Samenvatting systeemtheorie
Hoofdstuk 1; Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
1.1.1 Psychoanalyse
Sigmund Freud heeft een theorie en een therapeutische methode ontwikkeld, die later bekend werd
als de psychoanalyse. De psychoanalyse bestaat uit;
- De psychoanalytische theorie
o Dit behandeld de dynamiek van de psychische processen van de mens, die voor een
belangrijk deel onbewust bepaald zijn en bepaald worden door verdringing en
afweermechanismen. Deze afweer heeft te maken met onaanvaardbare, pijnlijke of
angst verwekende bewustzijnsinhouden, die meestal verband houden met seksuele en
agressieve driften.
- De psychoanalytische therapie
o Dit is de vorm van therapeutisch handelen waarbij uitsluitend psychische, dat wil zeggen
niet medisch of medicinale, beïnvloedingsmiddelen worden aangewend om stoornissen
op het spoor te komen en op te heffen, met het doel om ziekten te genezen.
Freud onderscheid drie ontwikkelingsfases; de orale, de anale en de fallische of genitale fase.
Wanneer een kind een bepaalde fase niet goed doorloopt, zal het niet volledig doorgewerkte
elementen meenemen naar de volgende fase. Dat kan zich later aandienen als een
persoonlijkheidsstoornis, een psychische aandoening als angst of depressie.
Belangrijk in de psychoanalyse is het persoonlijkheidsmodel. Hierin worden het es, ich en über-ich
onderscheden. In het Nederlands is het ook wel het id, ego en superego.
Es (id) Verblijven de driften, de impulsen en de
seksualiteit, die voortdurend de aandacht van
de persoon vragen.
Ich (ego) Dit heeft een sturende en coördinerende
functie. Het moet laveren tussen het es en het
uber-ich (tussen het id en het super-ego).
Über-ich (super-ego) Is het gedeelte van de persoonlijkheid waarin
het individu de waarden, normen, geboden en
verboden van de samenleving heeft
verinnerlijkt. Hiermee oefent de persoon zelf
sociale controle uit met betrekking tot alle
voorschriften.
Freud heeft ook veel aandacht besteed aan het onbewuste. Hij zegt dat er naast ons kennende
bewustzijn van de werkelijkheid, ook heel veel in ons leeft waarvan we ons niet bewust zijn.
De essentie van Freuds theorie is als volgt:
De mens moet tijdens het leven in het reine zien te komen met twee principes.
Het lustprincipe, dat stelt dat je in het leven zo veel mogelijk moet zien te genieten enerzijds en het
realiteitsprincipe, dat ons duidelijk maakt dat het in het leven niet altijd feest kan zijn en dat de
samenleving allerlei grenzen stelt aan de realisering van het lustprincipe anderzijds. Laveren tussen
deze twee principes is dus geboden, hierin speelt het ich (ego) een sturende rol.
,1.1.2 Het behaviorisme
Kan worden beschreven als de psycholie van het uiterlijk waarneembare gedrag. Het is een theorie
over de wijze waarop mensen leren. De mens wordt dan ook gezien als lerend wezen, al het
menselijk gedrag is aangeleerd. De mens komt als een tabula rasa (een onbeschreven blad) ter
wereld. Vanaf zijn geboorte doet hij ervaringen op en leert hij. Veel wat een mens nog niet kan, kan
worden aangeleerd en ongewenst gedrag kan worden afgeleerd. Het expirerend van Ivan Pavlov, met
de honden, het stukje vlees en het belletje. Dit is het klassiek conditioneren. Het experiment van
Burrhus Skinner, die als vertegenwoordiger van het behaviorisme wordt gezien, had een experiment
met ratten, drinkwater als ze een knop indrukte en het gedrag bleef bestaan ook al kwam er geen
beloning. Dit heet operant conditioneren.
De therapie vorm die bij het behaviorisme hoort is gedragstherapie. Daarmee leren ze ongewenst
gedrag af en leren ze het gewenste gedrag aan. Dit werkt vaak goed bij fobieën. Voordeel van deze
therapie is dat het vaak kortduren is en dat de resultaten waarneembaar en meetbaar zijn.
Het uitgangspunt van het behaviorisme is; we kunnen niet in het binnenste van de mens kijken en we
meten het doen met wat we kunnen zijn, menselijk waarneembaar gedrag. Er wordt dus ook niet
gekeken naar de wensen, behoeften en gevoelens, die zijn namelijk niet waarneembaar.
1.1.3 De humanistische psychologie
De nadruk ligt op menselijke mogelijkheden, de mogelijkheid van de mens om te kiezen zich te
ontplooien. Volgens het humanisme hebben mensen een aangeboren behoefte aan groei en
zelfontplooiing of zelfverwerkelijking. Abraham Maslow, heeft zich vooral bezig gehouden met de
vraag wat mensen kunnen en wat de grenzen van de menselijke mogelijkheden zijn. Daarbij
onderscheidde hij vijf typen (de hiërarchische piramide). Als je de onderste laag niet bezit, kan je ook
niet omhoog gaan.
Carl Rogers is de man van de praktijk, hij is de therapeut van de clientgerichte therapie. Bij die
therapie gaan ze ervanuit dat de cliënt zo veel mogelijk door eigen inzicht en op eigen kracht greep
op zijn situatie dient te krijgen. De cliënt moet van de therapeut bevestiging, onvoorwaardelijke
liefde en empathie ervaren.
,1.1.4 De systeemtheorie
Waar de drie voorgaande stromingen waren gericht op het individu, is de systeemtheorie gericht op
het individu in zijn omgeving tot onderwerp.
De systeemtheorie is inhoudelijk leeg, hoe merkwaardig dit ook mag klinken. De systeemtheorie is
een manier van denken, een specifieke benaderingswijze, waarmee de verschillende soorten
werkelijkheid waarbinnen de theorie haar toepassing vindt, op een vruchtbare wijze benaderd en
bezien kunnen worden. Het gaat om een bril waardoor je naar de werkelijkheid kunt kijken en om
een begrippenapparaat waarmee je die werkelijkheid/werkelijkheden kunt benaderen.
De theorie biedt een raster waardoor de bestuurde werkelijkheid zich aan de waarnemer in een
bepaalde structuur die voor nadere bestudering heel vruchtbaar is, presenteert. Om dit
uitzonderlijke karakter van de systeemtheorie tot uitdrukking te brengen, spreekt men van een
metatheorie.
Metatheorie
Een metatheorie is een theorie van een hoger abstractieniveau dan het niveau van ‘gewone’, dat wil
zeggen inhoudelijke, theorieën. Een metatheorie biedt een bepaalde denkwijze, waarmee de
werkelijkheid kan worden benaderd.
Het ‘kader’ en de ‘context’ als kernbegrip
De begrippen zijn nogal abstract, met verschillende omschrijvingen wordt de kern van de
systeemtheorie onder woorden gebracht. De formulering die de persoon zelf het fijnste vindt wordt
gebruikt. Ze betekenen echter allemaal hetzelfde! Wanneer een bepaalde wetenschap objecten met
behulp van de systeemtheorie bestudeerd;
- Wil men de objecten bestuderen in een breder kader, geplaatst in hun context.
- Wil men naar de dingen kijken via het meer omvattend geheel.
- Kan men een beter begrip van de sociale werkelijkheid krijgen indien men de bredere blik
hanteert en probeer de dingen in een breed perspectief te zien.
- Ziet men eenvoudig meer wanneer men vanuit het geheel naar de delen kijkt en de dingen
probeert synthetisch of vanuit het geheel te benaderen.
- Probeert men de objecten te zien als onderdeel van en beïnvloed door het systeem waarvan zij
deel uitmaken.
- Gaat het om een wijze van benaderen waarbij men veel aandacht heeft voor de structuur
waarbinnen deze dingen hun plaats en hun onderlinge verband hebben.
- Gaat het om ‘inclusief’ denken en kijken, wat betekent dat men de omgeving ‘meeneemt’ in zijn
wijze van kijken en benaderen.
Basisuitgangspunten
- Te typeren als een logische denkwijze waarbij met ervan uit gaat dat een systeem of persoon
altijd context (omgeving) heeft. Deze denkwijze is om de werkelijkheid te ordenen in
verschillende niveaus, deze zijn hiërarchisch geordend. Hoe hoger, hoe complexer het niveau.
- Een flexibele manier van kijken die meerdere invalshoeken toe laat, hierdoor komen de relaties
tussen systeemonderdelen en tussen systeem en omgeving in beeld.
- Minder interesse in onderdelen – wordt niet compleet vergeten – maar meer in het geheel (dus
geen mechanisch mensbeeld).
- Het object dat men onderzoekt wordt niet gezien als op zichzelf staand, maar in wisselwerking
met de omgeving. Is een open systeem.
, - Een eigenschap wordt niet gezien als eigen van het object of systeem. Maar wordt gezien als
eigenschap die niet los van de omgeving te zien is. (verlegenheid is niet een kenmerk van de
persoon, maar een kenmerk van de persoon in een bepaalde context).
- Eenvoudige (eenzijdige) verklaringen van het gedrag worden afgewezen. Gedrag wordt altijd
door meerdere aspecten beïnvloed.
- Het hier-en-nu werd vroeger benadrukt, later is dit gecorrigeerd met onder andere de
ecologische systeemtheorie van Urie Bronfenbrenner.
Systeemdenken bij Watzlawick et al.
De wisselwerking tussen systeem en omgeving wordt benadrukt. Wat als systeem benoemd wordt,
hangt af van waar de aandacht op gericht wordt (hoe de zoomlens is ingesteld). Als er een keuze is
gemaakt op welk hiërarchisch niveau er aandacht wordt verricht (welk systeem), dan wordt
tegelijkertijd vastgelegd wat de omgeving en de elementen zijn. Het systeemdenken is flexibel.
- Regels
- Totaliteit, het geheel is meer dan de som der delen.
o Niet-optelbaarheid, een systeem is niet te definiëren als een optelsom van
onderdelen. (een file is meer dan 500 auto`s op een rij) het is noodzakelijk om de
onderdelen wat te verwaarlozen ten gunsten van het grote geheel.
o Niet-eenzijdigheid, er zijn binnen een systeem geen eenzijdige relaties. Het is niet zo
dat 1 individu verantwoordelijk is voor het gedrag van anderen. Wel staan alle
onderdelen in wisselwerking met elkaar. A veroorzaakt B, klopt niet. A heeft
beïnvloed B, maar B beïnvloed A, klopt wel.
- Feedback en evenwicht
o Positieve feedback, bevordert de ontwikkeling van een systeem of subsysteem. Het
doel is om een bepaalde susteemnorm, die tot dan toe gold, wordt losgelaten. Het is
voor verandering.
o Negatieve feedback, remt de ontwikkeling af. Dit vindt plaats als het systeem uit
evenwicht dreigt te raken. Het doel is om de stabiliteit te behouden, dus om
veranderingen tegen te gaan.
- Equifinaliteit (eenzelfde eindtoestand) en multifinaliteit (eenzelfde begintoestand)
o 10 jongeren die met verschillende redenen verslaafd zijn, hebben de zelfde
eindtoestand; afgekickt zijn.
o 10 sph studenten kennen allemaal dezelfde begintoestand, maar over 4 jaar hebben
ze allemaal andere dingen geleerd/gedaan.
- Kalibrering en trapfunctie
o Het afstemmen van een bepaalde evenwicht binnen een groep heet; kalibrering
o Het overschakelen naar nieuw evenwicht heet; trapfunctie
Een patroon
- Eén keer is toeval.
- Twee keer valt op.
- Derde keer is het een patroon.
Redundantie
Dit geeft aan dat veel informatie binnen het systeem overbodig is, geen nieuwe informatie bevat,
zichzelf herhaalt en volledig past in het patroon dat ons al bekend was. De begrippen redundantie en
patroon gelden binnen de systeemtheorie als synoniemen.