoevoeging/straf
Bestuurlijke boete
- Intrekking begunstigende beschikking als sanctie (soms herstelsanctie, soms
bestraffende sanctie)
Last onder bestuursdwang (art. 5:21 Awb)
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. Een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. De bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten
uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
,Bevoegdheid moet in de wet staan → legaliteitsbeginsel (art. 5:4 Awb)
Last onder dwangsom (art. 5:31d Awb)
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. Een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. De verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt
uitgevoerd.
Bevoegdheid moet in de wet staan → legaliteitsbeginsel (art. 5:4 Awb)
Of:
Als de bevoegdheid bestaat tot het opleggen van bestuursdwang, dan is het bestuursorgaan
ook bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen (art. 5:32 Awb)
Bestuurlijke boete (art. 5:40 Awb)
Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een
onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.
- Onvoorwaardelijk → je moet betalen!
- Bevoegdheid om boete te mogen opleggen staat in bijzondere wetgeving
- Geen boete als overtreder niets kan worden verweten (art. 5:41 Awb)
- Geen boete als overtreder voor dezelfde gedraging eerder al een bestuurlijke boete is
opgelegd (art. 5:43 Awb) of strafrechtelijk is vervolgd (art. 5:44 Awb, una via-beginsel)
- Procedure: art. 5:53 Awb
Lichte procedure bij boete < €340,-
Zware procedure (meer waarborgen) bij boete van €340,- of meer
- Vervaltermijn: 3 jaar of 5 jaar na overtreding (art. 5:45 Awb)
- Hoogte van de boete: zie art. 5:46 Awb (ernst, verwijtbaarheid, omstandigheden)
Intrekking begunstigende beschikking
- Niet geregeld in de Awb
(H5 Awb dus alleen van toepassing als dat in bijzondere wet is aangegeven)
- Intrekking kan als sanctie (reactie op overtreding), maar alleen als dat in de wet staat
(tenzij sprake is van fraude)
- Blijvende intrekking = herstelsanctie
- Tijdelijke intrekking = bestraffende sanctie
- Intrekking kan ook als de beschikking foutief was of omdat sprake is van nieuwe feiten
en omstandigheden → dit is geen sanctie.
Aangeven of een handhavingsbeschikking voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5 Awb.
Wat moet er in de handhavingsbeschikking zijn opgenomen?
1. Het overtreden voorschrift → Het overtreden voorschrift moet geconstateerd zijn en
vastgelegd zijn [art. 5:4 lid 2 en 5:9 Awb].
2. De maatregel → De beschikking bevat herstelmaatregelen [bestuursdwang > art.
5:24 lid 1 Awb of dwangsom > art. 5:32a lid 1 Awb].
3. Begunstigingstermijn → De overtreder krijgt tijd om eerst zelf maatregelen te treffen
[bestuursdwang > art. 5:24 lid 2 Awb, dwangsom > art. 5:32a lid 2 Awb].
4. Bij dwangsom: bedrag → Alleen bij dwangsom: de wijze & de hoogte aangeven [art.
5:32b Awb].
→ Neem je de maatregelen die vereist zijn, dan is er niks aan de hand en hoef je de
dwangsom niet te betalen. Is dus géén bestuurlijke boete!
,Week 3
Aangeven wat de wettelijke grondslag is van het opleggen van een bestuursrechtelijke
sanctie op grond van de Alcoholwet;
Op grond van de Alcoholwet kunnen er verschillende bestuursrechtelijke sancties opgelegd
worden:
- Intrekking van de vergunning → art. 31 Alcoholwet
- Schorsing van de vergunning → art. 32 Alcoholwet
- Ontzegging → art. 36 Alcoholwet
- Three strikes out & bestuursdwang → art. 44 Alcoholwet
- Bestuurlijke boete → art. 44a Alcoholwet
In een casus aangeven of en hoe het onmiskenbaarheidsvereiste een rol speelt;
Onmiskenbaarheidsvereiste = [art. 20 lid 2 sub b Alcoholwet] ‘de vaststelling, bedoeld in het
eerste lid blijft achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de vereiste
leeftijd heeft bereikt.
Week 4
Aangeven welke a.b.b.b. een rol spelen in het kader van handhaving;
Materiële beginselen:
- Legaliteitsbeginsel → zonder grondslag in de wet geen bevoegdheid.
- Fair-play beginsel(art. 2:4 Awb) → verbod op vooringenomenheid.
- Vertrouwensbeginsel → wanneer er op goede gronden van uit mag worden gegaan dat
de waarheid gesproken wordt, heeft diegene daar ook recht op.
- Détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb) → de bevoegdheid van het bestuursorgaan mag
alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor die bevoegdheid is verleend.
Formele beginselen:
- Motiveringsbeginsel (art. 3:46 Awb) → een besluit moet een deugdelijke motivering
hebben.
- Rechtzekerheidsbeginsel → besluiten moeten zo geformuleerd worden dat de burger
precies weet waar hij/zij aan toe is en wat er van hem/haar wordt verlangd. De geldende
rechtsregels moeten juist en consequent toegepast worden.
- Plicht tot belangenafweging (art. 3:4 lid 1 Awb) → het bestuursorgaan weegt de
rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af.
- Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb) → voordat het bestuursorgaan een besluit neemt,
moet zij voldoende kennis hebben genomen omtrent de relevante feiten en de af te
wegen belangen.
Aangeven welke toezichthoudende instantie in het kader van de Wav handhavend mag
optreden; en aan welke wet deze toezichthoudende instantie haar bevoegdheid ontleent;
Op grond van artikel 14 Wav zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij
of krachtens de Wav de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
De ambtenaren van de Inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid zijn bevoegd op grond van artikel 1.1 lid 1 Aanwijzingsregeling
toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van
SZW wetgeving.
Opsommen welke handhavingssancties er in de Wav zijn opgenomen;
- Intrekken (tewerkstellings)vergunning [art. 12, 12a, 12b Wav]
- Opleggen bestuurlijke boete [art. 19a Wav]
, Aangeven welk bestuursorgaan bevoegd is om in het kader van de Wav een sanctie op te
leggen;
Op grond van art. 19a lid 1 Wav is een door Onze Minister aangewezen ressorterende
ambtenaar bevoegd om een sanctie (bestuurlijke boete) op te leggen.
Benoemen wat de wettelijke grondslag is voor de bevoegdheid om een boete op te leggen;
Het hoofd van de afdeling Boete, Dwangsom en Inning van de directie Analyse
Programmering en Strategie van de Inspectie SZW en de door het hoofd aangewezen,
onder hem ressorterende plaatsvervangers, worden aangewezen als de ambtenaar, bedoeld
in artikel 19a, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen.
Week 5
Aan te geven welke algemene bevoegdheden de burgemeester heeft in het kader van het
openbareorderecht;
Wat is een noodbevel (art. 175 lid 1 Gemw)? → Een concrete beslissing gericht op een
enkele of precies omschreven bepaalde groep personen. Het gaat veelal om een
beschikking of een bundel beschikkingen. Het zijn vaak bevelen met een eenmalige en
onmiddellijke werking met een korte termijn.
Wat is een noodverordening (art. 176 Gemw)? → Een algemeen verbindend voorschrift
gericht op een abstracte groep personen. Aangezien de bepalingen in beginsel voor
iedereen kunnen gelden, is een noodverordening ook te handhaven als het gedurende lange
tijd voor grotere groepen personen geldt. De burgemeester kan bijvoorbeeld een
noodverordening gebruiken als hij een deel van de gemeente voor iedereen wil afsluiten.
Wanneer worden maatregelen ingezet? Bijvoorbeeld bij demonstraties of ontploffingen.
Wat kenmerkt deze situaties? Het gaat vooral om situaties waarbinnen een deel van de
gemeente bijzondere voorschriften nodig zijn om de bewegingen van groepen personen te
sturen. In art. 175 lid 1 Gemw staat: ‘In geval van oproerige beweging, van andere ernstige
wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan…’.
De burgemeester mag voldoende grondwettelijk beschermde grondrechten beperken.
De lichte bevelsbevoegdheid (art. 172 lid 3 Gemw)
Voorwaarden:
Onmiddellijkheidsvereiste → het bevel dient ertoe te strekken dat per direct een eind
wordt gemaakt aan een acute en concrete openbare ordeverstoring of de ernstige
dreiging dat die zal plaatsvinden.
Verstoring van de openbare orde of de vrees daarvoor → ernstige vrees moet
voldoende en concreet worden aangetoond.
Subsidiariteit → het bevel kan alleen worden toegepast als er geen minder
ingrijpend middel voorhanden is. Als er iets geregeld is in de APV, dan moet je
gebruik maken van de APV.
Proportionaliteit → het bevel mag niet onevenredig zijn aan het daarmee te bereiken
doel.
Het openbare orderecht gaat tot aan de voordeur van een burger, tenzij het handelen het
gemeenschapsleven verstoort.
In een casus aan te geven welke sanctie of maatregel in het kader van de handhaving van
de openbare orde kan worden ingezet.