Persoonlijkheidsleer week 1
(Zimbardo 10.1, 10.2, 10.4.3 + De zes belangrijkste persoonlijkheidsdimensies en de
HEXACO persoonlijkheidsvragenlijst)
Persoonlijkheid ➜ psychologische eigenschappen die een zekere continuïteit
(voortgang)
verlenen aan het gedrag van een individu in verschillende situaties
en op
verschillende momenten.
- Persoonlijkheid van mensen is uniek, maar we kunnen wel gemeenschappelijke
patronen ontdekken.
- Persoonlijkheid maakt dat we enigszins voorspelbaar zijn.
Bijvoorbeeld ➜ een extravert persoon zal zich op een feestje, op werk of thuis
extravert gedragen.
- Persoonlijkheid is dat wat jou jou maakt + dat wat jou laat verschillen van een
ander.
G = f (p,s)
G ➜ gedrag
f ➜ functie ➜ (p,s) ➜ persoon, situatie
Kenmerken gedrag
- Stabiliteit ➜ je gedrag wordt regelmatig vertoond.
- Consistentie ➜ je gedrag wordt in verschillende situaties vertoond.
- Standaardgedrag
Perspectieven van persoonlijkheid
1. Wil je snel een beeld van iemand vormen? (bv bij een sollicitatie)
➜ indeling in persoonstrekken/-kenmerken / theorieën over trekken en typen
2. Wil je iemand begrijpen vanuit zijn verleden? (bv advies over een probleem)
➜ psychodynamisch / humanistisch / sociaal-cognitief persoonlijkheidstheorieën
3. Wil je weten hoe mensen over elkaar denken? (bv 2 mensen die een ruzie
hebben)
➜ impliciete persoonlijkheidstheorieën
4. Wil je mensen begrijpen uit de rest van de wereld? (bv als je werkt met
verschillende
➜ crossculturele theorieën culturele achtergronden)
,Beschrijvende persoonlijkheidstheorie (meer nature)
- Wat in ons vast ligt, in onze natuur/karakter.
- Bijvoorbeeld een beschrijving van onze karaktertrekken.
- Nadruk op betrekkelijke, stabiele persoonlijkheidskenmerken / karaktertrekken.
- Karaktertrek ➜ een stabiel persoonlijkheidskenmerk waarvan men aanneemt dat
het zich in het individu bevindt en dat in verschillende omstandigheden een
leidraad vormt voor zijn/haar gedachten.
- Je bent bijvoorbeeld introvert of extravert.
Procestheorieën (meer nurture)
- Verklaren persoonlijkheid vanuit interne persoonlijkheidsprocessen zoals
motivatie, emotie, perceptie, leren en onbewuste processen.
Impliciete persoonlijkheidstheorie
- Aanname over de persoonlijkheid die mensen hanteren met het doel anderen
gemakkelijker te kunnen begrijpen.
- Gevaar ➜ van stereotypes uit gaan ➜ zoals bv een dom blondje.
Crossculturele theorieën
- Individualisme ➜ nadruk op jou als individu ➜ vooral in het westen en de VS
- Collectivisme ➜ nadruk op jouw groep / sociale relaties ➜ vooral Azië, Afrika en
het
Midden-
Oosten.
- Manier van kijken op de wereld wordt bepaald door cultuur en dit komt terug in je
persoonlijkheid.
- Bijvoorbeeld iemand die niks zegt in een vergadering ➜ vind je die vervelend
omdat hij niks zegt of vind je het fijn dat deze persoon zich goed aansluit bij de
rest? ➜ die keuze wordt dus bepaald door je cultuur.
,Hippocrates ➜ temperament werd bepaald door de verhouding tussen de 4
humores (lichaamssappen).
Humores Bron Temperament
Bloed Hart Optimistisch (monter)
Cholè (gele gal) Lever Cholerisch (ontvlambaar)
Melancholè Milt Melancholisch (depressief)
Flegma (slijm) Hersenen Flegmatisch (traag)
Dispositionele theorieën ➜ een verzamelnaam voor benaderingen van de
persoonlijkheid op basis van temperament, karaktertrekken en
persoonlijkheidstypen.
1. Temperamenten
➜ biologisch bepaalde persoonlijkheidsdisposities die al in de vroege jeugd
waarneembaar zijn en die de snelheid en intensiteit van emotionele reacties en
overheersende stemming van een individu bepalen.
Bij temperamenten verwijzen ze meestal naar 1-2 dominante en blijvende
‘thema’s’, zoals verlegenheid of humeurigheid, die typerend zijn voor iemand
persoonlijkheid.
Biologische disposities beïnvloeden onze basale persoonlijkheid.
- Dispositie = een psychische en fysieke kwaliteit/eigenschap van een
persoon.
De moderne biologische psychologie heeft het niet meer over humores zoals
Hippocrates, maar over neurotransmitters. Jerome Kagan formuleert: ‘We
hebben allemaal dezelfde neurotransmitters, maar bij elk van ons is de
verhouding net weer even anders’. En dat is de oorzaak van een groot aantal
verschillen in de temperamenten van mensen, zegt Kagan.
Erfelijkheid en omgeving beïnvloeden elkaar, doordat in eerst instantie
aangeboren eigenschappen in de loop der tijd door ervaringen worden versterkt
of afgezwakt.
2. Karaktertrekken
➜ meervoudige, stabiele persoonlijkheidskenmerken waarvan men aanneemt dat
ze zich in het individu bevinden en die in verschillende omstandigheden
bepalend zijn voor zijn/haar gedachten en handelingen. We kunnen ze
beschouwen als het product van verborgen psychologische processen; de manier
waarop onze motieven, emoties en cognities gewoonlijk in gedrag tot uiting
komen.
- Voorbeelden van karaktertrekken = humeurig, opgewekt, melancholiek,
enthousiast, wispelturig, vriendelijk en slim.
, Verschil tussen karaktertrekken en temperament
Temperament verwijst naar dat gedeelte van de persoonlijkheid dat betrokken is
bij emotionele eigenschappen en de snelheid en intensiteit van emotionele
reacties. Deze eigenschap zit diep in onze individuele biologische aard en kan
erfelijk zijn. Temperament is datgene waar je mee geboren wordt, maar wat
slechts de basis is voor de vorming van je karakter.
Karaktertrekken zijn een meerdimensionale structuur die op basis van het
temperament rust, maar zich later ontwikkeld en sterk door ervaringen en door
psychologische processen in de persoon wordt beïnvloed.
Cluster ➜ beschrijvingen (karaktertrekken?) die bij elkaar horen. Een cluster
wordt ook wel ‘continuüm’ genoemd.
- Voorbeeld = stel de beschrijving is ‘aardig’. Dat kan ‘heel aardig’ zijn,
maar ook ‘een beetje aardig’ of ‘helemaal niet aardig’. Als je beschrijving
‘helemaal niet aardig’ is, dan past misschien de beschrijving ‘koppig’ beter
bij je. ‘Koppig’ staat dus aan de andere kant van ‘aardig’. Woorden die we
dus aan de andere kant vinden van een continuüm, horen ook samen bij
dat cluster. In dit voorbeeld zijn ‘aardig’, ‘zorgzaam’, ‘betrouwbaar’,
‘koppig’ en ‘competitief’ ➜ zijn 1 cluster ➜ dus 1 continuüm ➜ dus 1
dimensie.
The BIG-FIVE (vijf-factor theorie)
Door factoranalyse, een statistische techniek waarmee de onderzoeker relaties
tussen, of clusters van, items op persoonlijkheidstests kan aantonen, zijn er 5
dominante persoonlijkheidsfactoren naar voren gekomen ➜ de BIG-FIVE.
Vijf-factorentheorie = een perspectief op karaktertrekken dat aangeeft dat
persoonlijkheid is samengesteld uit 6 fundamentele persoonlijkheidsdimensies,
die noemen we de BIG-FIVE. Die dimensies worden gemeten door vragenlijsten.
Ezelsbruggetje voor de 5 dimensies ➜ OCEAN.
1. Openheid (voor ervaringen)
laag hoog
Gesloten Open
Voorkeur voor bekende Nieuwsgierig
2. Consciëntieusheid (➜ ordelijkheid)
laag hoog
Chaotisch Georganiseerd
Onbetrouwbaar Betrouwbaar
Nonchalant Zorgvuldig / precies
Gesloten
Voorkeur