DEEL 1
College 1 Wat is pedagogiek?
Opgroeien
1. wat is goed en slecht voor de jeugd? normatieve dimensie van pedagogiek
2. welke ervaringen hebben jongeren op social media? shaming, rolmodel, etc
3. moet de jeugd een aparte levensperiode zijn voor studenten?
o zonder ‘volwassen’ normen
o miniatuur volwassenen
o ruimte voor experimenten
o vwo 7
Opvoeden
1. hoe bespreek ik normen en waarden met (mijn) kinderen?
2. hoe bied je autonomie en structuur als (professionele) opvoeder?
3. monitoring media-gedrag, media-training op school, peer-to-peer
Nationale Wetenschapsagenda: Jeugd in ontwikkeling, opvoeding en onderwijs
Wat hebben kinderen en jongeren nodig aan opvoeding, onderwijs en begeleiding zodat
zij nu en in de toekomst positief kunnen bijdragen aan de samenleving in de 21ste eeuw?
Groeiende maatschappelijke vraag naar bewezen effectieve manieren om welzijn en
ontwikkeling van jongeren te bevorderen.
Jeugdigen leren en ontwikkelen zich in verschillende contexten, relaties en netwerken.
Startimpuls
1. wat hebben kinderen en jongeren nodig aan opvoeding, onderwijs, begeleiding zodat zij
nu en in de toekomst kunnen bijdragen aan de samenleving?
2. groeiende maatschappelijke vraag naar bewezen effectieve manieren om welzijn en
ontwikkeling van jongeren te bevorderen
3. jeugdigen leren en ontwikkelen zich in verschillende contexten, relaties en netwerken
Kinderen: 0-12 jaar
Jongeren: 12-18 jaar, soms gezien tot 23
Jeugdigen: -9 maanden t/m 23
Diversiteit en ongelijkheid
De grote diversiteit aan achtergronden en kenmerken, ongelijkheid neemt toe, ongelijkheid in
uitgangspositie, kansen en effectiviteit van preventie en interventies
Normatieve dimensie
Waartoe willen we opvoeden en opleiden? Rust, rein en regelmaat? Nee, voor kleine kinderen.
Liefde, leiding, leven? Voelt ook niet goed. Maar wat dan wel? Vraagt om veel aandacht.
Bestudering van onderliggende normen en doelen van opvoeding en onderwijs, theoretisch
onderzoek is noodzakelijk
Descriptief is een ander woord voor beschrijvend. Deze uitspraak beschrijft een
ontwikkelingsproces van kinderen. Een normatieve uitspraak schrijft voor hoe iets hoort/moet
zijn. Exploratief is een ander woord voor verkennend. Dit wordt vaak gebruikt in de context van
een nieuw onderzoeksgebied (exploratief onderzoek).
Gunning over ‘paedogogie’, eerste academicus rond 1900
‘theorie zonder praktijk is voor genieën
praktijk zonder theorie is voor gekken en schurken
maar voor het gros der opvoeders is
,de innige onverbrekelijke vereniging van beide’
Peadogogie zonder k → pedagoochelen, praktisch aan de slag gaan. Pedagogiek is de studie.
Langeveld over pedagogiek:
‘De pedagogiek is een wetenschap, welke haar object niet slechts wil kennen om te weten hoe de
dingen zijn, ze wil, wat ze bestudeert, leren kennen om te weten hoe op kortere of langere
termijn gehandeld moet worden’
Van IJzendoorn over pedagogische wetenschappen:
‘.. het bestuderen van opvoeding, onderwijs en de hulpverlening van kinderen en jeugdigen met
het oog op verbetering van de praktijk’ een handelingswetenschap
op een systematisch wijze van kenniswerving:
gepland
gecontroleerd
precies
gegevens
instrumenteel, toepasbaar
brede toepasbaarheid
empirisch verifieerbaar, werkelijkheid
Gunning/Langeveld/van IJzendoorn: theorie en praktijk gaan hand in hand,
handelingswetenschap.
Onderzoek Kindertelefoon, hele korte interventie. Meest gestelde vraag bij kindertelefoon: Hoe
moet je tongzoenen? Kinderen prefereren chatten over bellen, lekker huilen maar wel door
blijven praten.
Shit.nl Share In Trust, deze jeugdigen voelen zich over het algemeen slechter dan bij de
kindertelefoon, je kan de kindertelefoon echt voor alles bellen, zelfs voor een grap. Bij Shit.nl
gaat het over veel meer klachten en ergere dingen/situaties
Counseling: SMS(onderzoek in Denemarken).
Je kan dus bellen, chatten, sms’en voor een stijging van welbevinden
100 jaar pedagogiek
Begin 20ste eeuw, enorm veel optimisme, hygiëne stijgt, levensverwachtingen nemen toe, veel
nieuwe ontdekkingen. Geblust door oorlogen en interbellum.
De ‘geboorte’ van de pedagogiek, begin 20ste eeuw:
ontdekking van het kind(boek van Rousseau)
psychische problemen niet in aanleg maar gevolg van ongunstig leefmilieu
wijsbegeerte: accent op filosofische reflectie op historische en maatschappelijke context
→ normatieve dimensie
psychologie: accent op empirisch onderzoek
langzame verschuiving naar empirische dimensie, maar beide dimensies nog
steeds van belang, de theologen verliezen iets terrein.
Empirisch: gebaseerd op waarneming, theoretische onderbouwing
Pedagogiek als brede discipline:
van normatief tot empirisch
van normale ontwikkeling(gezinspedagogiek) tot verstoorde ontwikkeling(orthop,
neurop)
, multidisciplinair: bio + psycho + community(vrije tijd) + internet
4 leefmilieus: gezin + school & kinderopvang + community + internet
Bio-ecologisch: Bronfenbrenner: micro + meso + exo + macro (+ tijd = chrono-systeem),
college 4 uitgebreide uitleg.
Empirisch-analytische pedagogiek:
Analytisch: stukje van de werkelijkheid, je kan niet ‘het kind’ onderzoeken
Heel goed bestuderen, waardoor veel bouwstenen ontstaan
uitgangspunt: meten is weten, want empirisch
nadruk op objectief meten
controleerbare waarnemingen van gebeurtenissen in de werkelijkheid, repliceerbaar
wetmatigheden op het spoor komen
waarnemingen meten doe je op een systematische wijze mbv empirische cyclus
Patterson: research, research → overviews in empirical journals → articles in newspapers →
public debate → political debate → reflection on laws and policy → changes in laws in policy →
research, research
TOETS 1:
1. De uitspraak ‘Kinderen gaan eerst door een sterk egocentrische fase en verplaatsen zich
niet eenvoudig in een ander’ is descriptief.
2. De Cyclus van Patterson beschrijft de stap van pedagogisch onderzoek naar jeugdbeleid.
3. In de definities van pedagogische wetenschappen van Gunning (begin 20e eeuw),
Langeveld (halverwege 20e eeuw) en Van IJzendoorn (nu) worden telkens twee zaken
onderscheiden. Om welke twee zaken gaat het? Beschrijven van de pedagogische
praktijk en het verbeteren van de pedagogische praktijk.
4. Wat zijn volgens de NWA (Nationale WetenschapsAgenda) drie belangrijke pijlers
(“gamechangers”) voor de pedagogiek? Leren en ontwikkelen in verschillende contexten,
diversiteit en ongelijkheid, normativiteit van opvoeding en onderwijs.
, 5. Kenmerkend voor de empirisch-analytische pedagogiek is: het toetsen van ideeën aan de
realiteit, systematiek en navolgbaarheid.
6. Welke fase volgt binnen de empirische cyclus (zoals beschreven door Van IJzendoorn in
hoofdstuk 1 van Pedagogiek in Beeld) op de fase van deductie? Toetsing
7. Luijk en collega’s zeggen in de inleiding van hun artikel: ‘Tegelijkertijd zien
universiteiten het aantal studenten Pedagogische Wetenschappen afnemen.’ Deze
afname geldt dit studiejaar ('20-'21) ook voor de studies Pedagogische Wetenschappen
en Onderwijswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam als we dit afzetten
tegen voorgaande jaren. Waar.
College 2 Kindbeelden en opvoedingsdoelen
Kindbeelden: algemene kenmerken, ideeën over kinderen zich zouden moeten gedragen.
Na de tweede wereldoorlog: gehechtheidstheorie, ouders moeten sensitief reageren, veilige
emotionele basis. Reageren op wat een kind nodig heeft, bewust zijn op de behoeftes van een
kind waardoor het kind zich veilig voelt.
Kindbeeld historisch: mensen zijn anders over kinderen en opvoedingsdoelen gaan denken, ze
moeten zich aanpassen aan de volwassen maatschappij, dat is het kindbeeld van vroeger.
“kinderen mogen wel gezien maar niet gehoord worden” “jij mag pas iets zeggen als grote
mensen zijn uitgepraat” Rousseau: natuur goed, maatschappij slecht.
Veranderingen in hoe mensen kinderen zien.. vroeger werden ze vanaf 7 jaar worden gezien als
kleine volwassenen, meedraaien in de maatschappij, leren door kijken naar anderen. Tijdens
industriële revolutie: veel kinderen werken in fabrieken. Kinderen werden toen gezien als
zakformaat volwassenen. Tot sowieso eind middeleeuwen was het kind een kleine volwassenen.
Halverwege vorige eeuw kwam de ontwikkeling van het kind centraal te staan. Begin 19e eeuw
werd het onderwijs meer beschikbaar en kwam op een gegeven moment de leerplicht.
Kindbeelden zijn opvattingen over kinderen die:
vaak impliciet zijn(vooronderstellingen)
belangrijke karakteristieken van kinderen bevatten
(een) onderscheid aanduiden met volwassen
theorieën over kinderen begrenzen enzo
opvoeding en onderwijs sturen
veranderlijk zijn(historisch en cultureel)
Het angstaanjagende kind: specifiek kindbeeld(Brinkgreve, 2005)
begin 21ste eeuw, staat tegenover onschuldige kind(argeloos, onbedorven, zuiver,
onbezoedeld, spontaan, natuurlijk)
Monsterachtig kinderen: vies, onaangepast, wreed, bedreigend, tiranniek, onhandelbaar
incompetente ouders en losgeslagen jeugd
opvoedingsdoel: wildheid temmen, beschaving bijbrengen
opvoeden: strengere straffen en strengere regels
Aan de ene kant het idee: verwend/aanbeden aan de andere kant: verwaarloosd
ouders meer werken, druk met anderen dingen dus kind krijgt soms minder aandacht,
wat kan leiden tot ontsporing
te snel groot worden(versus laat volwassen worden)
verschil in kindertijd en volwassenheid
vroeger werken pas na school
nu studenten hebben bijbaan en volwassenen gaan nu weer terug naar school
dus niet meer kind: school / volwassen: werken