Sociale wetenschappen periode 2
Kernvraag 11.1 (blz. 448 t/m 461)
In een onbekende situatie baseren de meeste mensen hun gedrag op de cues (aanwijzingen)
die ze van de mensen om zich heen ontvangen en die aangeven wat de ‘juiste’ handeling is.
Vooral als we ons in een nieuwe omgeving bevinden, hebben situaties een grote kracht: dan
domineren ze onze persoonlijkheid en hebben ze meer invloed dan wat we hebben geleerd en
dan onze waarden en uitgangspunten. Hoe nieuwer de situatie, hoe minder we gebruik maken
van onze automatische manieren van reageren en hoe minder gekleurd we de situatie
tegemoet treden. De druk van deze sociale situaties kan een sterk psychologisch effect hebben
en kan ons aanzetten tot handelingen die we normaal niet zouden verrichten.
Situationisme gaat ervan uit dat de externe omgeving, of de gedragsmatige context, onze
gedachten, gevoelens en gedragingen op een subtiele, maar krachtige manier kan beïnvloeden.
Situationisme staat tegenover dispositionalisme: de neiging gedrag aan interne factoren toe te
schrijven, zoals genen, persoonlijkheidstrekken en karaktereigenschappen. De meeste mensen
maken een inschatting van de situatie waarin ze verkeren en vervolgens passen ze hun gedrag
aan de eisen van de situatie aan. Hun responsen worden grotendeels door twee factoren
bepaald: de sociale rollen die ze spelen en de sociale normen van de groep.
Een sociale rol is een sociaal gedefinieerd gedragspatroon dat mensen in een bepaalde
omstandigheid of groep dienen te vertonen. De rollen die je in verschillende situaties speelt,
zijn bijvoorbeeld gebaseerd op zaken waarvoor je belangstelling hebt, op je vaardigheden en
doelen, of ze worden je opgelegd door de groep of door culturele, economische of biologische
omstandigheden waarop je geen invloed hebt. Sociale rollen vertellen je hoe je je moet
gedragen. Behalve specifieke sociale rollen die mensen vervullen, ontwikkelen groepen veel
‘ongeschreven regels’ voor de manier waarop alle leden zich zouden moeten gedragen. De
attitudes en gedragingen die een groep passend vindt voor zijn eigen leden is een sociale
norm. Normen kunnen grote invloed hebben op het verloop van een gesprek, omdat ze het
aansnijden van gevoelige of met taboes omringde onderwerpen in bepaalde gezelschappen
verbieden. Je aanpassen aan een groep betekent eigenlijk dat je uitzoekt wat de sociale
normen van de groep zijn. Dat gebeurt op 2 manieren:
1. Door te letten op de uniformiteit (eenheid of gelijksoortigheid) en op de frequentie van
bepaalde gedragingen,
2. De negatieve consequenties van een overtreding van een sociale norm op te merken.
Een schema is een groep verwante concepten die een algemeen conceptueel raamwerk bieden
voor het begrijpen van onderwerpen, gebeurtenissen, voorwerpen, personen of situaties in het
leven. Zodra een schema is gevormd, kunnen we daarmee voorspellingen doen over wat we in
verschillende omgevingen kunnen verwachten. Vaak is het storend als een van onze schema’s
niet wordt gevolgd, waardoor onze voorspelling over wat we verwachten onjuist blijkt.
Schema’s worden ‘verplichtingen’ over de wijze waarop mensen zich in bepaalde situaties
zouden moeten gedragen. Een script is iemands kennis over de volgorde van gebeurtenissen
en handelingen die van een bepaalde sociale rol in een bepaalde situatie wordt verwacht.
, De neiging om andere mensen te imiteren wordt ook wel het kameleoneffect genoemd. Het is
de neiging om anderen na te bootsen, genoemd naar het dier dat van kleur verandert, zodat het
niet opvalt in uiteenlopende omgevingen.
Ash-effect: de sterke invloed van een groep op het oordeel van een individu. Dit is een
klassieke illustratie geworden van conformisme: de neiging van mensen om het gedrag en de
meningen van andere groepsleden over te nemen. Ook al beoordelen individuen feitelijke
zaken en geen persoonlijke meningen, toch bezwijken velen onder de druk om zich te
conformeren. Omstandigheden die conformisme bevorderen:
- Unanimiteit van de meerderheid. Als iedereen in de groep het ergens over eens is,
kunnen ze grote sociale druk uitoefenen. Als zelfs maar een persoon afwijkt van de
meerderheid, wordt de betovering verbroken en daalt het aantal dat buigt voor de
meerderheid aanzienlijk.
- Omvang van de groep. De druk neemt pas toe vanaf een groep van drie mensen. Er is
vrijwel geen verschil in conformiteitseffect tussen een groep van drie en een groep van
vijftien.
- Openbaarheid. Als je denkt dat anderen in de groep je reacties niet horen, is de kans
kleiner dat je met hen meegaat dan als je denkt dat je ze antwoord te weten komen.
- Ambiguïteit. Als iets ambigu is, wil dat zeggen dat iets op verschillende manieren
begrepen kan worden. Als de lijnen bijna even lang zijn zodat het antwoord dus niet
kristalhelder is, gaan mensen eerder aan zichzelf twijfelen en zich eerder conformeren.
- Samenstelling van de meerderheid. Er is meer sprake van conformiteit wanneer de
groep een hoge status heeft of door een individu gezien wordt als belangrijk.
- Gevoel van eigenwaarde. Mensen die weinig gevoel van eigenwaarde hebben zullen
eerder conformeren.
- Macht van een bondgenoot. Als je de groepsmening openlijk ter discussie durft te
stellen, is de kans groot dat je anderen beïnvloedt om zich bij je aan te sluiten. Zelfs
slechts een bondgenoot kan anderen dus inspireren om niet toe te geven aan
groepsdruk.
- Onafhankelijken. Ondanks de sterke druk kunnen sommige individuen volharden en
hun onafhankelijkheid bewaren.
Bij het Asch-effect conformeren mensen zich vanwege normatieve invloeden: ze willen
geaccepteerd, goedgekeurd en aardig gevonden worden en niet worden afgewezen door
anderen. Een andere oorzaak voor conformiteit vind je bij informationele invloeden: correct
willen zijn en begrijpen wat de juiste manier van handelen is in bepaalde situaties.
Het autokinetisch effect is een perceptuele illusie waarbij men beweging waarneemt van een
stilstaande lichtvlek in een volkomen donkere kamer. Dit effect is gebruikt door Muzafer
Sherif om de vorming van autokinetische groepsnormen te bestuderen. Zodra normen in een
groep zijn bevestigd, hebben ze de neiging zichzelf in stand te houden. Normen kunnen van
de ene generatie groepsleden op de volgende worden overgedragen en kunnen het gedrag van
mensen blijven beïnvloeden, lang nadat de oorspronkelijke groep die de norm had opgesteld,
is opgehouden te bestaan.