Hoofdstuk 1 (Nederland van 1848 tot 1914)
1.1 (de Nederlandse staatsinrichting nu)
Nederland is nu een monarchie, een democratie en een rechtsstaat. Nederland is nu een monarchie.
Dat betekent monarch (een erfelijke vorst) staatshoofd is. De Nederlandse monarch heeft de titel
koning dus Nederland is ook een koninkrijk.
De meeste landen hebben geen erfelijk staatshoofd; zij zijn een republiek en hebben een president
als staatshoofd.
De koning in Nederland heerst niet meer alleen, want Nederland is een democratie. Letterlijk
betekend democratie: heerschappij van het volk. Het land wordt bestuurd door de regering en de
regering is weer afhankelijk van het parlement dat door het volk is gekozen.
Het parlement bestaat uit de eerste en tweede kamer. Omdat de regering zonder steun van het
parlment niet kan regeren, is Nederland een parlementaire democratie.
Landen met een alleenheerser worden een dictatuur genoemd.
Nederland is een constitutionele monarchie; een monarchie met een grondwet (constitutie)
In de gronwet staat hoe het land geregeerd moet worden en wat de belangrijkste rechten van de
burgers zijn (ook wel grondrechten)
Omdat iedereen, burgers en overheid, zich aan de wet moet houden is nederland een rechtsstaat.
Er is onafhankelijke rechtsspraak. De rechterlijke macht (macht van de rechters) is gescheiden
van de wetgevende macht (de macht om wetten te maken) en de uitvoerende macht (de
regeringsmacht)
Deze machtsscheiding is een belangrijk principe van de democratische rechtsstaat.
De regering= het kabinet plus de koning.
Het kabinet = ministers en staatssecretarissen (ook wel onderministers)
de regeringsleider is de minister-president, ook wel de premier genoemd.
Het Nederlandse parlement heet de Staten-Generaal, en bestaat uit de eerste en tweede kamer. Het
parlement controleert de regering en maakt samen met de regering wetten.
Meestal maakt een minister een wetsvoorstel.
De tweede kamer mag deze wetsvoorstellen wijzigen (recht van amendement) en ook zelf
wetsvoorstellen indienen (recht van initiatief)
De eerste kamer heeft deze wetgevende bevoegdheden niet.
Allebei de kamers kunnen uitgaven van de regering verbieden (Recht van budget) ook hebben ze
dezelfde controlerende bevoegdheden.
, Ze kunnen ministers van staatssecrestarissen laten komen om uitleg te geven over wat ze hebben
gedaan en van plan zijn. (recht van interpellatie) Verder kunnen ze uitgebreid onderzoek doen
(recht van enquete)
De leider van de grootste partij wordt meestal minister-president. De partijen die samenwerken in de
regering worden coalitiepartijen genoemd.
Partijen die geen lid zijn van de regering, zijn de oppostitie.
De eerste kamer wordt niet rechtstreeks gekozen maar via indirecte verkiezingen.
de burgers kiezen eens per 4 jaar de provinciale staten.
In de grondwet staan twee soorten grondRECHTEN. De eerste soort staat al meer dan een eeuw in de
wet: De klassieke grondrechten (bescherming tegen de overheid)
onder de klassieke grondrechten vallen:
- discriminatie is verboden.
- vrijheid van godsdienst
- vrijheid van meningsuiting
- vrijheid van drukpers
- media
- vrijheid van vereniging en vergadering
- vrijheid van onderwijs.
de tweede soort grondrecht zijn sociale grondrechten.( bescherming door de overheid) Deze staan
pas sinds 1983.
onder de sociale grondrechten vallen:
- recht op bestaanszekerheid
- recht op onderwijs
- recht op gezondheidszorg
- recht op woongelegenheid
- recht op bewoonbaarheid
- recht op werk
- recht op rechtsbijstand
1.2
Nederland werd een constitutionele monarchie met een parlement dat net als tegenwoordig bestond uit
een eerste en tweede kamer. De koning was niet alleen staatshoofd maar ook regeringsleider. De
minsters waren zijn dienaren. Hij kon ze elk moment ontslaan en nieuwe benoemen. Het [arlement
had bijna niets te vertellen en was ook geen echte volksvertegenwoordiging.
rond 1825 ontstonden politieke stromingen. Een van de belangrijkste was het liberalisme.
De liberalen wilde vrijheden zoals vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en vrijheid van
godsdienst.
Thorbecke was binnen een paar weken klaar met zijn grondwetsherziening. De grondwet van 1848
beperkte de macht van de koning. Thorbecke schreef: De koning is onschendbaar, de ministers zijn
verantwoordelijk. Deze ministeriële verantwoordelijkheid hield in dat de minisers voortaan alleen
konden regeren met de toestemming van het parlement. de onschendbaarheid van de koning
betekende dat over de koning geen discussie mocht ontstaan.
De nieuwe grondwet bepaalde ook dat er voor de tweede kamer rechtstreekse verkiezingen kwamen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper juliaschmidt. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,29. Je zit daarna nergens aan vast.