1
Sociale Psychologie – Samenvatting H1 t/m H13 – Florien Palings – 19/11/2021
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de sociale psychologie
Paragrafen:
1. Wat is sociale psychologie?
2. De macht van de situatie
3. De macht van sociale interpretatie
4. De oorsprong van constructen: fundamentele menselijke motieven
5. Sociale psychologie en maatschappelijke problemen
Paragraaf 1: Wat is sociale psychologie?
Psychologie is de wetenschap van het gedrag en psychische processen van een individu. Sociale
psychologie is wetenschap die bestudeert hoe gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen
worden beïnvloed door de sociale situatie. De kern van sociale psychologie is sociale invloed (= effect
dat de woorden, daden of aanwezigheid van mensen hebben op onze gevoelens, gedragingen en
gedachten). In contact met anderen hebben we dus te maken met (het gevoel van) goed-/afkeuring
van iemand, wat ons gedrag beïnvloed.
Voor het waarnemen van gedrag wordt er in sociale psych gebruik gemaakt van de empirische
methode (= op waarneming/onderzoek gebaseerde methode voor toetsen van hypothesen). Hierbij
is het opstellen van een passende voorspelling van belang, ofwel de hypothese (= een als voorlopige
waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling). Naast sociale psychologie zijn ook
andere disciplines, bijv. antropologie/sociologie, geïnteresseerd in manier waarop menselijk gedrag
wordt beïnvloed door sociale omgeving. Toch kun je onderscheid maken tussen de verschillende
disciplines. Zo is sociale psych gericht op manier waarop mensen worden beïnvloed door hun eigen
construct (= manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren) van
hun sociale omgeving. De andere disciplines richten zich meer op sociale situaties in een objectieve
betekenis. Bij de sociale psych komen ook verschillende determinanten (= bepaalde factoren in een
ontwikkeling/toestand) kijken.
Het doel van sociale psychologie is het ontdekken van universele wetten van menselijk gedrag.
Daarvoor is crosscultureel onderzoek essentieel.
Paragraaf 2: De macht van de situatie
Bij het verklaren van sociaal gedrag door persoonlijkheidspsychologen wordt de nadruk gelegd op
individuele verschillen (= aspecten van persoonlijkheid die mens onderscheidt van anderen). Hierbij
wordt echter een belangrijke factor over het hoofd gezien, de sociale invloed. Het analyseniveau van
de sociaal psycholoog is het individu in de context van een sociale situatie.
Een ander verschil tussen de sociale psychologie en andere sociale wetenschappen is het niveau van
analyse, de vraag die ze proberen te verklaren. Het doel van de sociale psychologie is het
identificeren van gezamenlijke eigenschappen van de mens die ervoor zorgen dat iedereen gevoelig
is voor sociale invloed, onafhankelijk van sociale klasse of cultuur.
, 2
Het verschil in de manier van onderzoek luidt als volgt:
- Sociale Psychologie: Onderzoekt psychologische processen die mensen met elkaar
gemeenschappelijk hebben en hen gevoelig maken voor sociale invloed.
- Sociologie: Verschaft algemene wetten/theorieën over samenleving, niet over individu.
- Persoonlijkheidspsychologie: Onderzoekt de kenmerken die maken dat individuen uniek zijn
en van elkaar verschillen.
In de sociale psych krijgen we vaak te maken met de fundamentele attributiefout, de neiging om de
mate waarin iemands gedrag wordt veroorzaakt door de rol van de persoonlijke
eigenschappen/interne factoren te overschatten en de rol van situationele/externe factoren te
onderschatten. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van attributie (= het toeschrijven van oorzaken aan
eigen gedrag/andermans gedrag en het daarmee voorzien van verklaringen). Uit sociaalpsychologisch
onderzoek blijkt telkens weer dat sociale en omgevingsfactoren meer invloed hebben op gedrag van
een individu dan hun persoonlijkheidsverschillen.
Paragraaf 3: De macht van sociale interpretatie
Een beloning voor gedrag bevordert de gedraging, een straf doet het tegenovergestelde. Deze
manier van positieve bekrachtiging is onderdeel van het behaviorisme, stroming door B.F.Skinner.
Skinner beweert dat, om menselijk gedrag te begrijpen, we slechts moeten kijken naar de
bekrachtigende eigenschappen van organisme en omgeving. Het behaviorisme is een sterke theorie,
maar heeft ook een zwakte punt, het vergeet de cognitie (denken en voelen) waardoor de stroming
de interpretatie van mens op zijn omgeving vergeet. Dit is cruciaal om gedrag en ervaring te
begrijpen.
Naast het behaviorisme kennen we nog vele andere stromingen die gedrag verklaren. Een van deze
stromingen in de gestaltpsychologie, een stroming die gedrag verklaart aan de hand van subjectieve
waarnemingen van een object (“gestalt” is geheel). Je kan echter onmogelijk bepalen hoe een object
wordt waargenomen als je niet let op de verschillende onderdelen. Hierbij moet je je richten op de
fenomenologie (= Husserl, hoe komt een object op de waarnemer over), i.p.v. op de afzonderlijke
objectieve elementen van het object.
Een van de grondleggers van de sociale psychologie is Kurt Lewin. Hij was een Joodse hoogleraar en
heeft de effecten van antisemitisme (Jodenhaat) direct ervaren. Hij gebruikte gestaltpsychologie niet
alleen om objecten waar te nemen, maar ook sociale perceptie. Hij beweerde dat het waarnemen
van de sociale wereld belangrijker was dan het waarnemen van objectieve objecten. Een andere
bekende hoogleraar sociaal psychologie, Lee Ross, ontwikkelde het begrip naïef realisme, de
overtuiging dat ieder van ons waarneemt “zoals ze echt zijn” (bijv. ik vind dit heel erg, dus iedereen
vind dit erg).
Paragraaf 4: De oorsprong van constructen: fundamentele menselijke motieven
De wijze waarop een individu zichzelf construeert (waarneemt, interpreteert en begrijpt) wordt
grotendeels bepaald door twee fundamentele behoeften: de behoefte accuraat te zijn en de
behoefte om een goed gevoel over onszelf te hebben, ofwel positief zelfbeeld (= evaluatie van
mensen van hun eigenwaarde, dat wil zeggen: mate waarin mens zichzelf beschouwt als goed,
competent en beschaaft). Deze behoeften kunnen soms botsen, bijv. als accuraat beeld van ons
, 3
gedrag erop wijst dat we zelfzuchtig hebben gehandeld. Ons gedrag wordt dus door de volgende
factoren beïnvloed:
- Het motief van eigenwaarde: (de behoefte aan een positief zelfbeeld) De meeste mensen
hebben de behoefte om zichzelf als goed, competent en beschaaft te zien. Vaak vertekenen
we de werkelijkheid om ons gevoel van eigenwaarde in stand te kunnen houden.
- Het motief van sociale cognitie: (de behoefte om accuraat waar te nemen) De sociale
cognitie benadering is het bestuderen van de manier waarop mensen over de wereld
denken: hoe ze informatie selecteren, interpreteren, onthouden en gebruiken om tot
oordelen/beslissingen te komen. Individuen proberen accurate inzichten te verwerven die
hen in staat stellen situaties effectief te beoordelen en effectieve besluiten te nemen. In
werkelijkheid handelen individuen meestal op basis van onvolledige/onjuiste
geïnterpreteerde informatie.
- Overige motieven: Naast de twee primaire motieven (accuratesse en positief zelfbeeld)
wordt ons gedrag door andere behoeften beïnvloed, bijv. biologische drijfveren, de behoefte
aan beloning en de behoefte aan controle.
Paragraaf 5: Sociale psychologie en maatschappelijk problemen
De sociaalpsychologische theorieën m.b.t het gedrag van mensen hebben inmiddels hun nut
bewezen wanneer het gaat om het oplossen van grote maatschappelijk problemen, bijv.
vooroordelen, energiebewustzijn, gezonde leefgewoonten en seksuele intimidatie. De meest
kansrijke interventies bij ernstige sociale problemen zijn interventies die gebaseerd zijn op
sociaalwetenschappelijke theorieën over het denken/handelen van mensen.
, 4
Hoofdstuk 3: Sociale cognitie: hoe we denken over de sociale wereld
Paragrafen:
1. De sociale denker
2. Op de automatische piloot: denken zonder inspanning
3. De invloed van cultuur op sociaal denken
4. Gecontroleerde sociale cognitie: ingespannen denken
5. Terug naar Watson
Paragraaf 1: De sociale denker
Menselijk brein is bijzonder goed in sociale cognitie (= hoe mensen denken over zichzelf/sociale
wereld, specifieker: hoe mensen sociale informatie selecteren, interpreteren, herinneren en
gebruiken om oordelen te vormen en beslissingen te nemen). Ondanks dat de mens hier goed in is, in
vergelijking met bijv. elektronica, hebben sociaal psychologen een aantal fouten ontdekt in ons
sociaal denken.
Paragraaf 2: Op de automatische piloot: denken zonder inspanning
De mens vormt snel en moeiteloos een indruk van mensen/situaties. Dit doen we op basis van
ervaring en kennis waarmee we de omgeving automatisch analyseren. Automatisch denken is
onbewust, onopzettelijk proces dat geen inspanning kost, bijv. reflexen, gewoontegedrag of
impulsen. Automatisch denken helpt ons nieuwe situaties te begrijpen, doordat we ze in verband
kunnen brengen met eerdere ervaringen. Hetzelfde geldt voor plaatsen, voorwerpen en situaties.
Hierbij gebruiken we schema’s (= mentale structuren waarmee we onze kennis over de sociale
wereld organiseren, ze hebben invloed op de info die mensen opmerken, herinneren en over
nadenken). Een schema over een bepaalde gebeurtenis noemen we een script (= schema over
specifieke gebeurtenis, hoe de gebeurtenis normaal verloopt). Schema’s bevatten onze basiskennis
en de indrukken die we gebruiken om onze kennis over de sociale wereld te organiseren en nieuwe
situaties te interpreteren. Mensen die geen schema’s vormen leiden aan een aandoening genaamd
Korsakov. Zij verliezen het vermogen om herinneringen aan te maken, waardoor zij elke situatie
moeten benaderen alsof zij het voor het eerst meemaken.
Als de situatie vaag/onduidelijk is, is het vaak ook lastig te bepalen welk schema je moet toepassen.
De meest gebruikte schema’s zijn de schema’s die makkelijk toegankelijk zijn, wat betekent dat ze
zich op de voorgrond van ons bewustzijn bevinden (waardoor het waarschijnlijker is dat we deze
gebruiken tijdens onze oordeelvorming over de sociale wereld). Dit kan bijv. zijn wanneer we deze in
het verleden veel hebben toegepast. Dit kan zijn omdat ze verband houden met onze huidige doelen
of vanwege priming (= proces waarbij recente ervaringen de toegankelijkheid van een schema
bevorderen). Bij toegankelijkheid kijken we ook naar eerdere ervaringen. Als een aantal mensen een
test afleggen en er een paar goed, een paar gemiddeld en een paar slecht scoren, zullen de mensen
die goed scoorden hun kansen om op een volgende test ook goed te scoren het hoogst inschatten.
Dit resultaat noemen we perseveratie effect (= bevinding dat opvattingen/oordelen van mensen
over zichzelf/sociale wereld aanhouden, ondanks bewijzen van het tegendeel). Uit onderzoek blijkt
echter dat het niet altijd zo werkt dat na tegenbewijs iemand zich aan zijn opvattingen vast houdt. Dit
noemen we bestraffingseffect (= bevinding dat positieve opvattingen over de sociale wereld waarvan
tegendeel wordt bewezen, kunnen veranderen in negatieve opvattingen).