HC 1- Beleid (hoe maak je beleid?) / HFDST 1 & 2
3 centrale concepten in het boek:
1. Politiek
2. Beleid
3. Sturing
(Bron: hoorcollege EUR beleid)
Het (maatschappelijk) probleem staat daarbij centraal. De collectieve acties organiseer je om
het probleem heen.
3 concepten.
1) Politiek is de gezaghebbende (met autoriteit) toebedeling van waarden (in tijden van
schaarste), als dit bepaald is dan maak je het beleid (doel-middelenredenering). Politiek
verenigt waarden en belangen en verdeelt macht en middelen (who gets what, when and how).
In democratie is vrijheid een belangrijke waarde. Uit het politieke besluitvormingsproces (wat
willen we als samenleving?) komt een besluit waar uiteindelijk
een beleid van wordt gemaakt.
2) Beleid = Sturing geven aan maatschappelijke ontwikkelingen
(bijv. bevorderen van participatie en remmen van
jeugdcriminaliteit). Doelgerichte beïnvloeding van een
maatschappelijke toestand. Beleid is een doel-
middelenredenering (rationele blik).
Beleid wordt ook als cyclus gezien: je begint met een
maatschappelijke uitdaging/vraagstuk deze moet op de
politieke agenda komen er wordt vervolgens beleid op
ontwikkeld over het beleid wordt beslist bijv. in de Tweede
,kamer beleid wordt vervolgens uitgevoerd vervolgens wordt gekeken of het beleid werkt
(evaluatie)
Beleid is niet alleen rationeel (niet iedereen is het ermee eens
conflict/spanning/strijd/onderhandeling politiek), maar ook padafhankelijk (niet afwijken
van wet- en regelgeving) en gericht op communicatie/symboliek (hoe overtuig je andere van
jouw gelijk?)
Je kunt via vier verschillende perspectieven (brillen) kijken naar beleid:
Rationeel = doel-middelenredenering gebaseerd op kennis/feiten en expertise is nodig.
Politiek = strijd om waarden, wheelen en dealen en onderhandelen.
Cultureel = waarde perceptie, hoe ervaren mensen de waarden
Institutioneel = belangrijk om te kijken conform wet- en regelgeving/padafhankelijkheid
3) Sturing = doelgerichte beïnvloeding in een bepaalde context / de concrete uitwerking van
het beleid (hoe je het uitvoert in de praktijk). Door wie/hoe/waarop gericht/waarom?
Sturing wordt ook als allocatie (toebedeling/toewijzing) gezien. Waar gaan we op welke manier
middelen voor gebruiken? Hierbij wordt gekeken naar vier instituties met daarbij behorende
coördinatie-mechanismes:
1. Staat autoriteit door middel van bevel
2. Markt ruil door middel van prijs
3. Gemeenschap (particulier initiatief) ideologie (vakbonden, milieuorganisaties etc.)
4. Community vertrouwen (verenigen om voordelen voor je eigen gemeenschap te
organiseren)
De samenleving transformeert continu. Er zijn een aantal transformaties ofwel trends geweest.
Fundamentele transformaties/trends:
1) Versplinterde samenleving:
Structurele versplintering
In de jaren 80 was er veel kritiek op inefficiënte en ineffectieve overheidsorganisaties.
Idee van New Public Management (van zorgen voor, naar zorgen dat). Beleid
(overheid/staat) en uitvoering (meer gespecialiseerde organisaties/markt) gescheiden
houden. Bijvoorbeeld: APK, ziekenhuizen die privaat zijn, gespecialiseerd zijn maar
publieke taken hebben. Door het opknippen en fragmenteren van de organisaties
ontstaat er hyperspecialisatie (en door hyperspecialisatie is de samenleving weer
versplinterd). Elke groep heeft een grote expertise/specialisatie. Deze groepen werken
met elkaar samen maar niet altijd wordt de kennis met elkaar gedeeld. Er ontstaat een
rationaliteitstekort: aan data is geen gebrek, maar je moet er wel iets zinnigs over
kunnen zeggen.
Probleem: voor elk probleem, heb je een specifieke organisatie.
, Voordeel: er ontwikkelen zich steeds meer specialisten per vraagstuk.
Politiek-culturele versplintering
Ontzuiling/fragmentering van politieke partijen. Burgers worden steeds
individualistischer en organiseren zich minder collectief. Er is ook steeds meer
keuzevrijheid en minder vertrouwen. Er kan heel veel (keuzes leveren keuzestress op),
maar het houvast wat ze vroeger hadden/zekerheden (zuil) die zijn er niet meer
(=vloeibare samenleving).
De vloeibare samenleving komt door:
- Functieverlies van instituties: zaken die voorheen vastlagen en de instituties die zaken
voor ons regelde, zijn nu niet meer vanzelfsprekend.
- Individualisering, ontzuiling en ontideologisering: meer vrijheid
- Behoefte aan identiteit: tradities die worden ‘afgepakt’
- Functieverlies politieke partijen
- De verpersoonlijking van politiek & opkomend populisme
- Drama-democratie en media als platform
2) Netwerksamenleving:
Globalisering en ICT zijn oorzaken van de netwerksamenleving. We leven in één groot
netwerk, je bent niet meer afhankelijk van een bepaalde plek/locatie. Kennis en
informatie is in een netwerksamenleving belangrijk. Je kunt met iedereen
communiceren en kennis delen in het netwerk (wereldwijd).
Knooppunt & stromen = Kapitaal is niet meer plaatsgebonden. Knooppunten zijn bijv.
steden waarin deze stromen (middelen) bij elkaar komen. Bijv. een clustering van
kennis/vakmensen die zich allemaal in de hoofdstad (New York, London etc.) vestigen.
Dit is erg belangrijk voor de netwerksamenleving ookwel de kenniseconomie.
De Vierde Wereld = landen (of bepaalde gebieden in een land) die geen toegang
hebben tot bijv. kennisdeling/informatie/ICT.
3) Risicosamenleving:
De wereld is niet alleen maar versplinterd, vervloeid of een netwerksamenleving maar
ook een risicosamenleving. We gaan van klassieke (locatie gebonden, bijv. een vulkaan
omdat je daar woont) risico’s naar nieuwe risico’s (bijv. door internet of door
globalisering, als de ene economie omvalt valt die van een ander land ook om). Dit komt
omdat we nu allemaal met elkaar verbonden zijn.
Veiligheidsutopie: er wordt door o.a. de politiek/bestuur de indruk gewekt dat risico’s
, volledig beheersbaar zijn (door ze o.a. van tevoren te calculeren). Alleen is dit niet
mogelijk. Je kunt geen 100% veiligheid garanderen.
Truncated democracy = beperkte democratie.
4) Ontstatelijke samenleving:
De verplaatsing van politiek. Voorheen werden zaken door de politiek/staat gedaan en
nu wordt politiek wordt ook bedreven door andere organisaties
(fragmentatie/publiek/semi-publiek/privaat) en hier worden ook beslissingen door
gemaakt, bijv. NGO’s, bedrijfsleven, ZBO’s etc. Geen centrale ‘overheid’/politiek. De
staat/politiek is één actor in het geheel, maar niet dé belangrijkste partij.
Van verticale sturing (hiërarchisch waarbij de overheid aan top staat) naar horizontale
sturing (meer gelijkwaardigheid, verschillende partijen die samenwerken). Er komen
steeds meer samenwerkingen (uitdagingen) en wederzijdse afhankelijkheid.
(Bron: hoorcollege EUR beleid)
Waarom hebben we een overheid? UK -> Small government / NL -> participatiemaatschappij.
Samenvatting:
Benaderen van beleidsvraagstukken als een meervoudig (factoren/actoren) vraagstuk
Als er maatschappelijke vraagstukken in het spel zijn, gaat het ook over politiek. Politiek gaat
over de strijd om betekenissen/verschillende perspectieven om naar de wereld te kijken
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper eurbsk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,19. Je zit daarna nergens aan vast.