,Hoorcollege 1: Introductie WBR
Een lastig aspect van de erfbelasting is dat de meeste erfgenamen rond de leeftijd van 55
jaar zitten op het moment dat ze een erfenis ontvangen. Het suboptimale hieraan is dat een
gemiddeld persoon rond zijn 55e juist in de rijkste periode van zijn leven zit.
Wellicht is het dus beter om te stimuleren de erfenis na te laten aan de kleinkinderen
(bijv. door een lager tarief voor kleinkinderen), omdat die juist nog een prikkel nodig
hebben om financieel zelfstandig te worden.
o Het probleem hiermee is echter dat dit ingaat tegen het draagkrachtbeginsel.
Immers, de draagkracht wordt bij een kind op eenzelfde wijze verhoogd als bij
een kleinkind.
Beleidsopties Bouwstenennotitie
In de Bouwstenennotitie is een aantal voorstellen gedaan voor de Successiewet:
€ 30.000 vrijstelling van erfbelasting voor iedereen; hiermee wordt gerealiseerd dat
de meer vermogende mensen pas gaan bijdragen aan de erfbelasting. Een dergelijke
vrijstelling is in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel.
Vrijstelling van partners naar € 900.000; deze vrijstelling is ooit in het leven
geroepen in verband met eigenwoningen. Voorkomen moest namelijk worden dat de
achterblijvende partner niet langer in een eigen woning kon blijven wonen, omdat
belasting moest worden betaald over de vererving hiervan. Dit voorstel is in de
notitie niet verder gemotiveerd.
Verkrijgingen boven € 300.000 belast naar 30%/40%; er wordt beargumenteerd dat
iemand met veel vermogen meer kan missen en dus meer belasting zou moeten
betalen naarmate zijn erfenis hoger is.
Gelijk tarief voor kinderen en kleinkinderen; op dit moment betalen kleinkinderen
een opslag op het reguliere tarief. Dit is ingevoerd om generation skipping tegen te
gaan. Zoals hiervoor opgemerkt is eigenlijk wellicht beter als kleinkinderen tegen een
lager tarief worden belast bij een erfenis.
Meer rekening houden met verschil in leefvorm; met leefvorm wordt met name
gedoeld op de vraag of iemand al dan niet een partner heeft. Indien dit het geval is,
bestaat namelijk de mogelijkheid om gebruik te maken van de partnervrijstelling.
Zonder partner bestaat deze mogelijkheid uiteraard niet en dat wordt als
onrechtvaardig gezien.
Aandachtspunten
Door in het huwelijk te treden in algehele gemeenschap van goederen worden beide
partners gerechtigd tot het geheel van het vermogen. Op deze manier kan een vermogende
partner dus zijn vermogens als het ware overdragen aan zijn partner door in algehele
gemeenschap van goederen te trouwen. HR: de vermogensverschuiving is niet voltooid,
want de echtgenoten beschikken met zijn tweeën over de gemeenschap en moet rekening
houden met de belangen van de ander bij het beschikken over de gemeenschap. Derhalve is
in deze situatie is geen sprake van een schenking.
Dit betekent dat een vermogend persoon voor de helft van zijn vermogen een
vermogensoverdracht kan bewerkstelligen zonder belastingheffing.
Eenzelfde soort situatie deed zich voor toen een vermogende man trouwde met zijn partner
in beperkte gemeenschap van goederen. Tot de beperkte huwelijksgemeenschap ging een
,en/of-rekening behoren waarop het vermogen van de man was opgenomen. HR: vanwege
dezelfde argumenten als hiervoor is in deze situatie geen sprake van een schenking.
In de voorgaande situaties was sprake van echtgenoten die voor de helft gerechtigd
waren tot de huwelijksgemeenschap. Een prangende vraag is of hetzelfde zou
worden geoordeeld indien de verdeling van gerechtigdheid anders zou zijn (bijv.
90/10). Hierover is nog niet beslist door de HR.
De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) is in het leven geroepen om de continuïteit van
ondernemingen te waarborgen. Immers, als door vererving belasting moet worden
afgedragen over het bedrijfsvermogen dan verstoort dit de continuïteit van de onderneming.
In dergelijke gevallen regelt de BOR dat een vrijstelling wordt gegeven van ongeveer 83%.
Deze twee punten verdienen extra aandacht indien meer inkomensgelijkheid gerealiseerd
moet worden binnen de Successiewet.
Rechtsgronden
De belastingheffing op basis van de Successiewet levert 1,6% van het totaal aan
belastingopbrengsten. Een hele belangrijke vraag is waarom we überhaupt erfbelasting
heffen. Hiervoor zijn verschillende motieven te geven:
Juridische motieven;
Politieke motieven;
Economische motieven;
Het lastige aan deze motieven is dat ze alle drie op een andere golflengte zitten. Wanneer
dus wordt gediscussieerd zal men nooit tot elkaar komen als een ander motief wordt
aangehouden.
Juridische motieven
Er zijn verschillende juridische motieven te geven:
Draagkrachtbeginsel; dit is het belangrijke motief voor het heffen van erfbelasting.
De successiewet kan worden gezien als een evenknie van de inkomstenbelasting. In
de IB worden draagkrachtvermeerderingen belast, die zijn verworven door deelname
aan het economisch verkeer. In de successiewet worden
draagkrachtvermeerderingen belasting, die zijn verkregen in de privésfeer. Het gaat
dus in beide situaties om het belasten van een draagkrachtvermeerdering.
o In NL wordt belasting geheven naar de draagkracht van subjecten. Als geen
erfbelasting geheven zou worden, zou dit leiden tot een onevenwichtige
uitvoering van dit principe. Het moet immers niet uitmaken op welke wijze de
draagkrachtvermeerdering tot stand is gekomen. Het wordt dus als onredelijk
gezien om geen erfbelasting te heffen, maar wel IB.
Buitenkansbeginsel; het wordt gezien als een buitenkans op het moment dat je
vermogen erft. Je hebt hier namelijk zelf niets voor hoeven te doen. Je krijgt het dus
zomaar in je schoot geworpen. Dit gaat eigenlijk niet op, want de vererving ligt in
feite in de lijn der verwachting. Niettemin zien we het buitenkansbeginsel wel terug
in de verschillende tarieven die van toepassing zijn voor verschillende verkrijgers.
o Dit beginsel is dus geen motief voor de heffing van erfbelasting, maar kan wel
verklaren waarom er verschillende tarieven bestaan.
, Beginsel van de minste pijn; voorheen was het idee dat belasting werd geheven op
het moment dat iemand zou overlijden. Diegene die is overleden merkt niets van die
heffing en dus wordt het beginsel van de minste pijn daarbij aangehaald. Echter, dat
beginsel gaat niet op want er wordt belasting geheven van de verkrijger en niet van
de erflater.
o Dit beginsel is dus geen motief voor de erfbelasting.
Loon naar werken; het idee bij dit motief is dat in de IB belasting wordt geheven over
inkomen waar keihard voor wordt gewerkt. Voor dat inkomen is een inspanning
geleverd. Dat brengt mee dat dan helemaal belasting moet worden geheven over
inkomen waar niets voor gedaan hoeft te worden (erfenis).
Profijtbeginsel; de overheid heeft wetgeving ontworpen waardoor je als erfgenaam
verzekerd bent van de nalatenschap. Door deze wetgeving kan geen discussie
ontstaan over van wie die eigendom is. Omdat de erfgenaam dus juridisch is
beschermd, mag van hem worden verwacht dat hij een tegenprestatie levert in de
vorm van erfbelasting.
o Kenmerkend voor het profijtbeginsel is echter dat een concrete
tegenprestatie wordt geleverd door de overheid. De juridische bescherming
die bestaat ten aanzien van erfgenamen is feitelijk meer een onderdeel van
de rechtstaat. Omdat het niet gaat om een concrete tegenprestatie gaat het
profijtbeginsel niet helemaal op.
Politieke motieven
Er zijn ook een aantal politieke motieven te geven:
Particularistische principe; dit principe gaat ervan uit dat de overheid zich niet mag
mengen in de privésfeer. Als iemand dus vermogen heeft opgebouwd, dan moet hij
vrij zijn om met dat vermogen te doen wat hij wil zonder inmenging van de overheid.
Universalistische principe; dit principe gaat er juist vanuit dat het vermogen dat
iemand heeft opgebouwd mede te danken is aan het systeem dat de overheid heeft
gecreëerd (bijv. infrastructuur, onderwijs etc.). In dit principe is het vermogen bij
overlijden dus niet voor de erfgenamen, maar voor de gemeenschap.
Meritocratische principe; als vermogende mensen overlijden gaat het vermogen naar
de kinderen. Omdat deze kinderen zelf geen inkomen hoeven te verwerven, worden
de kinderen waarschijnlijk lui. Dit zullen dan weinig ondernemende kinderen zijn. Bij
dit principe wordt dus gesteld dat erfbelasting moet worden geheven om de
volgende generatie te prikkelen ook ondernemend te zijn.
Het particularistische en universalistische principe staan feitelijk lijnrecht tegenover elkaar.
Het meritocratische principe zit eigenlijk een beetje in het midden.
Economische motieven
Bij de economische motieven gaat het eigenlijk om de welfaristische motieven. Welfarisme
is de leer die zegt dat het welzijn van de bevolking zo min mogelijk belemmerd moet worden
door de heffing van belastingen. Het heffen van belastingen heeft namelijk vaak
gedragsveranderingen tot gevolg en dat zou de overheid zoveel mogelijk moeten
voorkomen. Als belastingen zo min mogelijk verstoren, bereik je namelijk het hoogste
welzijn van mensen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Anonymouss. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.