Vorm en functie
Vorm & Functie AB_1162 Gezondheid & Leven
Deeltoets 1: spijsvertering en cardiovasculair
Deeltoets 2: zenuwstelsel en pathologie
Uitgebreide aantekeningen + Aanvullingen uit het boek
1
, Vorm en functie
Vorm en Functie hoorcolleges
Tentamenstof deel 1 en 2
➔ Deel 1: spijsvertering en cardiovasculair
➔ Deel 2: zenuwstelsel en pathologie
De volgende delen uit Fundamentals of Anatomy and Physiology (Martini, 11th global
edition) en uit Instant Notes in Neuroscience (Longstaff, 2nd edition, in deze syllabus)
Introductie • Martini Hst 21, 21-1
• Martini Hst 1, 1-2 t/m 1-3 Neuronale communicatie
• Martini Hst 1, 1-7 • Martini Hst 12, 12-4 t/m 12-5
Algemene histologie • Martini Hst 13, 13-5
• Martini Hst 4, 4-1 t/m 4-6 Neuroanatomie
• Martini Hst 4, 4-9 t/m 4-10 • Martini Hst 14, 14-1 t/m 14-9
• Martini Hst 10, 10-1 t/m 10-4 Histologie van het zenuwstelsel
• Martini Hst 10, 10-9 t/m 10-10 • Martini Hst 12, 12-1 t/m 12-3 (tot Neural
Anatomie van het spijsverteringssysteem Responses to Injuries)
• Martini Hst 24, 24-2 (tot The Teeth) Synaptische transmissie
• Martini Hst 24, 24-3 (tot The Esophagus) • Martini Hst 12, 12-6 t/m 12-8
• Martini Hst 24, 24-4 (tot Histology of the Sensorische systemen
Stomach) • Martini Hst 15, 15-2
• Martini Hst 24, 24-5 The Pancreas (tot • Martini Hst 17, 17-3 (vanaf The Inner Layer:
Histology of the Pancreas) The Retina tot The Chambers of the
• Martini Hst 24, 24-5 The Liver (tot Eye)
Physiology of the Liver) • Martini Hst 17, 17-5 (m.u.v. Photoreception,
• Martini Hst 24, 24-5 The Gallbladder (tot Figure 17-16 en Figure 17-17)
Physiology of the Gallbladder) Leren en geheugen (van Kesteren)
• Martini Hst 24, 24-6 (tot Histology of the • Longstaff Hst O1 (Types of Learning)
Small Intestine) • Longstaff Hst O2 (Physiological Psychology
• Martini Hst 24, 24-7 (tot Histology of the of Memory), p.392 t/m 395 (tot Cognitive
Large Intestine) Map Hypothesis); p.396 t/m 398
Histologie van spijsverteringssysteem (Diencephalon; tot Memory Modulation)
• Martini Hst 24, 24-1 (tot Motility of the • Longstaff Hst O3 (Cell Physiology of
Digestive Tract) Learning; tot The Marr-Albers-Ito Model)
• Martini Hst 24, 24-3 (vanaf The Esophagus) Neuronale ontwikkeling
• Martini Hst 24, Figuur 24-21 • Longstaff Hst N1 t/m N5 (alleen de Key
Anatomie van hart en bloedvaten Notes)
• Martini Hst 20, 20-1 Veroudering van het brein
• Martini Hst 20, Figuur 20-10 • Martini Hst 16, 16-10
• Martini Hst 20, Figuur 20-18 • Longstaff Hst P5 (Parkinson’s disease)
• Martini Hst 21, 21-5 t/m 21/8 • Longstaff Hst P6 (Alzheimer’s disease)
Histologie van hart en bloedvaten
2
, Vorm en functie
Inhoud
Itemlijst anatomie Tractus digestivus...................................................................................................... 4
Hoorcollege anatomie spijsvertering ...................................................................................................... 7
Hoorcollege embryologie spijsverteringssysteem ................................................................................ 21
Hoorcollege histologie grondweefsels en spijsverteringssysteem ....................................................... 31
Itemlijst Cardiovasculaire Systeem ....................................................................................................... 36
Hoorcollege anatomie cardiovasculaire systeem.................................................................................. 39
Hoorcollege Bloedvaten ........................................................................................................................ 50
Hoorcollege embryologie en cardiovasculair systeem .......................................................................... 69
Hoorcollege histologie cardiovasculair systeem ................................................................................... 84
Itemlijst anatomie zenuwstelsel-hersenen ........................................................................................... 93
Hoorcollege neuronale communicatie .................................................................................................. 96
Hoorcollege snelle synaptische neurotransmissie .............................................................................. 104
Hoorcollege trage synaptische transmissie ......................................................................................... 115
Hoorcollege anatomie zenuwstelsel ................................................................................................... 122
Hoorcollege histologie zenuwstelsel ................................................................................................... 149
Hoorcollege sensorische systemen ..................................................................................................... 154
Hoorcollege leren en geheugen .......................................................................................................... 161
Hoorcollege neurale ontwikkeling ...................................................................................................... 166
Hoorcollege neurodegeneratieve ziektes ........................................................................................... 172
3
, Vorm en functie
Itemlijst anatomie Tractus digestivus
➔ Dexter = rechts
➔ Sinister = links
Onderdelen slikken:
- Cavum oris = mondholte
- Lingua = tong
- Palatum = gehemelte
- Fauces = keelgat
- Uvula = huig
- Epiglottus = strottenklepje
- Trachea = luchtpijp
- Larynx = strottenhoofd
- Glottis = strot
Speekselklieren en afvoergangen:
- glandula parotidea = boven de kaak, net onder het oor
- glandula submandibularis = in de onderkaak
- glandula sublingualis = onder de tong
Pharynx (keel)
- nasopharynx = neus keel
- oropharynx = mondholte keel
- laryngopharynx = strottenhoofd keel
Oesophagus (slokdarm)
- hiatus oesophageus = opening in het diafragma
- anti-reflux mechanismen = sphincters, hoek van His, diafragma
Gaster (maag)
- cardia = toegang vanuit de oesophagus
- fundus = bovenkant maag
- corpus = lichaam maag
- antrum pyloricum = vast aan het corpus
- canalis pyloricus = het kanaal tussen de gaster en het duodenum
- sphincter pyloricus = de spier die de afgifte reguleert en aanstuurt.
- curvatura major = de curves aan de buitenkant/grote kant van de maag. Voor het vermalen
van voedsel.
- curvatura minor = de curves aan de binnenkant/kleine kant van de maag. Hierdoor kan
speeksel snel weg.
vascularisatie van de maag
➔ aa. gastrica dextra/sinistra
➔ aa. gastroepiploica (gastroomentalis) dextra/sinistra
Duodenum (12-vingerige darm)
- pars superior
- pars descendens
- pars horizontalis
- pars ascendens
- flexura duodenojejunalis = de opening tussen het duodenum en het jejunum.
4
, Vorm en functie
- papil van Vater (papilla duodeni major) = de opening in het duodenum waar de galgang en
de alvleeskliersappen op uit komen.
- sphincter van Oddi (hepatopancreatic sphincter) = De sphincter om de alvleesklier- en
galgang. Die de afgifte naar het duodenum kan reguleren.
Pancreas (alvleesklier)
- caput (head)
- corpus (body)
- cauda (tail)
- ductus pancreaticus = alvleeskliergang die uitmondt in de papil van Vater.
- ductus choledochus (common bile duct) = de galgang die uitmondt in de papil van Vater.
Hepar (lever)
- lobus dexter = rechter lob
- lobus sinister = linker lob
- lobus quadratus = inferiore lob
- lobus caudatus = superiore lob
- area nuda = het deel boven aan de lever zonder peritoneum
- porta hepatis = de hele streng waarin de galgangen liggen, de aderen en de slagader:
vena portae
ductus hepaticus communis: deel van de galgang
a. hepatica propria
Galblaas (vesica biliaris)
- ductus cysticus = galgang die leidt naar de ductus
hepaticus
Galwegen
- ductus hepaticus dexter en sinister
- ductus hepaticus communis
- ductus cysticus
- ductus choledochus (common bile duct)
- papil van Vater
Dunne darm
- duodenum: deel van de dunne darm dat neutraliseert en voedingsstoffen opneemt.
- jejunum: nuchtere darm
- ileum: verlening jejunum maar met minder rugae.
Dikke darm
- caecum = blinde darm → “blinde darm ontsteking” zit in de appendix van het ceacum
- colon
- rectum
Caecum
- valva ileocaecalis (klep van Bauhin) = tussen het ileum en de dikke darm
- appendix vermiformis (wormvormig aanhangsel)
Colon
- colon ascendens
- colon transversum
- colon descendens
5
, Vorm en functie
- colon sigmoideum
- taeniae coli = drie longitudinale smooth muscles, die als het ware door het midden van de
darm lopen (roze gedeelte in het figuur)
- haustra coli = de plooien die om de taeniae gevormd worden.
- appendices epiploicae (omentales) = vetschort aan het colon, tot aan het rectum.
Rectum
- canalis analis
- anus
- m. sphincter ani internus en externus (sluitspieren)
Vascularisatie van de verschillende delen van darm
- truncus coeliacus
- a. mesenterica superior
- a. mesenterica inferior
Peritoneum (buikvlies) en mesenterium
- intraperitoneal = ligt in het peritoneum vlies
- retroperitoneaal (primair en secundair) = ligt achter het peritoneum. Kan achter het
peritoneum gegroeid zijn, maar kan ook tegen de wand aan zijn gekomen waardoor het secundair is.
- peritoneum viscerale = ligt om de organen heen
- peritoneum parietale = ligt in de buikwand
- mesenterium (mesentery proper) = ligt in het peritoneum intraperitoneaal, kan je zomaar
vastpakken. Dit is een dubbelgevouwen blad van peritoneum. Hierin liggen bloedvaten, zenuwen en
lymfevaten.
➔ Radix mesenterii = aanhechting mesenterium aan de dorsale buikwand. = mesenterium van
de dunne darm.
➔ mesocolon = mesenterium van het colon
➔ mesoappendix = mesenterium appendix
➔ mesocolon transversum = mesenterium colon transversum
➔ mesocolon sigmoideum = mesenterium colon sigmoideum
- omentum majus = vierdubbele laag mesenterium tussen de maag en de achterwand
- omentum minus = dubbele laag mesenterium tussen de maag en de lever.
➔ ligamentum hepatoduodenale = ligament tussen de lever en het duodenum
- bursa omentalis = de holte achter de maag als het omentum minus wordt opengemaakt.
6
, Vorm en functie
- foramen omentale (epiploicum of Winslow) = opening tussen het duodenum en de lever,
waardoor je bij de bursa omentalis komt.
- ligamentum falciforme = tussen de lever en de buikwand/het diafragma, en dit loopt door
naar de voorkant.
➔ ligamentum teres hepatis (round ligament) = ligt in het ligamentum falciforme en is een
overblijfsel uit de embryologie.
College anatomie spijsvertering
Chapter 24, 2,3,4,5,6,7
- Mondholte, tanden, tong, speekselklieren
- Pharynx
- Esophaus
- Maag: dikke spier, met zure inhoud
- Dunne darm: duodenum, neutraliseren en het toevoegen van verteringssappen.
- Jejunum, ileum, cecum met appendix.
- Dikke darm: colon, rectum, anale kanaal.
Spijsverteringskanaal:
- Ingestie
- Mechanische vermaling
- Digestie = kleiner maken voedsel, afbreken stoffen
- Secretie = enzymen, buffers, water, zouten → door epitheellaag van de digestive maar ook
door de glandulaire organen.
- Absorptie = opnemen water, vitaminen, eiwitten door het epitheel.
- Excretie = afvoeren waste, defecation = feces.
Mondholte:
Mondholte = cavum oris
Keel = pharynx
Tong = lingua
Gehemelte = palatum
7
, Vorm en functie
Keelgat = fauces
Huig = uvula
Speekselklieren en afvoergangen:
- Glandula parotidea = boven de kaak,
net voor het oor
- Glandula submandibularis = in de
onderkaak
- Glandula sublingualis = onder de tong
Tong
- Geeft mechanische kracht op het
voedsel
- Manipuleert voedsel de goede kant op
- Geeft een sensorische analyse
- Scheidt enzymen uit.
➔ Pharyngeaal en linguaal deel.
Pharynx:
- Deel van de neuskeel = nasopharynx
- Deel van de mondholte = Oropharynx
- Deel van het strottenhoofd = Laryngopharynx
➔ Stratified squamous epitheel.
Slikken
- Soft palate is ontspannen
- Strottenklep kan de luchtpijp afsluiten = epiglottus
- Supra en infrahyoidale spieren kunnen het apparaat
omhoog brengen en naar beneden laten zakken.
8
, Vorm en functie
- Willekeurig oproepen van slikbeweging
- Reflectoir afsluiting van de luchtwegen (optillen van strottenhoofd, aanspannen en optillen
van huig, palatum molle (zachte gehemelte), sluiting glottis).
- Reflectoir transport van voedsel via keel en slokdarm.
Peristaltiek
- Circulaire spierlaag: kan de buis dichtknijpen
- Longitudinale spierlaag: kan de buis verkorten en verlengen.
Oesophagus
Loopt achter de luchtpijp langs, ligt achter de
luchtpijp en voor de wervelkolom. Uiteindelijk loopt
die voor de aorta langs het diafragma.
- De versmalling naar de maag is nodig om de
maag af te schermen. = hoek van His, deze
wordt kleiner en kleiner als de maag vol
komt. Zo schermt de maag zichzelf af. De
slokdarm ligt door het diafragma heen, als
deze samentrekt vernauwd de oesophagus
dus nog meer.
Anti-reflux: zorgt ervoor dat de maag afgeschermd
kan worden.
- Lower esophageal sphincter = les, dit is een spier die
zorgt voor beperkte afvoer.
- Diafragma
- Hoek van his
9
, Vorm en functie
Maag = gaster
- Cardia = toegang vanuit de oesophagus. Hierin zitten buffers die het zuur uit de maag kunnen
neutraliseren, mocht er iets ontsnappen.
- Fundus = bovenkant, fundering. Zit tegen het diafragma aan als de maag vol is en connect
met het interior van de maag.
- Corpus = tussen de fundus en de J aan het einde van de maag.
- Antrum pyloricum = afvoerkanaal = sphicter, zorgt voor kleine afvoer vanuit de maag naar
het duodenum.
➔ Antrum pyloricum: vast aan het corpus
➔ Pyloricum canal: komt uit in het duodenum
➔ Pyloricum sphincter: de spier die de afgifte controleert en reguleert.
- Curvatura major = buitenzijde
- Curvatura minor = binnenzijde
De oppervlakte van de maag vergroot als het vol zit. De rugea zijn tijdelijke kreukels in de maag die
het lumen vergroten.
Functies gaster:
- Slaat op
- Maakt stuk, breekt voedsel af tot opneembare delen
- Disrupting door enzymen = digestie
- Intrisic factor voor opname vitamine B12, in de dunne darm.
➔ Door een maagverkleining neemt deze factor af, en krijg je b12 te kort.
Maag heeft maagplooien = rugea.
Minor = veel kleiner, aan de binnenkant een groot deel voor speeksel
Major = veel groter, echt voor kleiner maken voedsel.
10