Leerpakket 2
317 - 345
College 1 sensorisch stelsel
Omschrijven wat een sensor is;
o Een sensor is een cel die gevoelig is voor een verandering in
zijn omgeving en die de verandering vervolgens kan vertalen
in een veranderde membraanpotentiaal, waardoor er een
impuls ontstaat. We zijn verschillende prikkels, zoals warmte,
licht, geluid en chemische stoffen. Een sensor is ontvankelijk
voor één soort prikkel en wordt ook wel aangeduid met
receptor (ontvanger). Sensoren zijn gekoppeld aan sensibele
(afferente) axonen, die de impulsen naar het centrale
zenuwstelsel vervoeren.
Benoemen hoe sensoren ingedeeld kunnen worden;
o Prikkelherkomst:
Externosensoren – van prikkels van buiten het lichaam
op. Ze liggen ook vrij oppervlakkig in het lichaam. Ze
liggen in een zintuig, specifiek orgaan dat de werking
van de sensoren ondersteunt. Een zintuig is een
werktuig waarmee je de kwaliteiten van de omgeving
kan waarnemen. De 5 kwaliteiten zijn: reukzin,
smaakzin, gevoelszin, gezichtszin en gehoorzin. Hierbij
horen de 5 zintuigen: neus, tong, huid, oog en oor. De 5
zintuigen maken deel uit van de animale sensoriek.
Proprisensoren – geven informatie over het
bewegingsapparaat. Ze liggen in de spieren, pezen en
gewrichten. Ook liggen ze in het evenwichtsorgaan en
zorgen ze voor evenwicht. Via de proprisensoren blijft
het centrale zenuwstelsel op de hoogte van de
houdingen en bewegingen van je lichaam, zonder dat je
het zelf doorhebt maak je dus bewegingen bij een
bepaalde activiteit. Het hoort ook bij de animale
sensoriek.
Interosensoren – verzorgen de inwendige sensoriek. Ze
liggen in de wand van de holle organen. Hierdoor kan de
aard en gesteldheid van het langsstromende of
voortgestuwde materiaal geregistreerd worden. Deze
sensoren bevinden zich onder andere in de
hypothalamus, mondholte, darmkanaal, longen,
urinewegen en bloedvaten. Ze maken deel uit van de
vegetatieve sensoriek. Ze spelen een rol bij het op
elkaar afstemmen van de vegetatieve stelsels.
o Prikkelsoort:
Chemosensoren – gevoelig voor chemische prikkels,
zoals reukstoffen, smaakstoffen, CO2, osmotische
waarde en zuren. Voorbeelden zijn de smaaksensoren
van de tong, de reuksensoren in de neus, de
osmosensoren in de hypothalamus en de
chemosensoren in de wand van de aortaboog.
, Mechanosensoren – gevoelig voor mechanische prikkels,
zoals, druk, trilling, vloeistofbeweging en trekspanning.
Tot de mechanosensoren horen tastsensoren,
druksensoren in de huid, spierspoelen in de
dwarsgestreepte spieren, pees- en gewichtssensoren,
sensoren in het gehoororgaan en het evenwichtsorgaan,
de bloeddruksensoren en de rekkingsgevoelige sensoren
in het longweefsel en de urineblaas.
Thermosensoren – gevoelig voor themperatuur. In de
huid bevinden zich warmte en koudesensoren en ook de
hypothalamus bevat thermosensoren.
Fotosensoren – gevoelig voor licht. Licht is een vorm van
elektromagnetische straling, afkomstig van lichtbronnen
zoals de zon, een lamp of een brandend voorwerp.
Fotosensoren liggen in het netvlies van je oog.
Nocisensoren – gevoelig voor (dreigende) beschadiging.
Het zijn vrije zenuwuiteinden van gespecialiseerde
neuronen die bij prikkeling een pijngewaarwording
veroorzaken. Nocisensoren zijn overal in het lichaam
aanwezig: oppervlakkig in de huid, in de wand van holle
organen, het buikvlies, de spieren en de gewrichten. Ze
veroorzaken pijnsensaties bij hoge druk of extreme hitte
of wanneer ze chemisch geprikkeld worden door
bepaalde stoffen uit beschadigde weefsels. Nocisensoren
zijn gespecialiseerd in pijngewaarwording maar ook
andere typen sensoren kunnen pijnimpulsen opwekken.
Zoals te fel licht pijn doet aan je ogen.
De gemeenschappelijke kenmerken van sensoren benoemen.
o Uniforme vertaling van prikkels in impulsen
De prikkel wordt door de sensor vertaald in een voor het
zenuwstelsel bruikbare vorm: elektriciteit. De sensoren
transformeren een bepaalde vorm van energie
(chemische, mechanische, elektromagnetische,
thermische) in elektrische energie. De elektrische lading
die in de sensor als gevolg van de prikkeling ontstaat,
heet de sensorpotentiaal. Er is een bepaalde
prikkelsterkte nodig om een sensorpotentiaal te
veroorzaken. De sensorpotentiaal moet op zijn beurt een
bepaalde waarde hebben om depolarisatie in de
sensibele axon op te kunnen wekken, waarna een impuls
ontstaat. De laagste prikkelsterkte die depolarisatie
veroorzaakt noem je de prikkeldrempel. Je lichaam kan
sterke prikkels van zwakke onderscheiden.
o Specifieke gevoeligheid
Sensoren zijn alle gespecialiseerd in het opvangen van
een bepaalde prikkelsoort. Deze specifieke prikkel heet
de adequate prikkel. Zo is licht de adequate prikkel voor
het oog en is geluid dat voor het gehoororgaan. De
specifieke gevoeligheid houdt in dat sensoren voor de
, adequate prikkels een veel lagere prikkeldrempel
hebben dan voor niet-adequate prikkels. Bij niet-
adequate prikkeling ligt de prikkeldrempel veel hoger
dan bij adequate prikkeling.
o Specifieke gewaarwording
Een sensor kan op vele manieren geprikkeld worden.
Alle prikkels die tot gevolg hebben dat er impulsen in de
sensibele axonen gaan lopen, hebben een specifieke
gewaarwording tot gevolg. De gewaarwording wordt
bepaald doordat de sensor via afferente zenuwvezels
met zijn eigen sensorische hersenschorsgebied
verbonden is.
o Specifiek bereik
Elke sensor heeft een specifiek bereik. De fotosensoren
in het netvlies zien bijvoorbeeld geen infrarood of
ultraviolette. Zo horen de sensoren in de gehoorgang
ook geen trillingen hoger dan 20.000 hertz. Het specifiek
bereik hangt niet alleen af van de sensor zelf, maar ook
van andere factoren, zoals leeftijd, oefening en aanleg.
o Adaptatie
Sensoren zullen bij een eerste prikkeling een aantal
impulsen veroorzaken dat evenredig is met de
prikkelsterkte. Bij langdurige, gelijkblijvende prikkeling
passen veel sensoren zich aan. Dit wordt adaptatie
genoemd. De adaptatie kan negatief of positief zijn.
Bij negatieve adaptatie worden er in de loop van de tijd
steeds minder sensoren potentialen opgewekt, waardoor
ook het aantal impulsen naar het centrale zenuwstelsel
vermindert. De sensor verhoogt als het ware zijn eigen
prikkeldrempel. Na een tijdje voel je je telefoon in je zak
niet meer.
Bij positieve adaptatie verlaagd de prikkeldrempel na
enige tijd en begin je bijvoorbeeld steeds meer te zien in
het donker.
o Discriminatievermogen
Discriminatievermogen is het vermogen om prikkels
gescheiden waar te nemen. Een oorzaak van een
verschillend discriminatievermogen is het aantal
sensoren per oppervlakte-eenheid. Een tweede oorzaak
ligt in het aantal sensibele neuronen dat op de sensor is
aangesloten. Als er meerdere sensoren op een sensibele
vezel is aangesloten is het discriminatievermogen
kleiner dan bij een een-op-een-schakeling.
College 2 sensorisch stelsel
• De bouw en de werking van het gezichtszintuig uitleggen.
o Bouw van de oogbol
o De bulbus oculi (oogbol) heeft een frontale diameter van
ongeveer 24 mm. Aan de voorkant puilt de oogbol iets uit