Familie en gezin Colleges
DEELTOETS 1
College 1 Inleiding in de gezinspedagogiek
Ontwikkelingsfasen: opvoedtaken: verschillend of hetzelfde?
Babytijd
Vier domeinen van opvoeding van baby’s:
Verzorgende opvoeding (in fysieke behoeften voorzien)
Sociale opvoeding (interpersoonlijk gedrag bevorderen en begeleiden)
Didactische opvoeding (stimulatie om de wereld te leren begrijpen)
Materiële opvoeding (fysieke uitdaging en begeleiding)
Kerntaak voor ouders: sensitiviteit: het vermogen van ouders om signalen van het kind
waar te nemen, juist te interpreteren en er correct/adequaat op te reageren → eerste
tekenen van gehechtheid. Secure base(watch over me, delight in me, help me, enjoy with
me) & safe haven(protect me, comfort me, delight in me, organize my feelings). Waarom
is het zo belangrijk: voor de hechting.
Waarom is hechting belangrijk: gedrag tegenover anderen, veilige relaties. Je krijgt een
beeld van hoe de wereld werkt en hoe men in elkaar steekt. Vanaf wanneer zien we
gehechtheid? Angst voor vreemden ontstaat vanaf 8 maanden. Vanaf ongeveer 9
maanden kan een nieuw kind in het gezin komen, plek opeisen.
Strange situation procedure: kind met ouder in kamer(kind gaat verkennen), komt
een vreemde binnen, ouder verlaat kamer dus kind alleen met vreemde(kind
huilen/protesteren), vader of moeder komt terug(alles is weer goed). Als kind niet
protesteert is er een onveilige gehechtheid. Geen reactie van ouders op signalen van
baby(huilen etc) kan hier ook een oorzaak van zijn, kind generaliseert dat ook op andere
situaties. Gewenning kan deels meespelen maar is nooit de volledige oorzaak. Geen
adequate reactie, inconsistentie is ook heel moeilijk voor een kind.
,Gehechtheidsstijlen
Interne werkmodellen: gedachten en overtuigingen gebaseerd op eerdere ervaringen.
Over jezelf, anderen en de relatie tussen jezelf en anderen. Beïnvloeden je
verwachtingen, acties en reacties in sociale situaties.
Wederkerigheid: “serve and return”
Gehechtheidsstijl over tijd:
Relatief stabiel (70-80% verandert niet), niet set and stone
Stabiliteit doorgaans versterkt door vrienden- en partnerkeuze
Classificatie kan veranderen door vrienden- en partnerkeuze
Intergenerationele transmissie van gehechtheid: serve and return, het is moeilijk als je
dat niet zelf zo hebt aangeleerd, het kan wel worden overgedragen maar wel moeilijk
omdat het stug geprogrammeerd is.
Peuter en kindertijd:
babytijd: sensitiviteit
kinder: warmte met controle
daarna ook controle
,Warmte:
Affectie (uitingen van liefde)
Waardering (vriendelijkheid, acceptatie, steun)
Positieve emotie ((glim)lachen, humor)
Controle:
Gedragscontrole
o Grenzen stellen
o Consequenties verbinden aan overtredingen
o Supervisie, monitoring
Psychologische controle
o Macht uitoefenen
o Inmenging in de psyche van het kind (schuld, schaamte)
Adolescentie
Ouders moeten autonomie geven, vertrouwen maar tegelijkertijd monitoring: “Parental
awareness, watchfulness and supervision of adolescent activities” Belangrijke
voorspeller van risicogedrag bij adolescenten. Communicatie is heel belangrijk.
Uitingsvorm verandert: van fysieke nabijheid naar nabijheid in communicatie. Jongere
adolescenten ervaren gemiddeld minder nabijheid en acceptatie dan vóór de
adolescentie. (herstelt doorgaans voor een belangrijk deel in latere adolescentie). De
manier van communicatie is meestal nog belangrijker dan de hoeveelheid
communicatie; Kwantiteit & kwaliteit → negativiteit & positiviteit → het belang van
flexibiliteit.
Een empirisch-analytische benadering
Empirie: Te verifiëren met observatie of ervaring, in plaats van theorie, visie of logica.
Analytisch: Kritisch en rationeel naar eigen resultaten kijken.
Herhaalbaar en controleerbaar.
→ Pedagogische mythes vermijden en doorbreken.
, Hoe ontstaan pedagogische mythes? Onder andere door:
Doorgegeven “volkswijsheden”
Verlangen naar snelle antwoorden en makkelijke oplossingen
Selectieve perceptie en herinnering
Blootstelling aan een selectieve (“biased”) groep mensen
Causaliteit afleiden uit correlatie
Voorbeelden:
complimenten en ontwikkeling → self esteem, goed voelen over jezelf,
complimenten geven aan je kind → heel veel ouders doen dit
Wat maakt dat sommige jongeren gelukkiger zijn dan anderen? 50% aanleg, 40%
doelbewust gedrag, 10% omstandigheden.
College 2 Deel 1 Mind-mindedness
Mind-mindedness:
→ parental sensitivity → infant-parent attachment → parental mentalization / mind-
mindedness →
Beter mentaliseren(verbaliseren en praten meer over het kind) → betere
sensitiviteit(mechanisme) → betere/veilige gehechtheid
Vormen van mentaliseren:
parental reflective functioning
o Fonagy et al. (2016); Slade et al. (2005)
insightfulness
o Oppenheim & Koren-Karie, (2002)
mind-mindedness
o Meins (2007; 2013)