GROEN GEMARKEERDE DELEN ZIJN BELANGRIJKST
Geschiedenis hoofdstuk 3
Paragraaf 1
Waarom zochten de grote Europese mogendheden rond 1900 bondgenoten?
Europa verwachtte geen oorlog, maar vooruitgang, vrede en grotere welvaart. De Industriële
Revolutie lokte veel mensen naar de stad om werk te vinden in fabrieken. Er kwamen steeds meer
duurzame producten, die voor de middenklasse en zelfs voor de arbeiders betaalbaar waren.
Voedsel werd goedkoper geproduceerd. Europese landen als Engeland en Frankrijk veroverden in
Afrika en Azië koloniën, voor grondstoffen en afzetmarkten: het moderne imperialisme.
Nationalistische bewegingen wilden voor elk volk een eigen land met een eigen regering vormen.
Oostenrijk-Hongarije was een veelvolkerenstaat, waarin verschillende volkeren samenleefden. Het
land verloor grondgebied aan Pruisen, dat met militair geweld werkte aan de eenwording van
Duitsland. De economische concurrentie en afgunst om de koloniën leidde tot steeds feller
imperialisme. Voor de keizers Wilhelm I en Wilhelm II waren de Engelse industriële revolutie en
bezit van vele koloniën een bedreiging. Beide keizers stimuleerden de eigen revolutie. Na een
korte oorlog met Frankrijk (van 1870 tot 1871) kwam Elzas-Lotharingen bij Duitsland. Frankrijk
wilde revanche. In Oost-Europa waren drie veelvolkerenstaten: Rusland, Oostenrijk-Hongarije en
het Osmaanse Rijk. De Grieken maakten zich los van het Osmaanse Rijk, later gevolgd door de
Serviërs, Roemenen en Bulgaren. Hongarije kreeg zelfbestuur binnen de Oostenrijk-Hongaarse
staat.
Één volk, één land, één regering
Duitsland was eeuwenlang een machteloos gebied geweest, bestaand uit hertogdommen,
graafschappen, zelfstandige steden en de koninkrijken Beieren en Pruisen.
In keizerrijk Oostenrijk leefden er ook Duitssprekende mensen.
In de 19e eeuw ontstonden nationale bewegingen, die voor het eigen volk naar een eigen land met
eigen regering streefden.
De Duitse nationalisten wilden alle gebieden met Duitssprekende inwoners verenigen in een
democratisch bestuurd rijk.
Uit angst voor machtsverlies blokkeerden de Duitse vorsten dat streven.
Volgens de kanselier (premier) van Pruisen, Otto von Bismarck, kon vereniging van de Duitse
gebieden in één staat alleen maar lukken door ijzer en bloed, door wapengeweld dus.
Pruisen versloeg Denemarken en het Oostenrijkse leger en verkreeg daardoor Sleeswijk en
Holstein.
Enthousiast over deze militaire aanpak sloten andere Duitse staatjes zich bij Pruisen aan.
Frankrijk was bang voor Duitsland en verklaarde daarom in 1870 Pruisen de oorlog.
Bij de Noord-Franse vestingstad Sedan maakten de Pruisen korte metten met het Franse leger.
De Pruisen trokken verder en omsingelden en beschoten Parijs met langeafstandskanonnen.
Op 18 januari 1871 riepen de Duitse vorsten in het paleis van Lodewijk XIV in Versailles de
Pruisische koning uit tot keizer Wilhelm I van Duitsland.
Frankrijk verloor Elzas-Lotharingen, de natuurlijke barrière tussen Frankrijk en Duitsland met zijn
rijke kolen- en ijzerertsmijnen, en moest vijf miljard franc betalen.
Dat schreeuwde om revanche.
Industrie en wapenwedloop
Duitsers vonden zichzelf het beste volk op aarde.
Voor dit nationalisme deden de Fransen en Engelsen niet onder.
Van het Franse geld liet de nieuwe Duitse keizer spoorwegen, kanalen en wegen aanleggen.
Het tweede keizerrijk in de Duitse geschiedenis moest een modern industrieland worden.
Een concurrent van Frankrijk, maar vooral van Engeland, dat dankzij de Industriële Revolutie een
voorsprong had.
Het stak de Duitse keizer Wilhelm I en na hem Wilhelm II dat Engeland en Frankrijk al zoveel
koloniën hadden.
Voor toegang tot grondstoffen en afzetmarkten voor de industrie moesten de Europese landen nu
ook het binnenland van de koloniën veranderen.
Dankzij het moderne wapentuig lukte dat ook.
, In Afrika moesten eeuwenoude inheemse koninkrijken zich gewonnen geven.
Duitsland mengde zich volop in de race om het grootste koloniale wereldrijk, het moderne
imperialisme.
De Fransen waren extra bezorgd over de Duitse plannen omdat hun industrie achterbleef en de
groei van hun bevolking stagneerde, in tegenstelling tot die van Duitsland.
De Duitse staalproductie was rond 1900 al twee keer zo groot als de Franse en Engelse
staalproductie samen.
Wilhelm II stimuleerde de wapenindustrie, zoals het concern Krupp dat langeafstandskanonnen
ontwikkelde, en bouwde een flinke oorlogsvloot om koloniën te veroveren en de sterke Britse
marine te weerstaan.
De Engelsen produceerden als antwoord hierop hun eerste moderne slagschip en noemden dat
dreadnought oftewel, durfal, met turbostoommachines, zware bepantsering en tien kanonnen in
draaibare geschutstorens.
Voor het eerst was een wapenwedloop tussen de Europese landen in volle gang.
Veelvolkerenstaten
Nationale bewegingen konden staten vormen, maar ook afbreken, zoals die waarin verschillende
volken met een eigen taal en cultuur onder 1 vorst leefden: veelvolkerenstaten.
Dat waren Oostenrijk-Hongarije, tsaristisch Rusland en het Osmaanse of Turkse Rijk.
In Oostenrijk-Hongarije spraken de Oostenrijkers, Hongaren, Tsjechen en Slowaken ieder hun
eigen moedertaal.
In 1866 gunde Oostenrijk-Hongarije de Hongaren onder druk van hun nationale beweging
zelfbestuur.
Wel bleven de Hongaren de Habsburgse keizer als hun koning. Erkennen, vandaar dat Oostenrijk-
Hongarije ook wel de Dubbelmonarchie genoemd wordt.
De dubbelmonarchie verloor eerst gebieden aan Pruisen.
In 1871 verkreeg het pas één geworden Italië de provincies Venetië en Lombardije.
In 1908 probeerde de keizer deze gebiedsverliezen te compenseren op de Balkan en bezette hij het
Turkse Bosnië-Herzegovina. Welke keizer?
Hiermee haalde het katholieke Oostenrijk-Hongarije twee nieuwe problemen binnen.
Ten eerste waren de Bosniërs in Bosnië-Herzegovina moslims die niets voelden voor het bewind
van de katholieke keizer.
Het tweede probleem was de Servische bevolkingsgroep in Bosnië: deze mensen wilden bij hun
taalbroeders in buurland Servië horen.
In Istanboel zetelde de sultan van het Osmaanse of Turkse Rijk.
Hij regeerde over Klein-Azië, grote delen van de Arabische wereld en de Balkan: Zuidoost-
Europa.
De Turken hadden bij hun veroveringen de islam overgenomen van de Arabieren.
Het uitgestrekte rijk telde vele bevolkingsgroepen met een eigen taal, cultuur of godsdienst.
In de 19e eeuw verzwakte het Osmaanse Rijk echter en nationale bewegingen zorgden ook hier dat
het rijk uiteenviel.
In 1830 maakten de Grieken zich los, in 1878 de Serviërs en de Roemenen en in 1908 de Bulgaren.
De Arabieren in het Midden-Oosten stonden te trappelen om hun voorbeeld te volgen.
Ook het Russische keizerrijk was een veelvolkerenstaat.
Vanuit het middeleeuwse vorstendom Kiev was Rusland uitgegroeid tot een gigantisch rijk: van de
Oostzeekust, met inbegrip van Finland, Estland, Letland, Litouwen en de helft van Polen, tot de
Beringstraat in het uiterste oosten.
Daarbij nam het andere volkeren met hun eigen taal en cultuur op.
Het tsarenrijk was christelijk, Russischorthodox, terwijl er ook mensen met andere godsdiensten en
andere talen, zoals het Pools, Oekraïens en het Fins, leefden.
Polen was in de achttiende eeuw opgeslokt, dus Rusland grensde direct aan Duitsland.
Tegenstellingen en bondgenootschappen
De Russen hadden als christelijke natie weinig op met de islamitische Turken.
Verder was de Balkan voor Rusland een strategisch belangrijk gebied.
De enige Russische havens die ’s winters niet bevroren, lagen aan de Zwarte Zee, zoals
Sebastopol.