Inhoudsopgave
HR 15 oktober 1996, NJ 1997/199 (Porsche).......................................................................................................2
HR 24 april 2004, NJ 2004214 (Bumperkleven)....................................................................................................3
HR 2 december2014, NJ 2015, 390 (overzichtsarrest medeplegen)....................................................................3
HR 14 februari1916, NJ 1916, 681 (Melk en water).............................................................................................4
HR 21 april 1913, NJ 1913, 961 (Reispas).............................................................................................................4
HR 23 februari1954, NJ 1954, 378 (IJzerdraad)...................................................................................................5
HR 21 oktober2003, NJ 2006, 328 (Drijfmest)......................................................................................................6
HR 25 januari1994, NJ 1994, 598 (Volkel)............................................................................................................8
HR 6 januari1998, NJ 1998, 367 (PikmeerII)........................................................................................................8
HR 16 december1986, NJ 1987, 321 (Slavenburg).............................................................................................10
HR 19 maart 1934, NJ 1934, 450 (Eindhovense brandstichting).......................................................................10
HR 29 mei 1951, NJ 1951, 475 (Poging tot gasmoord)......................................................................................11
HR 24 oktober 1978, NJ 1979, 52 (CITO)............................................................................................................12
HR 8 september 1987, NJ 1988, 612 (Grenswisselkantoor)...............................................................................12
HR 20 februari 2007, NJ 2007, 659 (Voorbereiding bomaanslag).....................................................................14
Hof Den Bosch 11 februari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:404 (Zwartspaarder)..................................................14
College 2
, HR 15 oktober 1996, NJ 1997/199 (Porsche)
Dit arrest gaat over de grens tussen voorwaardelijke opzet en bewuste culpa. De verdachte
in deze zaak zat met te veel alcohol op achter het stuur en reed met onverantwoorde
snelheid. Er ontstond een frontale botsing en vijf mensen kwamen om het leven. De
bestuurder (hierna: verdachte) overleefde het ongeluk. Aan de verdachte wordt primair
doodslag (art. 287 Sr) ten laste gelegd en subsidiair dood door schuld in het verkeer (art. 36
WVW (oud), thans art. 6 WVW 1994).
De ingewikkelde vraag in deze zaak was of hier sprake was van voorwaardelijke opzet of
bewuste culpa. Heeft de bestuurder willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat
door zijn gedrag mensen om het leven zouden kunnen komen (dus doodslag)? Of is de man
onvoorzichtig of roekeloos geweest, zodat er sprake is van culpa (wat dood door schuld
oplevert)?
HR vond niet dat sprake was van voorwaardelijke opzet. In hoger beroep werd de verdachte
veroordeeld wegens doodslag, waarbij het Hof voorwaardelijke opzet bewezen achtte. In
cassatie werd de uitspraak van het hof vernietigd. De Hoge Raad was van mening, omdat de
verdachte de eerste paar inhaalpogingen had afgebroken, dat hij zich bewust was van het
risico op een aanrijding en dat hij het risico kennelijk niet heeft aanvaard. Hij bleef volgens
de Hoge Raad geloven in een goede afloop.
Het hof overwoog in hoger beroep: “Door de raadsman van verdachte is, kort samengevat,
betoogd dat de bestuurder van de Porsche niet het opzet, ook niet in de zin van
voorwaardelijk opzet, heeft gehad de slachtoffers te doden.
De Hoge Raad oordeelde echter anders: “5.4. In gevallen als het onderhavige, dat zich
hierdoor kenmerkt dat de gebezigde bewijsmiddelen nopen tot de gevolgtrekking dat de
verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, dient de
rechter evenwel in zijn oordeel te betrekken dat – behoudens aanwijzingen voor het
tegendeel – naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke
kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal plaatsvinden, en hij als
gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.
Gelet op het evenoverwogene en in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen
inhouden dat de verdachte meermalen – kennelijk om een botsing te vermijden – een
ingezette inhaalmanoeuvre heeft afgebroken vooraleer de in de bewezenverklaring
bedoelde fatale inhaalmanoeuvre uit te voeren, hetgeen er op wijst dat althans in de
voorstelling en naar de verwachting van de verdachte laatstbedoelde manoeuvre niet tot
een botsing zou leiden, behoeft de bewezenverklaring, in het bijzonder voor zover daarbij is
aangenomen dat verdachtes opzet was gericht op de dood van de slachtoffers, nadere
motivering.
Het middel is derhalve terecht voorgesteld.”