Communicatie
Argumenteren
Dit is gericht op aanvaarding door anderen: de ontvanger van je boodschap is het
niet bij voorbaat met je eens. Er is een verschil van mening, van standpunt. Je
probeert met goede argumenten en overtuigingsmiddelen de ander te overtuigen
van de juistheid van jouw standpunt.
Ethos: je gebruikt je eigen deskundigheid, je eigen autoriteit om je
overtuigingskracht te vergroten. Alle middelen die je kunt gebruiken om de ander
te overtuigen kunnen daarbij gebruikt worden (overtuigen door kennis, zoals arts)
Pathos: emoties opwekken. Gevoelens en vooroordelen van je publiek
manipuleren (bijv. axe reclame, derde wereld landen)
Logos: zakelijke argumenten aanvoeren, zorgen voor een duidelijk verband
tussen je standpunt en de argumenten die je inzet om je standpunt te
onderbouwen (overtuigen door inhoudelijk verhaal, zoals docent)
3 soorten standpunten:
Feitelijk standpunt: gebaseerd op feiten. Ontleend aan de werkelijkheid.
Waarderend standpunt: geeft de waardering aan die je ergens aan geeft
Sturend standpunt: streeft een bepaalde gedragsverandering of handeling na.
Toekomstdroom
Om een standpunt en argument duidelijk te krijgen, gebruik je ‘want/dus’. Als er
want in de zin staat (of als er want zou kunnen staan), dan is er sprake van een
standpunt vóór ‘want’ en van een argument ná ‘want’. (standpunt, want,
argument)
Als er dus in de zin staat (of als er dus zou kunnen staan), dan is er sprake van
een argument vóór ‘dus’ en van een standpunt ná ‘dus’.
Verzwegen argumenten
Het verband tussen argument en standpunt wordt bij enkelvoudige argumentatie
bijna nooit expliciet vermeld. Dit verband heet het verzwegen argument of de
verzwegen rechtvaardiging. Je kan het verzwegen argument altijd boven water
krijgen door een ‘als-dan-redenering’. Het is erg belangrijk dat je verzwegen
argumenten ‘boven water kunt krijgen’: je kunt hiermee bepaalde aannames van
de ander benoemen en die aannames ter discussie stellen.
Redeneren
Redeneren is een verstandelijke activiteit. Als je redeneert, probeer je op een
goede manier tot kennis, inzicht of richtlijnen voor handelen te komen. Je bent op
zoek naar kennis waar je op kunt vertrouwen.
6 veel voorkomende typen redeneringen:
1. Analogieredenering
Je trekt een conclusie op basis van vergelijking. Als iets in geval A geldt en
geval A lijkt op geval B, dan geldt het in geval B ook. Let op dat je hierbij
niet appels met peren vergelijkt. Het vergelijken gaat altijd van individu
individu.
Bijvoorbeeld: je denkt dat als 10 mensen in Brabant Carnaval vieren, je
Brabantse vriendin dan ook wel carnaval zal vieren.
2. Generalisering
Dit is een algemene uitspraak die wordt onderbouwd met een argument
waarin een of meer individuele gevallen worden beschreven. Het geldt in
alle gevallen, omdat het voor een of meer individuen geldt. Let hierbij op
dat het representatief moet zijn. Het geldt van individu groep.
, Bijvoorbeeld: Je bent aan de telefoon slecht behandeld door telefoniste X
van Telfort, dus alle telefonistes van Telfort deugen niet voor hun werk.
3. Causaliteitsredenering
Oorzaak & gevolg. Als handeling of gebeurtenis X plaatsvindt, treedt
gevolg Y op. Hierbij moet rekening worden gehouden met
omstandigheden. Bijvoorbeeld: mijn vader is ontslagen, dus ik zal wel
minder geld krijgen.
4. Autoriteitsredenering
Als een autoriteit A zegt, dan moet A wel juist zijn. Bij verwijzing naar
specialist, altijd afvragen of het wel kan kloppen (representatief).
Bijvoorbeeld: onze docent economie zegt dat er over twee jaar banen zat
zijn, dus ik hoef me geen zorgen te maken over mijn toekomst.
5. Eigenschap-oordeelredenering
Het standpunt bevat een oordeel. Dat oordeel wordt onderbouwd met het
argument dat iets eigenschap A wel of niet heeft. Als het dat heeft, kan je
er een oordeel over geven. Een fantastische eigenschap is niet lijdend, niet
blindstaren op één ding. Bijvoorbeeld: HAN is een goede school want er
zijn goede docenten.
6. Doel-middelredenering
Als je wilt dat doel A bereikt wordt, dan zul je middel B moeten gebruiken.
Bijvoorbeeld: als je serieus genomen wilt worden, dan zul je je
verantwoordelijk moeten gedragen.
Drogreden
De fouten die je maakt bij argumenteren. Het herkennen van drogredenen heeft
2 voordelen:
- Je maakt zelf minder snel fouten in je argumentatie
- Je ziet eerder de zwakke punten in de redenering van anderen
1. Cirkelredenering
Standpunt en argument zijn inhoudelijk gelijk, maar vaak net iets anders
geformuleerd. Om deze redenering aan te vallen wijs je erop, dat argument
en standpunt hetzelfde zijn (ik ben vegetariër, want ik eet geen vlees / ik
ben de beste speler uit dit elftal, want ik kan het beste voetballen)
2. Ontduiken van bewijslast
De argumenten voor het standpunt ontbreken, zoals: “alleen halve garen
zullen beweren dat Bush het beste met Irak voor had” of “het spreekt
vanzelf dat ik de beste ben”.
Om deze argumentatie aan te vallen kun je vragen of inderdaad iedereen
dat weet, of het wel natuurlijk is dat… of het wel een feit is dat… &
waarom…
3. Versimpeling (argumenten uit de context halen, de ander woorden in de
mond leggen)
De uitspraak van een ander wordt verdraaid en vervolgens aangevallen:
“er moet paal en perk gesteld worden aan het aantal immigranten” “dus u
vindt dat Nederland vol is?” verzwegen argument: als iemand vindt dat er
paal en perk gesteld moet worden aan het aantal immigranten, dan vindt
diegene dat Nederland te vol is.
Je reageert op deze drogreden als volgt: dat heb ik helemaal niet gezegd of
beweerd. Ik laat me niet in de val lokken door die uitspraak
4. Op de man spelen (iemand zwart maken, verdacht maken, onbetrouwbaar
laten lijken)
Er wordt geen enkel inhoudelijk argument gegeven, er wordt op de man
gespeeld, bijvoorbeeld: je denkt toch niet dat wij een Amsterdammer