De lange twintigste eeuw
1870-heden
Collegeweek 1
H1 inleiding
1.1De periodisering van de contemporaine geschiedenis
1870 wordt gezien als het begin van de moderne geschiedenis met als
begindatum de Frans-Duitse oorlog. Na deze oorlog was Duitsland verenigd onder
kanselier Bismarck. In deze periode zien we de verbreding van het
Eurocentrische naar het mondiale perspectief, met als omslagpunt het moderne
imperialisme. Dit was het hoogtepunt van de Europese macht en er werden
structuren geëxporteerd die resulteerden in een mondiaal systeem waarin Europa
slechts één van de machtscentra zou zijn.
1.2The Dual Revolution
De Franse en Industriële revolutie, samen The Dual Revolution, lieten de
ideeën van het liberalisme en het nationalisme achter in de samenleving. Het
liberalisme stond voor de beperking van de absolute macht van de vorst en
volkssoevereiniteit, voornamelijk gebaseerd op ideeën van de verlichting. Het
liberalisme streefde naar een nationale eenheidsstaat zonder standen. Het
nationalisme wilde voor elk nu soeverein geacht volk een eigen nationale staat.
Hierbij moesten zij op twee fronten een strijd voeren; enerzijds tegen grote
multinationale rijken die vele volken bij elkaar hielden, anderzijds tegen
particularistische versnippering van één volk over vele kleine vorstendommetjes.
De strijd tussen het liberalisme en nationalisme tegen het conservatisme werd
door de eerste gewonnen, mede door de industrialisatie. Deze veroorzaakte een
machtsverschuiving van het platteland naar de steden.
1.3De Frans-Duitse oorlog en zijn gevolgen
Deze oorlog was in feite een oorlog om de hegemonie op het Europees continent.
In 1862 was Otto von Bismarck kanselier van Pruisen geworden met het streven
naar een eenwording van de Duitse staat. Frankrijk was echter de gehele
negentiende eeuw de leidende macht op het Europees continent geweest.
Uiteindelijk won Duitsland en verloor Frankrijk Elzas en Lotharingen, en moest
een zware oorlogsschatting betalen. Thiers had Napoleon opgevolgd en de
Derde Republiek uitgeroepen. Thiers wilde Versailles tot hoofdstad van de nieuwe
republiek maken, maar in 1871 kwamen de Parijzenaars hiertegen in opstand. De
revolutionairen erkende de republiek niet meer, en stichtte de commune. Deze
hield echter maar twee maanden stand, maar zou voor velen het geloof in een
nieuwe sociale revolutie nieuw leven inblazen. Op de lange termijn waren de
internationale verhoudingen na de oorlog belangrijk. Frankrijk en Duitsland waren
blijvend vijanden, en Duitsland nam de hegemonie op het continent over.
Allereerst versterkte de oorlog echter de krachten van The Dual Revolution.
Daarnaast kreeg het proces van vorming van nationale staten een flinke impuls.
Doordat het principe van de nationale eenheidsstaat triomfeerde, schenen ook
liberale principes op politie en economisch terrein door de oorlog aan kracht te
hebben gewonnen. Zo leken door de oorlog de principes van de Franse Revolutie,
het liberalisme en het nationalisme, te overwinnen.
1
Nieuwste geschiedenis
1850-heden
, De lange twintigste eeuw
1870-heden
2
Nieuwste geschiedenis
1850-heden
, De lange twintigste eeuw
1870-heden
H3 De doorbraak van de industriële samenleving
3.1 De industriële samenleving
Tegen het einde van de achttiende eeuw kwam in Groot-Brittannië de
industrialisatie op gang, met als gevolg een snelle, zichzelf voortstuwende
economie. Er kwamen arbeidsbesparende machines in de fabrieken. Het streven
naar een zo groot mogelijke rationaliteit en technische vernieuwingen heeft een
ongekende en blijvende productievergroting mogelijk gemaakt. Deze vergrootte
productiecapaciteit werd gebruikt voor verhoging van de levensstandaard,
voor verdere investeringen en voor militaire doeleinden. Industrialisatie,
urbanisatie en bevolkingsexplosie zijn zo met elkaar verweven dat het moeilijk is
aan te geven welke oorzaak en welke gevolg is. De demografische revolutie,
met dalende sterftecijfers en gelijkblijvende geboortecijfers, zorgde voor het
einde van het klassieke demografische patroon met de seculaire trends.
Bevolkingsgroei was een voorwaarde voor industrialisatie, omdat zij goedkope
arbeidskrachten een grote afzetmarkt opleverde. Bij verdergaande
industrialisatie stabiliseren de bevolkingscijfers zicht weer, ditmaal door dalen de
geboortecijfers. Dit kwam door een bewuste politiek van anticonceptiva, late
huwelijken en het besef dat een groot kindertal niet meer noodzakelijk was voor
de oude dag. In de moderne samenleving willen mensen het óf zelf goed hebben,
óf hun kinderen een betere opvoeding geven.
Industrialisatie en urbanisatie gingen zo hand in hand, dat de urbanisatiegraad
als een belangrijke indicatie van de industrialisatiegraad beschouwd wordt. Door
de bevolkingsgroei, moesten de overtollige plattelanders moeste naar de stad of
naar overzeese gebieden verhuizen, aangespoord door armoede, bevolkingsdruk
en verwachtingen van een beter leven. Niet alleen de geografische, maar ook de
maatschappelijke grenzen werden steeds minder scherp. De industrialisatie werd
ook een politieke kwestie, ambachtslieden voelden zich bedreigd en velen andere
stelde dehumanisatie gelijk met industrialisatie. De aanvankelijke weerstand
tegen de industrialisatie wordt duidelijk door de politiek van de Oostenrijkse
kanselier Metternich. Hij voerde een anti-industrialisatiepolitiek door een
intern tolsysteem, gilden te versterken, aanleg van spoorwegen tegen te gaan en
de toch opkomende industrieën alleen op afgelegen plaatsen toe te staan. Dit
voerde de kanselier door omdat de samenhang tussen industrialisatie en politieke
macht nog niet doorgedrongen was. Dit werd wel duidelijk tijdens oorlogen met
Rusland en Duitsland, die door superieure wapens de oorlogen makkelijk konden
winnen. De relatie tussen industrialisatie en politieke macht vormde voor
regeringen een eerste stimulans voor een op industrialisatie gericht beleid. Een
tweede stimulans was het ongelijkmatige karakter van de economische groei.
Positieve Hausse en negatieve baisse wisselen elkaar af in min of meer
regelmatige patronen, waarvan de belangrijkste de Juglar-golf en de
Kondratieff-golf zijn. De steeds terugkerende crises leidden tot grote sociale
hervormingen en tot pogingen de grillen van het kapitalisme aan banden te
leggen. Maar ook stimuleerden de depressies de economische groei op lange
termijn, doordat bedrijven gedwongen werden tot kostenbesparende innovaties.
3.2 De Eerste industriële revolutie
De eerste fase begon rond 1780 in Groot-Brittannië met een reeks betrekkelijke
verbeteringen in de katoenindustrie. Belangrijk van deze fase is de introductie
van de stoommachine. Daarnaast kwamen de ijzerindustrie en
steenkoolmijnbouw tot bloei. Textiel, machine-industrie, ijzerindustrie,
spoorwegen en steenkool droegen deze eerste fase. Industriële revolutie klopt
wanneer we kijken naar de veranderingen, maar niet wanneer we kijken naar de
3
Nieuwste geschiedenis
1850-heden
, De lange twintigste eeuw
1870-heden
tijd die het in beslag genomen heeft. De achtergrond van de grote economische
bloei tussen 1846 en 1873 was complex. In de eerste instantie ontstond er door
de goudvondsten in Californië en Australië een grote hoeveelheid gemakkelijk
verkrijgbaar kapitaal. Ten tweede kwamen er na het wegebben van de reactie
tegen de revolutie overal liberalen of andere voorstanders van de industrialisatie
aan de macht. Vrijhandel brak door en barrières als tol werden weggenomen.
Daarnaast wordt het bedrijven makkelijke gemaakt aan kapitaal te komen door
de oprichting van banken, organisatievormen als de Naamloze Vennootschap en
door de uitgifte van aandelen. Ten derde speelde de doorbraak van de
spoorwegen een belangrijke rol. Dit stimuleerde bedrijven en maakte een einde
aan de transportproblemen.
3.3 De transportrevolutie
De groeiende economie was afhankelijk van massale markten, van goede en
snelle informatie over waar behoefte aan was en van snelle en goedkope
verplaatsing van goederen, kapitaal en arbeid. De toepassing van de
stoommachine in het transport én de telegraaf maakten het mogelijk om door
de grens, gesteld door gebrekkige transportmogelijkheden, heen te breken. De
transportrevolutie maakte het mogelijk sneller, goedkoper en in grotere
hoeveelheden handel te drijven. Zowel de binnenlandse, de Europese als de
wereldhandel nam door de transportrevolutie enorm toe. Het werd economisch
mogelijk om overzeese markten bij de Europese economie te betrekken. Kapitaal
en arbeid konden snel plaatsen bereiken waar grondstoffen of voedsel
geproduceerd konden worden waaraan Europa behoefte had, of waar de
Europese industriële producten afgenomen konden worden. Zo ontstond de
wereldeconomie waarin vrijwel de gehele wereld een rol vervulde binnen een
door Europa gedomineerd systeem. De transportrevolutie en het ontstaan van
een wereldeconomie hadden grote gevolgen. In de eerste plaats had de industrie
in Engeland en Duitsland de landbouw zo verdrongen, dat deze landen vanaf de
jaren 1870 hun bevolking niet meer zelf kon voeden en graan moest importeren.
Dit zorgde dus voor een onderlinge afhankelijkheid van de wereldhandel.
Een tweede gevolg was de verspreiding van de Europese cultuur over de hele
wereld. Op veel grotere schaal dan voorheen konden grote stromen emigranten
over heel de wereld terecht en gingen Europeanen wereldwijde investeringen
doen. Hierdoor namen de contacten tussen Europeanen en niet-Europeanen sterk
toe wat grote gevolgen heeft gehad voor het modern-imperialisme.
3.4 De grote depressie
De economische bloeiperiode tussen 1846 en 1873 had gezorgd voor de
doorbraak van de industrialisatie op het continent van Europa en in de Verenigde
Staten, wat leidde tot het ontstaan van de moderne wereldeconomie. Groot-
Brittannië was zijn industriële monopolypositie kwijtgeraakt en concurrentie werd
nu wereldwijd gevoeld. Economische crises en oplevingen troffen nu alle
geïndustrialiseerde landen.
3.4.1 landbouw
In de jaren 1870 had de Amerikaanse landbouw zich van de burgeroorlog
hersteld, en begon het goedkope, machinaal geproduceerde graan Europa te
overstromen. Dit leidde in 1876 tot een zware landbouwdepressie, die de
Europese landbouw blijvend met overproductieproblemen zou opschepen. De
Europese boeren reageerde verschillend. Op het continent probeerden zij van de
staan protectie te krijgen in de vorm van tariefmuren voor het buitenlandse
graan. In Groot-Brittannië, België, Nederland en Denemarken slaagden de boeren
hier niet in. In deze landen redden de boeren zich op creatieve wijzen door over
te schakelen op nieuwe specialismen. Doordat de verhoogde levensstandaard
4
Nieuwste geschiedenis
1850-heden
, De lange twintigste eeuw
1870-heden
de vraag naar een beter voedingspakket had doen opkomen, was er een grote
markt voor dergelijke producten ontstaan. Een derde reactie was migratie. Velen
trokken van het landbouw naar de steden of emigreerden naar de onontgonnen
gebieden in de Nieuwe Wereld. hierdoor daalde overal het in de landbouw
werkzame deel van de bevolking.
3.4.2 Industrie
in de periode 1873-1896 kende de industrie een tijd van malaise. De prijzen
daalden, de winsten liepen terug en het tempo van de industriële groei nam af.
Dit wordt ook wel de grote depressie genoemd. Sommige economisch-historici
trekken deze depressie in twijfel. De Rus Kondratieff formuleerde in 1926 het
idee dat de kapitalistische economie door mysterieuze vijftig- á zestigjarige
golven van bloei en depressie beheerst zou worden. De bloeiperiode van 1846-
1873 zou de oplopende fase van Kondratieff vormen, de depressie de dalende
fasen. Vast staat wel dat velen geloofden dat er sprake was van een grote
depressie en daar ook naar handelden. Toch moeten we de depressie niet
dramatiseren. We kunnen ons de grote depressie beter voorstellen als een kleine
inzinking in een expanderende economie. De oorzaken van de crisis liggen
complex. In de eerste plaats wordt vaak gewezen op de toegenomen
internationale concurrentie. Een tweede factor is dat de grote voordelen van
de technologische innovaties van de eerste golf enigszins uitgewerkt waren. Er
zou een geheel nieuwe industriële golf met nieuwe industrieën nodig zijn om de
motor van de industrialisatie weer op gang te brengen. Naast deze factoren
speelde ook geldschaarste een rol.
3.5 De tweede industriële revolutie
Onder druk van de Grote Depressie kwamen er een aantal veranderingen in de
economische structuur tot stand, beïnvloed door de toegenomen
wetenschappelijke kennis en door de verhoging van de levensstandaard.
De Eerste Industriële revolutie had zich vrijwel geheel buiten de wetenschap om
voltrokken. De grote vlucht die vooral de chemie en de natuurkunde in de
negentiende eeuw genomen hadden, opende echter belangrijke nieuwe
toepassingsgebieden voor de industrie. Wetenschap en industrie zouden vanaf nu
een relatie aangaan, met als gevolg een enorme toename van het aantal
innovaties. De leidende industrieën in de tweede revolutie waren de
staalindustrie, elektriciteitsindustrie en de chemische industrie. Staal
verdrong ijzer, olie en elektriciteit werden concurrenten voor steenkool. Deze
industrieën waren des te interessanter voor de investeerder, omdat de oudere
industrieën hun hoge rendement wat verloren hadden. Wat omzet bleven deze
oudere industrieën toch nog lang superieur, maar de grootste groei maakte de
nieuwe industrieën.
Een voordeel van de nieuwe industrieën was dat zij goed aansloten bij de trend
naar massaconsumptie. De toegenomen productie in het algemeen en meer in
het bijzonder de dalende (voedsel!) prijzen hadden de levensstandaard van de
bevolking verhoogd. Voor het eerst was zij in staat goederen te kopen die boven
het direct noodzakelijke uitgingen. De rol van de steden is bij het ontstaan van dit
nieuwe consumptiepatroon essentieel. Door anonimiteit blijft de sociale controle
op consumptiegedrag uit. Het belang van de mentale bereidheid tot
consumeren mogen we ook zeker niet onderschatten.
Naarmate de winstvoet daalde, werd het voor elk bedrijf belangrijker om
efficiënter en goedkoper te produceren. Dit leidde tot kostenbesparende,
technische innovaties, tot schaalvergroting van de productie en tot
standaardisatie van de productie. Het voornaamste middel om productiekosten
omlaag te krijgen is besparing op arbeidskosten. Dit stimuleerde de
5
Nieuwste geschiedenis
1850-heden