Samenvatting Infectieziekten
[1] Inleiding infectieziekten I
Kijkt naar omgevingsfactoren die invloed hebben op de gezondheid
- Ziekten
o Deze cursus focust op biologische (infectieziekten) en chemische (toxicologie)
factoren
- Biotisch: virus, bacterie, parasiet
- Abiotisch: chemische, schadelijke stoffen
Bij infectieziekten gaat het om biotische factoren: bacterie, virus of parasiet
- Belangrijke vragen bij een infectie: wat, hoe, wanneer, wie
o Wat is het dat de uitbraak veroorzaakt? Wat zijn de biologische
eigenschappen?
o Hoe heeft het kunnen uitbreken? Via welke transmissieroutes?
o Wanneer is een organisme overdraagbaar van mens op mens? Symptomatisch,
asymptomatisch, na symptomen?
o Wie zijn er precies de risicogroepen? Wie worden erg ziek? Wie zijn bron van
besmetting? Wie moeten we als eerste vaccineren?
- Kennis van organisme en bijbehorende symptomen (de etiologie) is belangrijk om
juiste behandeling te vinden voor infectie
Ebola geen pandemie geworden, want is geen luchtweginfectie en zit alleen in
lichaamsvloeistoffen. Via de lucht overdraagbare virussen zijn lastiger aan te pakken.
Daarnaast werd een verkeerde diagnose (malaria) gesteld i.p.v. ebola, want vergelijkbare
symptomen. Als ze dachten dat mensen malaria hadden werden ze gewoon naar
huis gestuurd, want geen direct gevaar voor omgeving.
Etiologie = achterhalen/bewijzen van de oorzaak van de infectieziekte
- Postulaten van Koch: soort regels die nodig zijn om te bewijzen dat dat
organisme inderdaad die ziekte veroorzaakt
o Muis is geïnfecteerd met organisme met bepaalde symptomen
o Pathogeen isoleren en identificeren
o Controle experiment doen door gezonde muis te injecteren met
geïsoleerd micro-organisme
o Precies dezelfde symptomen zou je terug moeten zien
o Uit deze tweede muis moet je weer precies hetzelfde organisme
kunnen isoleren
- Lastig om hele specifieke kenmerken in het ziektebeeld te ontdekken,
maar dat wil je wel. Dan zou je bij die symptomen direct kunnen zeggen
waarmee dier/mens geïnfecteerd is
,Transmissie infectieziekten: reservoirs
1. Mens (mens-mens)
Groot deel van mensen heeft asymptomatisch dragerschap = subklinische
infecties: je bent wel besmet en infectieus maar je hebt geen symptomen.
2. Dier: zoönoses (dier-mens)
3. Vector (insecten)
a. Mens-vector-mens: malariaparasiet, zikavirus
b. Dier-vector-mens: pest = zwarte dood (rat → vlooi → mens)
4. Besmette oppervlakten, voedsel, water, aarde
a. Kan pathogeen overleven buiten gastheer?
Of een pathogeen buiten de gastheer kan overleven is afhankelijk van biologie
1. Non-enveloped virus
a. Sterk capside aan buitenkant → resistenter
b. Kan overleven onder vele omstandigheden
c. Overleeft langer in omgeving (buiten gastheer)
d. Overdraagbaar via besmette objecten
2. Enveloped virus
a. Dubbel lipide membraan die hij meekrijgt van
gastheercel, met virusspecifieke eiwitten, nodig om aan
te hechten aan gastheercel
b. Gevoeliger voor uitdroging en andere
omgevingsfactoren
c. Envelop nodig om gastheercel te kunnen infecteren
Verloop van infectie
- Plaatje van het verloop van een infectie waarvan we in staat zijn deze te klaren
- Transmissie kan plaatsvinden op verschillende momenten
o Asymptomatische fase
o Symptomatische fase
- Definities:
o Incubatie: periode tot aan ziektesymptomen → toename van pathogeen vindt
plaats → transmissie soms mogelijk (afhankelijk van pathogeen)
o Ziekte: of ziekte ontstaat is afhankelijk van virulentie van pathogeen en/of
conditie gastheer.
o Herstel: afname en verdwijning van symptomen (ziekte) → afname
pathogeen/virusdeeltjes, MAAR bij sommige infecties kan na herstel van
symptomen nog steeds pathogeen aanwezig zijn en is transmissie nog mogelijk
,Transmissieroutes
Horizontaal v.s. verticaal
- Horizontaal: via lucht, water, voedsel, contact, vectoren
o Mens op mens
- Verticaal: eicel, spermacel, placenta, melk, contact
o Bijv. mens op kind
o Leukemie virus, Hepatitis B virus, HIV
Contacttransmissie v.s. vehicletransmissie
- Contact transmissie
o Direct contact met reservoir
o Indirect contact via fomieten (objecten die infecties met zich meedragen)
o Druppeltjes in de lucht
- Vehicle transmissie: water, voedsel, stofdeeltjes in lucht (in
stofdeeltjes is heel vervelend want blijft lang in de lucht)
Vectortransmissie
- Mechanische vectortransmissie: geïnfecteerd doordat pathogeen
aanwezig is op lichaamsdeel van insect. Bijv. vlieg in prullenbak →
neemt pathogeen mee op pootjes → vlieg gaat op je eten zitten en
laat pathogeen achter → jij eet je eten en raakt geïnfecteerd
- Biologische vectortransmissie: pathogeen heeft echt de vector nodig
om zich daarin te ontwikkelen (voortplanten, differentiëren)
o Pest (vlieg), malaria (mug), ziekte van lyme (teek)
[2] Inleiding infectieziekten II, virulentie, pathogeniciteit
Wie? → Risicogroepen
- Mexicaanse griep → risicogroep jongvolwassenen
- HIV/AIDS → meerdere opvallende clusters onder homoseksuele mannen gepaard met
infecties typerend voor immunodeficiënte patiënten.
Belangrijk om te weten:
➢ Kennis organisme en bijbehorende symptomen (etiologie): classificatie → voor juiste
behandeling
➢ Hoe en wanneer wordt het pathogeen over gebracht naar andere gastheer:
transmissieroute → voor preventie
➢ Waar zit pathogeen in het lichaam: pathogenese, levenscyclus → voor diagnostiek
➢ Risicogroepen: wie worden er (ernstig) ziek?
Risicofactoren voor uitbraak
, - Crowding: mensen leven en bewegen dicht op elkaar
- Seizoensklimaat en vochtigheid m.n. belangrijk voor parasitaire infecties
In 1900 waren infectieziekten nog belangrijke doodsoorzaak, tegenwoordig zijn chronische
ziektes hier veel meer verantwoordelijk voor (in Westen!)
- Terugdringen infectieziekten door hygiëne, vaccins, antibiotica, medische zorg
Wereldwijde ‘killers’:
1. Lower respiratory infections
a. Lucht: we moeten ademen, dus is goede transmissieroute
2. Gastro-intestinale infectieziektes
a. Voeding en water
3. Tuberculosis (heeft weer een opmars gemaakt)
4. HIV/AIDS
5. Malaria
6. Mazelen
7. Hepatitis B
In het Westen zien we andere problemen:
- Bacteriën (multi) resistent aan het worden
o Door hoog antibioticagebruik
o Resistent tegen verschillende antibiotica door mutaties
- Terugkeer oude ziekten, zoals tuberculose
- Steeds meer opportunistische infecties
o Doordat steeds meer mensen behandeld worden met chemokuren
o Schimmelinfecties
- Nieuwe ziekten
Relatieve grootte organismen die infectieus zijn voor mens
- Virussen: replicatiecyclus afhankelijk van gastheercel
= obligaat intracellulair (zelfstandige levensvorm?)
- Bacteriën: prokaryoot → eenvoudig, geen organellen,
los DNA, flagellum
- Parasiet: eukaryoot
Definities
- Pathogeen: organisme dat ziekte veroorzaakt
o Primair: ziekte in gezonde gastheer
o Opportunistisch: veroorzaakt alleen ziekte in verzwakte gastheer
- Infectie: aanwezigheid van een vermenigvuldigend (micro-)organisme (hoeft niet
schadelijk te zijn)
o Primair: veroorzaakt door primaire pathogeen waarmee je raakt geïnfecteerd
o Secundair: als gevolg van een primaire infectie kan 2e infectie plaatsvinden
▪ Zoals opportunistische infectie of eerst virale longinfectie wat
uiteindelijk resulteert in een bacteriële longinfectie (door verzwakking
van longen a.g.v. virale infectie)
Infectieproces
Pathogeen moet vijf stappen doorlopen om gastheer succesvol te infecteren.
1. Enter: pathogeen moet zich kunnen hechten aan gastheer