Bloedproef II
Onrechtmatig dwangmiddel.
Art. 56 Sv.
Feiten:
Een man heeft een botsing veroorzaakt terwijl hij onder invloed was van het gebruik van alcoholische
drank en was geacht het motorvoertuig te besturen. Om aan te tonen dat er een hoeveelheid alcohol in
zijn bloed aanwezig was, is bloed afgenomen.
Rechtsvraag:
Is het verkregen bewijs dat bestaat uit het afgenomen bloed op rechtmatige wijze verkregen of kan
bloedonderzoek zonder toestemming van de verdachte niet gelden als rechtmatig bewijs?
(Inbreuk op lichamelijke integriteit.)
Overweging:
RB achtte deze man schuldig aan het veroorzaken van een ongeluk terwijl onder invloed van alcohol
was. Als bewijsmiddel werd een bloedonderzoek aangevoerd waaruit bleek dat de hoeveelheid alcohol
in het bloed ten tijde van de botsing veel te hoog was.
Het Hof heeft het vonnis van de RB vernietigd, omdat het bloedonderzoek zonder toestemming van de
verdachte is verricht. Het Hof oordeelde wel dat de man schuldig was aan het veroorzaken van een
botsing, terwijl hij onder invloed was van alcohol.
De Procureur-Generaal stelt in het belang der wet cassatie in tegen het arrest van het Hof. Hij stelt in
het middel dat het Hof het vonnis van de RB enkel heeft vernietigd op grond van het onderzoek van het
afgenomen bloed.
PG concludeert tot vernietiging van het arrest van het Hof. Hij stelt dat het niet altijd onrechtmatig is als
een bloedonderzoek onvrijwillig is afgenomen, zolang het maar niet in strijd is met de zeden. HR stelt
eerst de vraag of een bloedonderzoek onder de term “onderzoek aan het lichaam” zoals genoemd in art.
56 Sv moet vallen. Ze concludeert vervolgens dat de wetgever niet heeft bedoeld onderzoeken in het
lichaam daar ook onder vallen. Dit blijkt ook uit de MvT. Het WvSr heeft een gematigd accusatoir
karakter en het zou slechts met toestemming van de verdachte kunnen dat OvJ en politie hem
onderwerpen aan onderzoeken in zijn lichaam, waar ook een bloedonderzoek onder valt. Er was niets in
de wet geregeld dat onderzoek gedwongen mocht worden, wel bepaalde gevallen. (Gematigd accusatoir
karakter: dus weldegelijk rekeninghouden met grondrechten van verdachte.)
Rechtsregel:
Zolang de in de wet niet is geregeld dat een bloedproef zonder toestemming kan worden afgenomen
kan het niet gelden als wettelijk bewijsmiddel. Dus slechts mogelijk met toestemming van verdachte.
,Braak bij binnentreden
Beginselen goede procesorde.
Art.
Feiten:
Er werd zonder vergunning een radiozender uitgezonden. (Illegaal, piraterij.)
Een politieambtenaar is zonder toestemming van de bewoner een woning binnengetreden door een van
de ruiten van de tuindeur in te drukken. De vraag die hier relevant is betreft of het binnentreden in strijd
is met de beginselen van een goede procesorde. Hij had wel de machtiging om binnentreden, echter had
hij (gezien de omstandigheden, hij kon niet snel vluchten met al dat radioapparatuur) ook eerst gewoon
aan kunnen bellen. (Misbruik van bevoegdheid.)
Rechtsvraag:
Is het binnentreden als rechtmatig te beschouwen, indien de opsporingsambtenaar hiertoe een ruit van
de tuindeur heeft ingedrukt zonder toestemming van de bewoner?
Overweging:
RB en Hof vinden het onrechtmatig. HR is het ermee eens:
Een opsporingsambtenaar, ook indien hij een bij de wet bepaald geval en voorzien van een bijzondere of
algemene last van een door de wet aangewezen macht bevoegd is om tegen de wil van de bewoner een
woning binnen te treden en bij de uitoefening van die bevoegdheid de vormen in acht neemt door de
wet daaraan verbonden, niet onder alle omstandigheden gerechtigd is, zich de toegang tot die woning
te verschaffen dmv inbraak.
Rekening gehouden moet worden met de beginselen van een goede procesorde indien het belang van
het onderzoek een inbreuk op het recht van huisvrede noodzakelijk maakt, de opsporingsambtenaar is
er zorg voor te dragen dat die inbreuk niet groter is dan wordt gerechtvaardigd door de
omstandigheden (proportionaliteit).
Rechtsregel:
Een opsporingsambtenaar moet zich te allen tijde houden aan de beginselen van een goede
procesorde. Ook indien een ambtenaar bevoegd is om een woning te betreden, is hij niet onder alle
omstandigheden bevoegd om zich toegang te verschaffen door braak. De beslissing om een woning
binnen te treden tegen de wil van de bewoner kent een wetmatigheidstoets en een
rechtmatigheidstoets. Rekening dient gehouden te worden met de proportionaliteitseis (redelijke
verhouding tussen zwaarte van dwangmiddel en beoogde doel daarvan, waarbij ernst van verdenking
een rol speelt) en subsidiairiteitseis (indien inzet van dwangmiddelen in voorfase van strafproces
noodzakelijk wordt geacht, als uitgangspunt geldt dat het voor de verdachte minst ingrijpende middel
wordt toegepast dat volstaat om het beoogde doel te bereiken).
, Stille SMS:
Wettelijke grondslag dwangmiddelen.
Art. 3 Pw (en artt. 141, 142 Sv).
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2014:1563
Feiten:
Verdachte wordt vervolgd wegens “het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine”. In de
hoop zo’n laboratorium op te sporen is tijdens het opsporingsonderzoek tegen verdachte gebruik
gemaakt van de “stille sms”: verspreid over vijf dagen gedurende een tijdspanne van tussen zes en
twaalf uur, is elk half uur een stil – niet zichtbaar – sms’je naar de telefoon van de verdachte verzonden.
In totaal zijn er 91 sms’jes verzonden. Met bijzondere software kon op deze manier globaal de locatie
van de verdachte worden vastgesteld. Uiteindelijk is het laboratorium ook daadwerkelijk gevonden. De
verdediging stelde dat het gebruik van niet wettelijk geregeld dwangmiddel, de stille sms, een inbreuk
op privacy van verdachte had opgeleverd. Dit zou moeten leiden tot uitsluiting van bewijsmateriaal dat
hiermee was verzameld.
Rechtsvraag:
Kan de inzet van de stille sms gebaseerd worden op de algemene opsporingsbevoegdheid van de
politiewet, of is daarvoor een specifieke wettelijke grondslag nodig?
Overweging:
Hof: de stille sms valt niet onder een specifiek in de wet geregelde opsporingsbevoegdheid. Op grond
van art. 3 Pw en artt. 141, 142 Sv heeft de politie de bevoegdheid om van een niet specifiek in de wet
geregelde opsporingsbevoegdheid gebruik te maken, indien:
- Het een beperkte inbreuk maakt op grondrechten van burgers
- Niet zeer risicovol is voor integriteit en beheersbaarheid van opsporing
Deze opsporingsmethode kan tevens onrechtmatig zijn jegens verdachte indien zij ivm duur, intensiteit,
frequentie ervan geschikt is om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten
van het persoonlijke leven van de betrokkene.
Volgens het hof is er in casu sprake van een beperkte inbreuk. Bovendien oordeelde het hof dat de stille
sms geen bijzondere risico’s oproept voor integriteit en beheersbaarheid van opsporing. Deze
opsporingsmethode vergt dus geen bijzondere wettelijke grondslag.
Zesde cassatiemiddel behelst de klacht dat het hof ontoereikend gemotiveerd heeft dat er slechts een
beperkte inbreuk op privacy is. Zevende cassatiemiddel behelst de klacht dat het hof ontoereikend
gemotiveerd heeft dat er geen bijzondere risico’s opgeroepen worden.
AG concludeert tot verwerping van beroep. HR is het eens met het hof, en verwerpt het beroep.