CE KUNST ALGEMEEN
H4, H7, H8, H9
INHOUDSOPGAVE
H4: Hofcultuur (16e en 17e eeuw, renaissance + barok) 1
OVERZICHT 1
KERNVRAGEN SYLLABUS 2
4.1 HISTORISCHE CONTEXT 3
4.2 KUNSTHISTORISCHE CONTEXT 4
4.3 STIJLEN EN STROMINGEN 6
4.4 BEGRIPPENLIJST 8
H7: Cultuur van romantiek en realisme (19e eeuw) 9
OVERZICHT 9
KERNVRAGEN SYLLABUS 11
7.1 HISTORISCHE CONTEXT 12
7.2 KUNSTHISTORISCHE CONTEXT 13
7.3 STIJLEN EN STROMINGEN 14
7.4 BEGRIPPENLIJST 16
H8: Cultuur van het moderne (1900-1950) 19
OVERZICHT 19
KERNVRAGEN SYLLABUS 20
8.1 HISTORISCHE CONTEXT 21
8.2 KUNSTHISTORISCHE CONTEXT 22
8.3 STIJLEN EN STROMINGEN 23
8.4 BEGRIPPENLIJST 28
H9: Massacultuur (1945-heden) 31
OVERZICHT 31
KERNVRAGEN SYLLABUS 32
9.1 HISTORISCHE CONTEXT 33
9.2 KUNSTHISTORISCHE CONTEXT 34
9.3 STIJLEN EN STROMINGEN 35
9.4 BEGRIPPENLIJST 39
,H4: Hofcultuur (16e en 17e eeuw, renaissance + barok)
OVERZICHT
HOFCULTUUR
HOVEN AAN DE MACHT: De Italiaanse hoven (wereldlijke, geestelijke vorsten en bankiers – de
Gonzaga’s, de Sforza’s, de Medici, de Pauselijke vorsten) komen op als machthebbers. Dat komt
door de economische bloeiperiode, in met name in Italië (veel handel in middellandse
zeegebied). Veel onderlinge strijd tussen de verschillende vorstenhoven.
RENAISSANCE: wedergeboorte van de klassieke oudheid: door kennis van de klassieke
geschriften. De invloed van de kerk neemt af, minder theocentrisme (god centraal). humanisme,
meer antropocentrisme (mens centraal), individualisme, meer natuurwetenschappelijk onderzoek.
CONTRA REFORMATIE EN BAROK: Een hervormingsbeweging als reactie op de corruptie in
de kerk. In de rooms-katholieke kerk pracht en praal in de kerken, om de gelovigen te overtuigen.
De stijl die hierbij hoort is de barok.
WETENSCHAP EN TECHNIEK: De ontdekkingsreizigers en wetenschappers vergroten de
invloed van de Europese landen in de wereld: Galileo Galilei; Columbus.
LODEWIJK XIV: absolutisme, hij regeert als zonnekoning en laat zich inspireren door Apollo, en
denkt dat hij goddelijke macht heeft gekregen (droit divin). Hij laat het Paleis van Versailles
bouwen, inclusief tuinen. Daarin vermaken de hovelingen zich met fonteinen, spelletjes, dans,
muziek, theater.
ECONOMIE: economisch protectionisme, mercantilisme.
KUNST HOFCULTUUR
KUNSTENAARSGENIEEN zoals Botticelli, Leonardo Da Vinci, Rafaël, Michelangelo en vestigen
zich aan de hoven als hofkunstenaars. Leonardo da Vinci als de homo universalis (de universele
mens).
BEELDENDE KUNST:
RENAISSANCE: klassieke invloeden in vorm en inhoud, maar ook het verbinden van
christelijke en klassieke elementen en onderwerpen; BEREKENBAARHEID van de wereld:
harmonie - balans - geometrie (gulden snede); RUIMTELIJKHEID en REALISME/IDEALISME
exploreren in beeldende kunst: perspectief, anatomie (proportieleer).
BAROK: systematiek, dynamiek, expressie van emoties, gelovigen terug in de
Rooms-katholieke kerk krijgen.
MUZIEK: prima prattica: invloed Vlaamse componisten. Polyfonie: ingewikkelde melodieën door
elkaar heen geweven. Seconda prattica: monteverdi, monodie, homofonie; teksten van de opera
moeten verstaanbaar zijn. Affectenleer (barok): …….
DANS: intermezzi - spektakels: tijdens grote feesten (spektakels) aan het hof wordt tijdens
intermezzi door de hovelingen gedanst. Bassa dansa: dansen met weinig sprongen, daarna
danza haute met hoge sprongen. Lodewijk de XIV danst als absolute vorst, hij voert de
dansacademie in en dat leidt tot de basisposities van de dans en tot professionele dansers en het
klassiek ballet.
THEATER: klassiek drama met o.a. aristotelische principes: eenheid tijd, plaats en handeling.
Theaterarchitectuur met illusies door perspectiefeffecten. Commedia dell'arte veel improvisatie
rondom vaste verhaallijnen en karakterrollen.
1
,KERNVRAGEN SYLLABUS
➢ Welke religieuze en/of levensbeschouwelijke ontwikkelingen waren van invloed?
De katholieke kerk was de leidende draad van de samenleving. Echter splitste de protestanten
begin 16e eeuw van de katholieke kerk, waardoor er een tweedeling onder het volk bestond
onder de katholieke kerk en de protestantse kerk.
Het christelijke geloof en de bijbel zijn het uitgangspunt voor verhalen en beelden.
Welke esthetische principes zijn in deze periode van belang?
Harmonie in de kunst is schoonheid, wanneer het goddelijke in licht wordt weergegeven. Vaak
werd dit bereikt door geometrie (ideale verhoudingen = gulden snede, bepaalde verhouding).
Originaliteit is niet belangrijk.
➢ Wie is de opdrachtgever, wat is de rol van de politieke/economische macht?
1) Katholieke kerk (geestelijken)
De kunst in opdracht van de katholieke kerk moest grootsheid van god en de kerk uitstralen.
Begin 16e eeuw scheidde de protestanten zich af van de katholieke kerk.
→ De protestantse kerk was geen belangrijke opdrachtgever voor kunstenaars, omdat
protestanten terug wilden naar de kern van het geloof; zij vonden de pracht en praal van de
katholieke kerk overbodig.
De katholieke kerk gebruikte kunst om indruk te maken, wat extra belangrijk werd na de
afsplitsing van de protestanten. De bedoeling van de kunst was om indruk te maken zodat
mensen terug zouden keren naar de katholieke kerk.
2) Vorsten en machtige adele families
Vorsten en machtige adele families wilden graag pronken met hun rijkdom en macht en wilden
laten zien hoe ontwikkeld zij waren. Daarom lieten zij grote paleizen met grote tuinen, versierd
met schilderijen en beeldhouwwerken maken. Voor sommige edelen was kunst een vorm van
propaganda voor de macht van de vorst.
3) Gilden
➢ In hoeverre was het doel vermaak en welk publiek werd daarbij beoogd of bereikt?
Aan het hof werd kunst vaak gebruikt voor vermaak. Dit kwam tot uiting in muziek en dans.
MUZIEK Vanaf de renaissance ontstond er interesse in het opvoeren van tragedies en komedies
die werden herontdekt uit de klassieke oudheid. Hiervoor werden nieuwe theaters gebouwd;
daardoor ontstond het lijsttheater. Ook de opera ontstond door pogingen om klassieke
voorstellingen te reconstrueren.
DANS Aan het hof in de renaissance bestond er ook een grote belangstelling voor dans. Aan het
hof van Lodewijk XIV moesten bewegingen bij dans gestileerd zijn, met een duidelijke
choreografie; hiervoor richtte Lodewijk XIV de academie voor de danskunst op. Hieruit kwam het
figuurdansen. Uit deze regels en voorschriften ontstond klassiek ballet.
Bij feestelijke gelegenheden (spektakels) aan het hof werden er uitgebreide voorstellingen
gemaakt met theater, muziek en dans. Tijdens intermezzi werd er door hovelingen gedanst.
➢ Welke wetenschappelijke en/of technische ontwikkelingen waren van invloed?
In de periode van de hofcultuur kwamen ontdekkingsreizigers en wetenschappers op, zij
vergroten de invloed van Europese landen in de wereld. Bv. Columbus, Galileo Galilei.
➢ Welke interculturele invloeden speelden daarbij een rol?
Kruistochten en contacten met Arabieren.
2
,4.1 HISTORISCHE CONTEXT
In de 15e eeuw ontstond de renaissance in Italië. In de 16e eeuw verspreidde de renaissance
zich in heel Europa. Men was geïnteresseerd in de wetenschap en kunst van de klassieke
oudheid. Het was ook een tijd van humanisme, zij vonden onderwijs en wetenschap erg
belangrijk. Terwijl in de middeleeuwen de nadruk lag op geloof, richtten de humanisten zich op
het opdoen van kennis en ontwikkeling van mensen. Dit zag je vooral terug in hoven van
machthebbers.
Het leven aan de renaissance- en vorstenhoven
➢ In Italië waren er kleine hoven en een Pauselijk hof.
➢ In overig Europa waren er vorsten met een groot rijk.
Aan het hof woonde naast de vorst/machthebber een uitgebreide hofhouding (werknemers). Voor
alle hovelingen was het van belang om te laten zien hoe groot en ontwikkeld zij waren, dit deden
ze door boeken te lezen en verzamelen en door kunsten te stimuleren. Ook werd er veel oorlog
gevoerd, waarbij de machthebbers (waaronder de paus) legers aanvoerden. In Europa woedde
een godsdienstoorlog tussen de katholieken en protestanten.
Organisatie Hoven
➢ In Italië waren er verschillende hoven, vaak van machtige en rijke families. De hoven
stimuleerde het culturele leven in de stad. De concurrentie tussen de hoven was erg
hoog, omdat ieder de rijkste of machtigste wilde zijn.
➢ In Frankrijk waren er hoven zoals die van Lodewijk XIV. Hij was een absoluut heerser die
regeerde vanuit Versailles.
Reformatie en contrareformatie
[Reformatie] In de eerste helft van de 16e eeuw groeide het verzet tegen de katholieke kerk.
Volgens de opstandelingen was er te veel corruptie en de kerk klopt teveel geld van gelovigen.
Het lukte niet om de kerken van binnenuit te hervormen, waardoor er protestantse kerken
ontstonden. In de protestantse kerk werden allerlei tradities en rituelen afgeschaft. Er lag nadruk
op wat er in de bijbel geschreven stond.
[Contrareformatie] In eerste instantie reageerden de katholieken niet op de protesten tegen
corruptie. Pas in 1545 kwam de katholieke kerk in beweging. In de Concilie van Trente
(1545-1563) besprak het hof van de paus welke hervormingen zij wilde doorvoeren. Hieruit
volgde dat de paus de leider bleef en latijn de voertaal bleef, om zo de gelovigen terug te winnen.
Hergebruik klassieke en humanistische theorieën
In de 16e en 17e eeuw werden klassieke en humanistische theorieën hergebruikt en opnieuw
geïnterpreteerd. Dat gebeurde ook door de katholieke kerk. De wetenschap en de kunsten uit de
klassieke oudheid waren niet christelijk, want de grieken en romeinen hadden hun eigen religie.
In de 16e en 17e eeuw werd er een verbinding gezocht tussen de klassieke oudheid, het
humanisme en het christelijke geloof.
3
, 4.2 KUNSTHISTORISCHE CONTEXT
In de tijd van de Hofcultuur waren de hoven van de Paus en vorsten in Europa belangrijk voor de
ontwikkelingen in de kunst.
→ De kunsten en wetenschap uit de klassieke oudheid maken een comeback in West-Europa.
De katholieke kerk en het hof van de Paus hadden in deze periode een belangrijke invloed op de
kunst. De kerk was een belangrijke opdrachtgever, en kunst die werd gemaakt in opdracht van de
katholieke kerk moest de grootsheid van God en de kerk uitstralen; kunstenaars maakten
daarom:
➢ (Kerk)gebouwen;
➢ (Kerken versierd met) beelden en fresco's met bijbelse voorstellingen;
➢ Kerkmuziek.
In Rome is enorm veel gebouwd in opdracht van de kerk, wat nog steeds te zien is.
Invloed protestantisme op de kunst
Begin 16e eeuw hadden de protestanten zich afgescheiden van de katholieke kerk. De
protestantse kerk was geen belangrijke opdrachtgever voor kunstenaars, omdat protestanten
terug wilden naar de kern van het geloof; zij vonden de pracht en praal van de katholieke kerk
overbodig. Er was binnen de protestantse kerk minder ruimte voor kunst. Vooral in Noord-Europa
(ook NL) waren er veel protestanten.
Invloed islam op de kunst
Begin 16e eeuw maakte kunst in het oosten ook een bloeiperiode door. In Istanbul, de hoofdstad
van het Ottomaanse rijk, had sultan Süleyman I het voor het zeggen. De sultan stimuleerde de
kunsten, door:
➢ Bouw van moskeeën;
○ rijk versierd met geglazuurde tegels, gekleurde patronen & gekalligrafeerde
teksten
➢ Muziekkorpsen leger;
○ veel blazers en slagwerk
○ West-Europa was onder de indruk, waardoor zij in de 17e eeuw meer van dit soort
instrumenten verwerkte in fanfares en orkesten.
Verandering status kunstenaar
In de 16e en 17e eeuw waren kunstenaars meestal in dienst van
de kerk of vorst. Vrouwen waren zelden beroepskunstenaar, zij
moesten het huishouden doen; nonnen en vrouwen van adel
hoefde dit niet, dus zij waren soms wel kunstenares. De status
van kunstenaars veranderde: ze werden niet meer gezien als
ambachtslieden, maar als mensen met een bijzonder talent en
kennis. Bij het ideale geval was de kunstenaar homo universalis;
dat kon als je alle soorten kunstenaar was.
Omdat kunstenaars hogere status kregen, hadden zij meer
vrijheid om opdrachten naar eigen inzicht uit te voeren. Eind 16e
eeuw ontstonden in Engeland de eerste vrije
theatergezelschappen. Die vrijheid werd anderzijds ook beperkt,
door regels en verwachtingen waaraan kunstenaars moesten
voldoen.
Functies kunst adellijke opdrachtgever
Vorsten en machtige adele families waren belangrijke opdrachtgevers voor kunstenaars. Veel
wilden graag pronken met hun rijkdom en macht. Ze wilden ook laten zien hoe ontwikkeld zij
waren. Daarom lieten ze grote paleizen met grote tuinen en beelden bouwen. Van binnen waren
de paleizen versierd met schilderijen en beeldhouwwerken.
4