Verdiepend staats- en bestuursrecht
Hoorcollege 1 – De persoon als burger en de rechten van de burger 28-01-
20
− Perspectief van de burger vanuit constitutionele levenscirkel → rechtspositie burger staat centraal.
− Positie burger van bijzonder naar algemeen = representatie
Wat kan die burger in de democratische rechtsstaat precies doen, hoe kan hij invloed uitoefenen op het
tot stand brengen algemene van regels
− Van algemeen naar bijzonder naar de positie van de burger.
Hoe komen we van algemene regels naar de individuele rechtspositie, wat is de invloed van burgers
daarin?
Belangrijk:
• functioneren openbaar bestuur (bestuursorganen).
➔ Geleden normstelling van algemene regels via beleid naar de vaststelling van de individuele
rechtspositie door bijv. het nemen van beschikkingen.
• Rechtspraak: Vooral kijken naar rechtspraak met grote politieke en maatschappelijke impact en hoe
die te plaatsen in het kader van de democratische rechtsstaat.
• Bestuursrechtspraak (Kindertoeslagen, stikstofzaak) → bestuursrechter is er om te
controleren of het BO bij het vaststellen van de rechtspositie van het individu zijn werk goed
heeft gedaan door te toetsen of de besluiten in overeenstemming zijn met het recht
(rechtsregels, rechtsbeginselen)
• Burgerlijke rechter (Urgenda, rookverbod)
Bij vaststelling algemene regels en rechtsbescherming van de burger zie je in constitutionele toetsing
confrontatie van beide: Hoe verhouden de individuele rechten van de burger zich tot de vastgestelde regels?
Constitutionele toetsing: het toetsen door de rechter van wet- en regelgeving. Hierbij spelen de institutionele
verhoudingen een rol: wat mag/kan de rechter gelet op concept als trias politica? discussie: activistische
rechter (Urgenda, Stikstofzaak, Kinderopvangtoeslag)
Spoorboekje voor vandaag
⚫ Deel I: Rechten van de burger/rechten van de mens
⚫ Deel II: Rechtsbescherming en constitutionele toetsing
⚫ Deel III: institutionele verhoudingen
1
,Grondrechten = rechten van de mens + burgerrechten
⚫ Rechten hebben is juridisch persoon zijn (in het procesrecht: legal standing), stem hebben is juridisch
burger zijn.
➔ Grondrechten = rechten van de mens + burgerrechten.
⚫ Burgerrechten zijn de aan de staatsburgers gewaarborgde fundamentele rechten die hen in staat
stellen actief en volledig aan het openbare leven van hun staat deel te nemen.
➔ (actief en passief kiesrecht).
⚫ Rechten van de mens komen aan iedere persoon zonder onderscheid toe en beschermen de
menselijke waardigheid.
⚫ “Burger” verwijst naar nationale verbondenheid.
➔ Burgerrechten zijn slechts toegekend aan een bepaalde groep personen (onderscheid met
mensenrechten) en dat is aan staatsburgers: zij die door nationaliteit verbonden zijn aan de staat.
⚫ “Persoon” verwijst naar de waardigheid van iedere mens, waarvan we verlangen dat die universeel
wordt erkend. Absoluut verbod van slavernij en van mensonterende behandeling, zoals foltering.
Vrijheid te gaan en te staan waar je wilt, behoudens beperkingen op wettelijke basis.
➔ Rechten van de mens verwijzen naar de menselijke waardigheid. Mensenrechten verwijzen naar
de mens als juridisch persoon.
Déclaration des droits de l’homme et du citoyen van 26 augustus 1789
− Het onderscheid tussen mensenrechten en burgerrechten was er al in het verleden. Dit stond al in de
déclaration → een van de bekende documenten uit de Franse revolutie (opgesteld door
grondwetgevende vergadering). Hierin werden mensenrechten- en burgerrechten geformuleerd.
− Inspiratiebron voor Staatsregeling voor het bataafse volk.
Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798)
Artikel 16
Iedere Burger mag zijn gevoelens uiten en verspreiden, op zoodanige wijze, als hij goedvindt, des niet strijdig
met het oogmerk der Maatschappij. De vrijheid der Drukpers is heilig, mids de Geschriften met den naam van
Uitgever, Drukker, of Schrijver voorzien zijn. Dezen allen zijn, ten allen tijde, aansprakelijk voor alle zoodanige
bedrijven, door middel der Drukpers, ten aanzien van afzonderlijke personen, of der gantsche Maatschappij,
begaan, die door de Wet als misdadig erkend zijn.
➔ Onze grondwet kent naast de klassieke mensenrechten ook burgerrechten.
Maar wie waren en zijn die burgers?
Staatsburgerschap heeft historische ontwikkeling meegemaakt
⚫ 1796 einde uitsluiting van Joden van de gilden (belangrijk voor werkverschaffing) (geen Jood zal
worden uitgeslooten van eenige rechten of voordeelen die aan het Bataafsch Burgerregt verknocht
zyn)
⚫ 1863 opheffing slavernij (Engeland in 1833 en Frankrijk in 1848)
⚫ 1917 vrouwenkiesrecht (passief kiesrecht voor mannen en vrouwen, maar actief kiesrecht alleen voor
mannen; bij wet kon het actief kiesrecht ook aan vrouwen worden toegekend → Wet Marchant van 28
september 1919)
⚫ 1954 één gelijkwaardig staatsburgerschap in het gehele Koninkrijk
⚫ 1956 opheffing handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw
→ het heeft even geduurd voordat we tot het volwaardig burgerschap zijn gekomen.
Nederlands staatsburgerschap:
Rijkswet op het Nederlanderschap:
− Wanneer je bent geboren uit een Nederlandse moeder (na 1985) dan ben je Nederlander →
Nederlanderschap gaat van moeder over op kind.
2
, − Als je uit een huwelijk bent geboren waarvan de vader bij de geboorte met moeder is getrouwd en de
vader Nederlander is, dan ben je ook Nederlander → Nederlanderschap gaat over van vader op kind.
(Ius Sangus)
Wat zijn de rechten van de burger volgens de Grondwet?
Sporen van burgerrechten in de grondwet: rechten die de burger in staat stellen om actief deel te nemen in het
openbare leven in de staat.
⚫ Artikel 3: gelijke benoembaarheid in openbare dienst.
➔ gelijke benoembaarheid in openbare dienst van alle Nederlanders
➔ Het begrip Nederlanderschap komt terug, komt ook terug in verschillende andere artikelen in de
grondwet.
⚫ Rond art 19 GW: vrije arbeidskeuze
⚫ Artikel 50: “De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.”
➔ Constitutionele levenscirkel: van individueel naar algemeen door representatie
⚫ Artikel 4: actief en passief kiesrecht (vgl. artikelen 54 en 56).
⚫ Artikel 20, derde lid: bijstand.
ECLI:NL:HR:2015:1749 (vaststelling Nederlanderschap)
Art. 15 lid 2 RWN bevat drie uitzonderingen op de hoofdregel van art. 15 lid 1, aanhef en onder a, RWN,
volgens welke het Nederlanderschap verloren gaat bij het aanvaarden van een andere nationaliteit. Die
uitzonderingen houden in dat de Nederlandse nationaliteit niet verloren gaat indien betrokkene (a) in het land
van die andere nationaliteit is geboren en daar ten tijde van de verkrijging zijn hoofdverblijf heeft, (b) voor het
bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijf jaren in het
land van die andere nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad, of (c) gehuwd is met een persoon die die
andere nationaliteit bezit.
➔ Art 15 lid 1 Rijkswet op het Nederlanderschap: Bij het vrijwillig aanvaarden van een andere
nationaliteit dan de Nederlandse, dan gaat de Nederlandse nationaliteit verloren.
➔ Art 15 lid 2 Rijkswet: uitzonderingen.
Arrest van de HR 2015.
Wat we moeten verstaan onder sub a en sub b, wat moeten we onder een land verstaan?
Het ging om een meneer die in 1952 was geboren in Suriname en toen was het nog een district van het
koninkrijk der Nederlanden. Meneer had de Nederlandse nationaliteit. Hij had pas na het zelfstandig worden
van Suriname de Surinaamse nationaliteit aangevraagd. Daarmee was zijn Nederlandse nationaliteit verloren
gegaan. Hij heeft vervolgens later weer om naturalisatie gevraagd, dus om het Nederlanderschap. Dat leidde
weer tot het verval van de Surinaams nationaliteit. Toen hij uiteindelijk toch weer de Surinaamse nationaliteit
aannemen rees de vraag of met het vrijwillig aanvaarden van de Surinaamse nationaliteit het
Nederlanderschap verloren gaat als in art. 15 van de Rijkswet op het Nederlanderschap?
Nederlandse staat betoogde dat dat het geval was.
HR oordeelde in dit geval dat weliswaar op het moment dat betrokkene werd geboren in Suriname, dat dat nog
geen zelfstandig land was, maar dat dat voor de uitleg van art. 15 van de Rijkswet op het Nederlanderschap de
betrokkene in het land van die andere nationaliteit is geboren ook al was dat toen nog geen zelfstandige
republiek, en dat hij daar ten tijde van de verkrijging zijn hoofdverblijf heeft en dat hij ook voldoet aan het onder
b gestelde dat hij voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een onafgebroken periode van
tenminste vijf jaren in het land van die andere nationaliteit, hoewel toen nog geen zelfstandig republiek, zijn
hoofdverblijf heeft gehad. Die Surinaamse nationaliteit en het aannemen daarvan leidt niet tot het verval van
de Nederlandse nationaliteit.
Let op: Naast het Nederlandse staatsburgerschap heb je ook het Europese staatsburgerschap.
3
, Wat zijn de rechten van de Europese burger volgens de EU-verdragen en het Handvest?
⚫ Artikel 9 VEU: burgerschap van de EU op basis van en naast het nationale burgerschap (nationaliteit) =
artikel 20, eerste lid, VWEU
➔ Dit artikel gaat over gelijke behandeling door Europese instanties voor alle Europese burgers.
➔ Tweede zin art. 9 - Europese burgers (Unieburger): Een ieder de nationaliteit van een lidstaat
bezit → staatsburger van een van de 28 lidstaten van de EU.
➔ Derde zin art. 9: Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap en treedt
niet in de plaats van het nationale burgerschap.
⚫ Artikel 10 VEU: recht op democratische representatie en participatie (in de Europese context)
➔ Lid 1: de werking van de unie is gegrond op representatieve democratie
➔ Lid 2: De burgers van de unie worden op het niveau van de unie rechtstreeks vertegenwoordigd in
het Europese parlement. Iedere burger heeft het recht om aan het democratische bestel van de
Unie deel te nemen.
⚫ Artikel 20, tweede lid, VWEU: vrij verkeer, actief en passief kiesrecht EP en gemeenteraden,
diplomatieke en consulaire bescherming en petitierecht, uitgewerkt in artikelen 21-23 VWEU (vgl.
artikelen 39-46 Handvest)
➔ Lid 1 - er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld + herhaling art. 9 VEU.
➔ Lid 2 – waar burgers recht op hebben: Burgers van de Unie genieten de rechten en hebben
plichten die bij de verdragen zijn bepaald.
➔ Sub a: het recht om zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te
verblijven.
➔ Sub b: actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het EP en bij de
gemeenteraadverkiezingen in de lidstaat waar de burger verblijf houdt onder dezelfde
voorwaarden als de onderdanen van die staat → dus niet recht om aan tweede kamer
verkiezingen deel te nemen of provinciale verkiezingen (provinciale staten kiezen eerste
kamer)
Artikel 20 VWEU
1. Er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een
lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap doch komt niet in de plaats
daarvan.
2. De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die bij de Verdragen zijn bepaald. Zij
hebben, onder andere,
a. het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven;
b. het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de
gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden, onder dezelfde voorwaarden als de
onderdanen van die staat;
c. het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat op het
grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, onder
dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
d. het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de Europese ombudsman te
wenden, alsook zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie
te richten en in die taal antwoord te krijgen.
Deze rechten worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen welke bij de Verdragen en de
maatregelen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
Spanning over wat burgerschap van de Unie betekent mede in relatie tot vrijheid en bevoegdheden van de
lidstaten om te bepalen wie zij onder een staatsburger verstaan en wat de rechten zijn die aan die staatsburger
toekomen → enkele arresten HvJ:
ECLI:EU:C:2006:545 (Eman & Sevinger / B&W Den Haag)
Het beginsel van gelijke behandeling staat er evenwel aan in de weg dat de gekozen criteria meebrengen dat
onderdanen die zich in vergelijkbare situaties bevinden, zonder objectieve rechtvaardiging ongelijk worden
behandeld.
4