138 vragen die mogelijk in de kennistoets van 1.2 komen. Zonder antwoorden, die moet je er zelf bij zoeken. Hele goede oefening waardoor je de stof beter leert kennen en een deel vragen van de toets al weet.
FH6 – Sensorisch systeem (week 2)
1. Waar ligt de Thalamus in de hersenen?
a. Aan de voorkant
b. In het midden
c. Aan de achterkant
2. Wat doen de spierspoeltjes?
a. Ze geven de rek van een pees door
b. Het zijn de evenwichtsorganen in het oor
c. Kan de spier lengte en de dikte van de spier waarnemen en doorzetten als
signaal
3. Waar liggen de Golgi peessensoren?
a. In de spiercellen
b. Tussen vezels van een pees
c. In spierweefsel
4. Welke van de onderstaande plekken worden niet gezien als neurone overgang?
a. Dorsale wortel
b. De medula
c. Homunculus
5. Wat zijn mechanoreceptoren?
a. Receptoren voor kou en warmte
b. Receptoren voor pijn
c. Receptoren voor hard en zacht
6. De Thalamus is opgedeeld in een linker- en rechterhelft. Wat stuurt de linkerhelft
aan?
a. De linker Thalamus stuurt het gehele lichaam aan
b. De linker Thalamus stuurt de linkerhelft van het lichaam aan
c. De linker Thalamus stuurt de rechterhelft van het lichaam aan
7. Welke Receptoren bevinden zich allemaal in de huid?
a. Cold receptor, heat receptor, pressure receptor en pain receptor
b. Cold receptor, heat receptor, pain receptor, touch receptor
c. Cold receptor, heat receptor, pressure receptor, pain receptor en touch
receptor
8. Waar dienen de acenderende banen voor?
a. Informatie van de extremiteiten naar de cortex geleiden
b. Informatie van de romp en extremiteiten naar de cortex en cerebellum
geleiden
c. Informatie van de romp en extremiteiten naar het cerebellum geleiden
9. Zitten er meer motortracts of sensorytracts in je ruggenmerg?
a. Motortracts
b. Sensorytracts
c. Van beide evenveel
,FH-TBIO2 – EMG (week 2)
10. Waar staat EMG voor?
a. Elektromeganogram
b. Elektromyologie
c. Elektromyografie
11. Wanneer de motor neuron een actie potentiaal genereerd zal deze elektrische impuls
door de axon naar de spiervezels worden geleid. Wat gebeurt er?
a. De sarcromeren gaan verder uit elkaar
b. Er gebeurt niks
c. De sarcromeren trekken samen
12. Welke van de onderstaande factoren is GEEN stoorfactor voor een EMG-signaal?
a. De huid
b. Ruis van het lichtnet
c. Kraakbeen
13. Waaraan kan je zien dat de totale elektrische lading in een spier toeneemt?
a. De amplitude van het EMG-signaal neemt toe
b. De amplitude van het EMG-signaal neemt af
c. Het EMG-signaal blijft gelijk
14. Hoe kun je vermoeidheid zien in een mu-activiteit?
a. Wanneer de frequentie toeneemt
b. Wanneer de frequentie afneemt
c. Wanneer de frequentie 2 keer zo snel afneemt
15. Hoe worden motor-units gerekruteerd volgens het Henneman’s size principal?
a. Van klein naar groot
b. Van groot naar klein
c. Willekeurig
16. Wat is een elektromyogram?
a. Een grafische weergave van de elektrische signalen waarmee wij onze cellen
aansturen
b. Een grafische weergave van de elektrische signalen waarmee we onze
spieren aansturen
c. Een grafische weergave van de elektrische signalen die de hersenen bereiken
17. Wat is niet waar over het plaatsen van een elektrode op een spier?
a. Hij wordt geplaatst op de spierbuik
b. Hij wordt niet geplaatst op de motorische eindplaat
c. Hij wordt tegen de spiervezelrichting in geplaatst
18. Wat kan men met elektromyografie?
a. De aansturing van de hersenen op de spieren meten
b. De aansturing van het zenuwstelsel op de spieren meten
c. De aansturing van de hypothalamus op de spieren meten
19. Waardoor wordt de grootte van een motor-unit bepaald?
a. Door het aantal axonen
b. Door het aantal spiervezels
c. Door het aantal neuronen
, MED2 – Inleiding in orthopedie (week 2)
20. Wat is een voorbeeld van ‘nut’ van kennis over orthopedie?
a. Predisponerende factoren
b. Persoonlijke factoren
c. Onderzoek
21. Wat is een vorm van operatief therapie?
a. Farmacotherapie
b. Arthroscopie
c. Bloedonderzoek
22. Wat is het nut van kennis van orthopedie?
a. Prognose, beloop, hypothese
b. Complicaties, ziektes, incidentie
c. Predisponerende factoren, complicaties en beloop
23. Wat is een vorm van conservatieve therapie?
a. Leefstijl
b. Prothese
c. Fysiotherapie
24. Wat is geen vorm van chirurgische therapie?
a. Reconstructief
b. Arthroscopie
c. Farmacotherapie
25. Welke vorm van therapie valt niet onder conservatieve therapie?
a. Fysiotherapie
b. Farmacotherapie
c. Arthroscopie
26. Het optimaal functioneren in het dagelijks leven en sport valt onder?
a. Reconstructief
b. Adaptief
c. Beide antwoorden zijn goed
27. Wat is orthopedie?
a. De leer van het menselijk lichaam
b. De leer van de psychologie
c. De leer van het musculoskeletale systeem
28. Waarin is een orthopeed met name gespecialiseerd?
a. Musculair systeem
b. Musculoskeletaal systeem
c. Zenuwstelsel
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sitaverhaegh. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €0,00. Je zit daarna nergens aan vast.