Internationaal & Europees strafrecht
Tentamen 21-01-2022
Vraag 1 (10 punten)
Mae de Vente is geboren in 1991 en sinds 2010 rechtmatig woonachtig in het Nederlandse
deel van het grensdorp Putte, vlakbij Woensdrecht (Noord-Brabant), waar ze samenwoont
met haar vriend Sijmen van Panhuis. Mae heeft de Belgische nationaliteit. Haar ouders
hebben ook de Belgische nationaliteit en wonen nog steeds in de Belgische helft van het
grensdorp, waar Mae ook is opgegroeid. De relatie tussen Mae en haar ouders is stroef,
ondanks of misschien wel doordat ze zo dicht bij elkaar wonen. Haar ouders vinden het maar
niks dat Mae zich actief inzet voor de klimaatbeweging. Recent heeft ze zich zelfs tot een
leidinggevende positie opgewerkt binnen de protestgroep Extinction Rebellion. De bom barst
als Mae en Sijmen op zondag een keer op de koffie zijn bij Mae’s ouders, en Mae een
afkeurende opmerking maakt over de vliegreis naar Thailand, die haar ouders van plan zijn
te maken. Mae’s vader gaat helemaal door het lint, grijpt een honkbalknuppel en schreeuwt
tegen zijn dochter: ‘Ik sla je benen helemaal tot moes, dan kan je ook niet meer meelopen in
die stomme protestmarsen’. Hij voert het dreigement daadwerkelijk uit en slaat meerdere
malen hard op Mae’s rechterbeen. Sijmen en Mae maken dat ze wegkomen en weten
hinkend terug naar huis te geraken. Mae heeft een gecompliceerde breuk en haar dokters
vertellen haar dat ze last zal blijven houden bij het lopen. U kunt er dus vanuit gaan dat Mae
zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Leg uit of Nederland rechtsmacht heeft over het feit door de vader van Mae gepleegd.
Beargumenteer daarbij hoe dat feit naar Nederlands recht kan worden gekwalificeerd,
welke wettelijke grondslag voor rechtsmacht bestaat en, indien deze bestaat, met
gebruikmaking van welk rechtsmachtbeginsel deze rechtsmacht is gevestigd, en of
het uitmaakt of het feit in België strafbaar is of niet.
Vraag 2 (10 punten)
Michiel Luchtman ontvouwt in zijn tweeluik over het Europees Openbaar Ministerie een
aantal gedachten over hoe het Nederlandse strafrecht in strafzaken die door het Europees
Openbaar Ministerie worden aangebracht zal moeten omgaan met bewijs dat in het
buitenland vergaard is, maar waarbij rechten van de verdachte zijn geschonden die hem
toekomen op grond van buitenlands of EU-recht. De oplossing waar hij voor kiest lijkt af te
wijken van de standaardjurisprudentie van de Hoge Raad inzake het verwerken van in het
buitenland onrechtmatig verkregen bewijs in een Nederlandse strafprocedure.
Geef aan of u de redenering van Luchtman overtuigend vindt, onder verwijzing naar de
jurisprudentie van de Hoge Raad en naar de uitgangspunten waarmee het Europees
Openbaar Ministerie.
Vraag 3 (10 punten)
X., een Nederlander, wordt in Nederland vervolgd wegens deelneming aan een terroristische
criminele organisatie. Voor hetzelfde feit is hij eerder in Turkije onherroepelijk veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar. Na vier jaar van die straf te hebben
uitgezeten, wordt hij voorwaardelijk in vrijheid gesteld. X keert terug naar Nederland. De
proeftijd van die voorwaardelijk invrijheidstelling loopt nog.
Op grond van art. 68 lid 2 Sr staat een onherroepelijke buitenlandse rechterlijke veroordeling
alleen in de weg aan een nieuwe vervolging van dezelfde verdachte voor hetzelfde feit,
wanneer sprake is van “gehele uitvoering, gratie of verjaring der straf”. In de Nederlandse
strafzaak beroept zijn advocaat zich echter op art. 50 Handvest (ne bis in idem) en stelt dat
die “tenuitvoerleggingsvoorwaarde” van art. 68 lid 2 Sr in strijd is met art. 50 Handvest en
daarom buiten toepassing moet worden gelaten, zodat de officier van justitie niet-ontvankelijk
is in de vervolging van X.
, U bent de rechtbank. Geef aan of het verweer slaagt en onderbouw uw opvatting.
Vraag 4 (10 punten)
Pedro J. is een Argentijn die tevens de Spaanse nationaliteit heeft. Hij is vliegenier bij de
Spaanse vliegmaatschappij Iberia. Na een tussenlanding op Schiphol wordt hij
aangehouden, omdat hij gesignaleerd staat ter uitlevering aan Argentinië, waar hij verdacht
wordt van deelname aan de zogenaamde dodenvluchten tijdens de dictatuur in de jaren
1976-1977 (tegenstanders van het regime werden boven zee uit een vliegtuig gegooid).
De advocaat van Pedro doet tijdens de uitleveringszitting een beroep op art. 47 Handvest
(“Eenieder heeft recht op een openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke
termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Eenieder
heeft de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen”) en op art.
19 lid 2 Handvest (“Niemand mag worden verwijderd of uitgezet naar dan wel uitgeleverd
aan een staat waarin een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of
aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt
onderworpen”): bij uitlevering aan Argentinië dreigen een reëel gevaar van een oneerlijk
proces en een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden. De
officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het Handvest niet van toepassing is, omdat
uitlevering aan een niet EU-staat-lidstaat zoals Argentinië niet tot de bevoegdheden van de
Europese Unie behoort.
Geef aan of u het met de officier van justitie eens bent en onderbouw uw standpunt.
Vraag 5 (10 punten)
Op 10 augustus 2021 komt Fabrizio Groothuizen, een 22-jarige Nederlandse
elektrotechnisch installateur uit Schildwolde, thuis van een lange zomer die hij in Turkije
heeft doorgebracht. Hij heeft bijgeklust als surfleraar op een resort en tegelijk wat vakantie
gevierd. Het was zijn taak om een groep vakantiegangers de eerste kneepjes van het surfen
bij te brengen. Het verblijf is hem goed bevallen, want het is hem gelukt aan te pappen met
wat andere vakantiegangers en hij is zelfs met een van zijn cursisten, Esmeralda (zij heeft de
Spaanse nationaliteit) naar bed geweest. Fabrizio wist alleen niet dat Esmeralda pas 17 jaar
oud was, en haar ouders deden bij de Turkse politie aangifte van ontucht met misbruik van
gezag, een strafbaarstelling vergelijkbaar met het Nederlandse delict van artikel 249 Sr. De
Turkse autoriteiten vervolgen Fabrizio voor dit feit, en hij wordt nog gedurende zijn verblijf
veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf. Het vonnis wordt een dag voor zijn vertrek
onherroepelijk. Fabrizio is wel bij de zitting aanwezig geweest, maar wil daarna niets meer
van de zaak weten. Hij krijgt een appje van zijn advocaat over de uitspraak. Fabrizio slaagt
erin om ongehinderd in het vliegtuig te komen, omdat de registratie van de uitspraak
blijkbaar niet goed bij de grenscontrole is doorgekomen, en reist naar Nederland terug.
Turkije en Nederland zijn beide partij bij het VOGP en het Aanvullend protocol daarbij.
Nederland ontvangt van de Turkse autoriteiten een verzoek tot overname van de straf.
Nederland zou daar wel mee willen instemmen, maar Fabrizio niet.
Leg uit of Nederland het verzoek van Turkije kan inwilligen.
Vraag 6 (10 punten)
U bent officier van justitie en u moet beslissen over de uitvoering van twee Europese
onderzoeksbevelen (EOB’s).
Het ene EOB is uitgevaardigd door een Duitse officier van justitie wegens valsheid in
geschrifte. Het EOB strekt tot inbeslagneming van documenten. U weet dat Duitse officieren
van justitie zijn onderworpen aan (algemene en individuele) instructies van de federale
Minister van Justitie.