Gedragswetenschappen
Week 1: Persoonsfactoren
Persoonlijke factoren: demografische kenmerken, locus of control, attributie stijlen, stress, coping
. stijlen, emoties
Demografische kenmerken: leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat, beroep, culturele
a achtergrond
Attributie stijlen:
- Intern (zelf invloed op hebben) – extern (zelf geen invloed)
- Instabiel (veranderbaar) – stabiel (permanent)
- Specifiek – globaal (oefening in het algemeen)
Stress:
- Stressor-stress-stressrespons (= manier waarop iemand op stressvolle situatie reageert)
- Primaire en secundaire appraisal (primaire = inschatting, secundaire = oplossing)
- Eustress (positieve stress) versus distress (negatieve stress)
Coping:
- Probleem georiënteerde coping = probleem oplossen (confronteren, informatie inwinnen,
hulp vragen)
- Emotie regulerende coping = anders met probleem omgaan (praten, afleiding, ontkennen,
medicatie, alcohol/ eten/ roken)
Utrechtse Coping Lijst (UCL):
• Actief aanpakken
• Palliatieve reactie
• Vermijden
• Sociale steun zoeken
• Passief reactiepatroon
• Expressie van emoties
• Geruststellende gedachten
Emoties (5 basisemoties):
- Boos (irritatie-woeden)
- Bang (bezorg-paniek)
- Bedroefd (teleurgesteld-intens verdrietig)
- Blij (tevreden-jubelend)
- Affectie (aardig vinden-diepe intense liefde)
1
, Week 3: communicatie
‘Communicatie is de uitwisseling van symbolische informatie tussen mensen die zich van elkaars
onmiddellijke of gemedieerde aanwezigheid bewust zijn’
Deze informatie wordt deels bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd (Frank
R. Oomkes 2000)
Communicatievormen: digitale communicatie (geschiedenis) en analoge communicatie (lichaamstaal)
Metacommunicatie = communiceren over communicatie
2 niveaus communiceren:
1 Het inhoudsniveau: dit betreft de informatie, de inhoud, het bericht.
2 Het betrekkingsniveau: op dit niveau geeft de zender aan hoe de inhoud moet worden opgevat
door de ontvanger en hoe hij zichzelf ziet in de relatie tot de ander.
Twee typen betrekkingsniveau:
- Complementair wil zeggen dat mensen in de relatie een verschillende positie ten
opzichte van elkaar innemen, één iemand is ondergeschikt, dus een ander is
‘bovengeschikt’.
- Symmetrisch wil zeggen dat mensen in de relatie een gelijkwaardige positie innemen.
Niveaus van communicatie:
Persoonlijk (intra- en interpersoonlijk)
Groepen en organisatorisch
Maatschappelijk en international
Communicatieprocessen
Informatie uitwisselen
Geluid: toon/ spraak
Vorm: beeld/ symboliek/ tekst
Handelingen/ gedrag
Non-verbale communicatie
Imponeren/ rustgeven
Zintuigen
De vijf axioma’s van Paul Watzlawick
1. Het is onmogelijk om niét te communiceren: alle gedrag is communicatie.
2. Elke communicatie omvat een inhouds- en een betrekkingsaspect.
3. Elke communicatie is afhankelijk van de interpretatie van gebeurtenissen. Interactie als
partijen oorzaak en gevolg van elkaars verschillend uitleggen (“Nee, jíj begon ermee”).
2