SAMENVATTING INTERNATIONAL RELATIONS (IR) DEEL 2
HOORCOLLEGE 13:
ONTWIKKELINGSPOLITIEK
ONTWIKKELING IS POLITIEK
• Kort historisch overzicht van de trends, ideeën, instituties en actments werkend aan
de Internationale Betrekkingen van ontwikkeling sinds het einde van de Tweede
Wereldoorlog tot het heden.
• Hoe we ontwikkeling definiëren is politiek (constructivisme en poststructuralisme).
• Internationale pogingen in het promoten van ontwikkeling zijn een voortzetting van
conventionele Internationale Betrekkingen tussen staten (realisme).
• Ontwikkeling is verankerd in de politiek van het verleden, meest significant in
kolonialisme (post-kolonialistische theorie).
• Vraagstukken over het relatieve succes in ontwikkeling zijn verankerd in wereldwijde
politieke economische structuren, meest significant in handel (Marxisme).
• Het aanpakken van ontwikkeling op transnationaal niveau is politiek (liberalisme).
EEN BASALE RECAP
• Vijf stadia in politiek, praktijk en gedachten over internationale ontwikkeling en het
(verwarrende) heden.
STADIUM 1
• Stadium 1 vindt plaats voor landen tussen 1945 - 1955. We zien een paar
verschillende zaken gebeuren.
• Je ziet in deze periode dat de economieën in Europa en Noord-Amerika worden
geherstructureerd door middel van het, door de VS, geleidde Marshallplan (een trans-
Atlantisch plan om de trans-Atlantische economie te laten herleven). Een deel van deze
herstructurering was gelegen in Fordistisch georiënteerde industrialisatie (noties van
gespecialiseerde arbeidsverdeling en degenen die werken die consumeren ook de
geproduceerde producten)
• Tegelijkertijd vonden in Azië en Afrika verschillende dekolonisatieprocessen plaats in
deze landen. Deze landen waren nog veelal gefocust op de voormalige koloniale
grondstoffen uit het koloniale tijdperk. Op de korte termijn waren dus de
ontwikkelingsstrategieën gebaseerd op de manier hoe het vroeger ging.
• In dit tijdperk was ook het ontwikkelingsbeleid gefocust op de rivaliteit tussen de
Sovjets en Amerikanen in de Koude Oorlog. Hierbij is het belangrijk te begrijpen dat hun
oorlog uit gevochten werd in andere landen (proxies) en dat de Amerikanen en Sovjets het
ontwikkelingsbeleid probeerden te beïnvloeden.
,• Wat ook hieruit voortkwam was de discussie over wat het beste ontwikkelingsbeleid
was: de, door de staatgeleide communistische, planeconomie of de, liberaal georiënteerde,
markteconomie.
• Tot slot werd het in het begin van de jaren ‘50 duidelijk dat zij te maken hadden met
afnemende voorwaarden van handel, dus de prijs van export daalt relatief gezien ten
opzichte van de import. Dus import wordt duurder en dus ontstaat er een mindere
levenstandaard en men was minder in staat om te importeren. Dit kan een resultaat zijn van
het importeren van dure industriële goederen, terwijl goedkopere ruwe grondstoffen
werden geëxporteerd. Dit was een dilemma voor ontwikkelingsbeleid planners.
STADIUM 2
• Dit stadium vindt plaats binnen de tijdspanne van 1955 en 1970.
• In Noord-Amerika en Europa is een verdere uitbreiding van industrieel Fordistisch
kapitalisme te zien. Ook gaat de staat een prominentere rol spelen binnen socio-
economische kwesties: de geboorte van de welvaartsstaat in Europa en de expansie van de
staat in de Verenigde Staten en Canada.
• In dit tijdperk ontwikkelde zich ook een nieuw ontwikkelingsparadigma in Latijns-
Amerika en Afrika, waar mensen proberen om te gaan met de afnemende voorwaarden voor
handel. Men wilden afstappen van het importeren van dure industriële producten en het
exporteren van goedkope grondstoffen, dus probeerde men in deze gebieden de
industrialisatie na te maken, totdat deze goed genoeg was voor consumentenmarkten. Dus
industrie boven landbouw was het nieuwe credo. Deze strategie kan als volgt worden
genoemd: “Import Subtitution Industrialization” (ISI). Er was veel debat over wat de
vruchten waren van deze ISI-experimenten. Op de korte termijn waren er echter problemen,
namelijk dat er weinig spill-over was van industriële winsten voor andere gebieden in de
economieën van veel ontwikkelingslanden.
• In deze periode zien we ook een toename in het aantal donoren in OECD-landen, die
op een gestructureerde manier begonnen met ontwikkelingscorporaties relaties met post-
kolonialistische staten in een poging om hun economieën verder te ontwikkelen.
STADIUM 3
• Dit stadium vond plaats in de periode 1970 - 1980.
• In deze periode experimenteerden veel post-kolonialistische overheden met debt-led
financiële markten om te proberen te groeien en vanuit een ontwikkelingsperspectief was
dit het tijdperk dat er niet alleen gekeken zou moeten worden naar de ontwikkeling op de
binnenlandse economie, maar dat er ook gekeken dient te worden naar ontwikkeling op het
individuele en gemeenschapsniveau.
• De World Bank onder McNamara maakte deze beweging en als gevolg hiervan werd
de International Labor Organization belangrijker en ook veel OECD-landen volgden dit
perspectief.
• Tegelijkertijd was de economische groei niet meer zo indrukwekkend in Noord-
Amerika en Europa. In deze periode (onder Amerikaans president Nixon) stopte de Dollar
,ook met het zijn van de zogenaamde stabiliteitswisselkoers voor de wereldeconomie en dit
was in dezelfde periode dat de Euromarkten significanter werden en de oliecrisis plaatsvond.
• Rond dit tijdperk was er ook een groeiende populariteit onder post-kolonialistische
beleidsmakers om coalities te vormen met post-kolonialistische overheden. Het idee was
hier dat post-kolonialistische overheden het zat waren om gezien te worden als Derde
Wereldlanden, waarbij de VS en zijn bondgenoten tot de Eerste Wereld behoorden en de
Sovjet-Unie en zijn bondgenoten tot de Tweede Wereld behoorden. Ze wilden meer gehoord
worden en wilden meer ruimte om te ontwikkelen. Deze landen (G77) boden weerstand
tegen super-power dominance.
STADIUM 4
• Dit stadium vond plaats rondom de jaren ‘80 en ‘90. We zien in de nasleep van de
ondergang van de Bretton Woods Instituties een toenemende globalisering van financiële
markten en de eerste stappen naar de globalisering van meerdere multinationals verspreid
over de wereld. Bedrijven gingen meer transnationaal met elkaar handelen om een goed te
produceren (global supply chains). Ook vond er een verdere liberalisering van handel plaats
tussen landen onder de GATT-landen.
• In Europa en Noord-Amerika zien we een focus van beleidsmakers op het inperken
van overheidsuitgaven en het mogelijk maken van het verder groeien van markten en lagere
overheidsschulden.
• Hiervoor wordt dit tijdperk gezien als het belangrijkste tijdperk voor neo-liberalisme
en de Washington Consensus. De Washington Consensus betekende dat deze economische
ideeën voortvloeiden in ideeën, waarmee ontwikkeling gestimuleerd kon worden in minder
ontwikkelde landen in de wereld. Het idee hier is dat als je niet groeit als een economie, dat
je je tenminste moet focussen op de balanced government account, je publieke sector moet
proberen te privatiseren en je markten te liberaliseren om aantrekkelijk te zijn om in te
investeren door wereldwijde financiële markten. Dit is een recept dat gepromoot is voor
verschillende economieën in de wereld en was zelfs opgelegd aan landen met schulden door
de IMF. Dit plan heet Structural Adjustment.
• In deze periode zien we ook dat mensen bewuster worden dat er ook een andere
manier is voor groei in landen, die niet behoren tot Noord-Amerika, Europa of OECD-landen.
Het alternatief is het (Zuid-)Oost Aziatische alternatief. Japan wordt een toenemende
invloedrijke en machtige economie, met een export georiënteerde groei. De economie was
kapitalistisch, maar tegelijk ook erg door de staat gecoördineerd. Hetzelfde kan gezegd
worden voor de Aziatische Tijgers en de NIC-landen. Dit was een nieuwe formule in (Zuid-
)Oost Azië voor groei: “The Asian Miracle”.
STADIUM 5
• Dit stadium vond plaats in de periode tussen 1990 en 2005. Het tijdperk van internet,
laptops en mobieltjes.
• Hierdoor is dit het tijdperk van Financiële en ICT-geleide groei in Noord-Amerika,
Europa en Azië. Financiële diensten, zoals die van banken, breidden zich in deze gebieden
verder uit.
, • In dit tijdperk konden twee nieuwe trends worden gezien.
• De eerste is de trend van good governance als een ontwikkelingsparadigma zijn
intrede deed, als een gevolg van corruptie en een gebrek aan transparantie van overheden.
Overheden dienden dus meer onafhankelijke instituties te promoten en een
verantwoordelijke en betrouwbare Public Administration te hebben.
• De tweede trend zijn Civil Society Organizations die gebruikt werden als kanalen van
ontwikkelingspogingen. Ze werden prominenter als politieke actoren die zich richten op
rechten om ontwikkeling te bevorderen, zoals vrouwenrechten of de rechten van
minderheden. Het is geen verrassing dat CSO’s opkomen als een alternatief voor
ontwikkeling naast staten en markten, omdat de staat aan legitimiteit verliest als een gevolg
van het einde van de Koude Oorlog en de ondergang van het statelijke socialistische model
en anderzijds neemt de legitimiteit van pure marktgroei af, omdat het duidelijk wordt dat
het neoliberale Structual Adjustment Programme zich focust op het verminderen van
overheidsschulden en privatisering en niet de economische voordelen genereerden die
economen hadden voorspeld.
• Op deze manier komt civil society op als een derde manier, die wordt gepromoot
naast het good governance paradigma voor ontwikkeling met verschillende OECD-donoren
en de World Bank onder leiding van Wolfensohn.
HUIDIGE TIJDPERK
• Dit tijdperk vindt plaats tussen 2006 en nu.
• Dit tijdperk zijn verschillende rising power states te zien, zoals China, India en
Brazilië. Zij groeien snel, ze zijn belangrijkere actoren in de internationale orde en houden
zich meer bezig met internationale ontwikkeling binnen hun eigen continent, maar ook
andere continenten, zoals in Afrika.
• Hiernaast zien we een toename van het belang van andere soorten financiële
stromen, toegewijd aan ontwikkelingsdoeleinden van corporaties, zoals filantropische
financiële stromen (denk hieraan individuen of ondernemingen, zoals de Bill Gates
Organization) en de stromen van remittances (= financiële stromen van migranten die in het
buitenland werken en geld naar huis sturen).
• Dit is ook het tijdperk van de fragmentatie van trade governance. Dit betekent dat er
een toenemend aantal van verschillende instituties ons handelsregime besturen, naast de
WTO (opvolger van de GATT). Ook is er een toenemende handelsrivaliteit te zien tussen
staten (zoals tussen de VS en China).
• Daarnaast is dit ook een tijdperk, waarin beleidsmakers, die betrokken zijn in
ontwikkelingscorporaties, steeds meer in de spiegel kijken en denken aan hun benadering
om effectief te zijn in het promoten van economische groei. Een aspect hiervan is het
perspectief dat ontwikkeling “gendered” kan zijn tussen mannen en vrouwen.
• Een ander politiek aspect in het begrijpen van blijvende ongelijkheid in de wereld is
de kwestie van belastingontduiking van rijke individuen of bedrijven in hun landen, waarbij
in het bijzonder landen met een relatief kleine tax space negatief beïnvloed worden. Dit
wordt ook een belangrijk element in de discussie over wat gedaan moet worden op
wereldwijd niveau om ontwikkeling te bevorderen tussen land met in het bijzonder Afrika.