SPECIFIEKE DOELGROEPEN
Samenvatting NTI-opleiding doktersassistente
Normen zijn gedragsregels die horen bij waarden.
Waarden zijn dingen waar wij waarde aan hechten, dit kan van tijd tot tijd, land tot land enz. verschillen.
Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van het gedrag van de mens.
ONTWIKKELINGSFASE VAN DE MENS
Prenatale ontwikkeling: aanleg en omgeving spelen hierbij een rol. Genen, lichamelijke en geestelijke conditie
van de moeder spelen een rol. Vooral tijdens de eerste maanden is het embryo gevoelig voor chemicaliën en
drugs.
Eerste 2 levensjaren: op leeftijd van 2 jaar weegt een kind 4x het geboortegewicht en is ruim 2x zo lang. Door
de ontwikkeling v.d. motoriek en rijping v.d. hersenen gaat het kind steeds meer vaardigheden beheersen,
ontstaat een grotere bewegingsvrijheid en is het kind in staat steeds meer invloed uit te oefenen op zijn
omgeving,
Peuter/kleutertijd (2-4 jaar): intensieve ontwikkeling op lichamelijk, psychisch en sociaal-emotioneel gebied.
Ik-tijdperk en nee-fase breken aan. Ze gaan dingen onthouden, zich dingen voorstellen, ze zijn in staat te leren
van ervaringen. Ze denken egocentrisch; kunnen het leven alleen begrijpen vanuit hun positie. Ze gaan er
bijvoorbeeld vanuit, dat wat hun mooi vinden, ook door anderen mooi wordt gevonden. Iedere dag leert een
peuter nieuwe woorden een worden zinnen langer, kind wordt minder afhankelijk van de ouders en ook de
specifieke karaktertrekken gaan hierbij opvallen.
Basisschoolleeftijd: ten opzichte van voorgaande fase, is deze fase rustiger. Kinderen groeien niet meer
spectaculair snel, maar er vinden wel belangrijke ontwikkelingen plaats. Ontwikkeling van fijne motoriek:
schrijven, tekenen en knutselen. Grote spieren worden sterker, sneller en bewegingen worden gecontroleerde.
Adolescentie: tussen 12-18jaar, pubertijd. Groeispurt is als eerste te zien aan handen, voeten en hoofd. Daarna
armen en benen en tenslotte de romp. Door deze volgorde kan een puber soms wat “uit verhouding ”zijn. Bij
meisjes begint dat rond 11 jaar, bij jongens rond 13. IVM seksuele rijping schommelt de hormoonhuishouding
waardoor er stemmingswisselingen voorkomen. Ontwikkeling eigen identiteit, ze gaan experimenteren met de
verschillende rollen en reacties van anderen.
Ontwikkeling volwassen leven: ook na het bereiken van volwassen leeftijd kun je jezelf blijven ontwikkelen, er
vinden mijlpalen plaats in het leven.
Erikson beschreef 8 stadia in de psychologische ontwikkeling, vanaf geboorte tot aan de dood. Tijdens ieder
stadium staat er een crisis centraal, de manier waarop deze wordt opgelost vormt een bouwsteen voor de
volgende crisis.
Leeftijd Ontwikkelingstaak Psychosociale keuze
0-1,5 jaar Hechting Vertrouwen-wantrouwen
1,5-3 jaar Controle verwerven Autonomie-schaamte/twijfel over
zichzelf.
, 3-6 jaar Doelbewust, leren gericht Initiatief-schaamte
handelen
6-12 jaar Ontwikkelen sociale, fysieke, Competentie-minderwaardig
cognitieve vaardigheden voelen
12-20 jaar Identiteitsontwikkeling Identiteit-rolverwarring
Vroege volwassenheid Liefdes en vriendschapsbanden Intimiteit-isolement
Middelbare leeftijd Zorg voor komende generaties Generativiteit-stagnatie
Latere levensjaren Terugblikken en accepteren Integriteit-wanhoop
AFWIJKENDE GEDRAGSVORMEN
ADHD: Attention Deficit Hyperactivity Disorder: overbeweegelijk en moeilijke concentratie.
Agressiviteit: verbale of fysieke agressie, voor het kind de manier om ongenoegen te uiten.
Anorexia/boulimia: eetstoornis
Depressiviteit: neerslachtig, uitzichtloos, somberheid
Vandalisme, alcohol, drugs: opzettelijk spullen beschadigen, gebruik van alcohol en drugs zodanig dat het het
leven gaat beheersen.
Dementie: achteruitgang kortetermijngeheugen, desoriëntatie, persoonlijkheidsverandering, decorumverlies,
beschuldigen van anderen als men dingen vergeet/mist.
Afasie: beschadiging van hersenweefsel door ongeval, bloeding of gezwel. Stoornissen in taal (begrijpen, lezen,
spreken, uiten)
GEDRAG EN CULTUUR
Bij autochtonen (wij Nederlanders) zijn de familiebanden duidelijk losser dan bij de allochtonen. Allochtonen
hebben meer een Wij-structuur, terwijl wij meer een Ik-structuur hebben. In de wij cultuur zijn er vaste
gedragsregels voor een zoon, dochter, vader, moeder en grootouders. Als je jezelf volgens deze regels
gedraagt, is dat eervol voor je familie.
Vrouwelijke cultuur: in Nederland en Zweden hebben we een zogenoemde Vrouwelijke cultuur. DWZ dat er
oog is voor de zwakkeren en conflicten niet opgelost worden door macht, maar door onderhandelingen. Japan
is een land met een Mannelijke cultuur. DWZ dat geld en materieel succes hoog staan aangeschreven en
mannen moeten in de race hiernaartoe tot het uiterste gaan, mannen uit deze samenleving zullen in de
zorgverlening niet geneigd zijn met vrouwen te onderhandelen.
Statische cultuur: wordt gekenmerkt door het vasthouden aan tradities, en geen of geringe bereidheid tot
veranderen. Deze samenleving wordt ook gekenmerkt door geslotenheid, voorbeelden zijn Afghanistan en
Pakistan.
Dynamische cultuur: hierin past men de tradities aan op basis van de tijd, gericht op de toekomst en bereid
daarin te investeren, lange termijnvisie. Dit geldt voor de meeste West-Europese landen en de VS.
OMGAAN MET CONFLICTEN
Hoe iemand zich gedraagt, hoe hij tegen het gedrag van de ander aankijkt, hangt samen met hoe iemand de
situatie beleeft.