Geneeskunde selectie 2022
Hoofdstuk 1 The body
Regionale approach: Elke regio van het lichaam is apart bestudeert, bijv. thorax. Dan zijn alle
structuren inclusief bloedvaten, neuronen, botten etc. onderzocht.
Systemic approach: Elk systeem/stelsel apart onderzocht. Bijv. skelet, bloedvaten,
zenuwstelsel, verteringsstelsel.
Geneeskundige termen:
Anterior (ventral), superior, posterior (dorsal), medial, lateral, inferior
Planes:
Frontaal/Coronal – Van zijkant naar zijkant, verdeeld in anterior en posterior
(Median) Sagittal – De neus/navel in rug uit, verdeeld in rechter en linker lichaamsdelen
Tranverse/horizontal/axial – Door de buik en polsen, verdeeld in superior en inferior delen
Proximal: ene deel dichter bij het centrum van het lichaam dan ander deel
Distal: ene deel verder weg van het centrum van het lichaam dan ander deel
Cranial: richting het hoofd
Caudal: richting de staart
Rostral: positie ten opzichte van de neus, wordt gebruikt in het hoofd.
Superficial en deep: de positie van een bepaalde structuur ten opzichte van het oppervlak
van het lichaam.
Skeletal system
The axial skeleton: botten van het hoofd, nek en torso.
The appendicular skeleton: botten van de ledematen.
Cartilage/kraakbeen:
Bindweefsel met extracellulaire vezels in een matrix die cellen bevat die zijn gelokaliseerd in
kleine gaatjes. In zware gewichtdragende gebieden of die krachten moeten uitvoeren is
meer collageen en is het kraakbeen niet uittrekbaar. Andere gebieden andersom.
Functies:
- support zachte weefsels
- provide a smooth gliding surface voor de botten en gewrichten
- maakt groei en ontwikkeling van lange botten mogelijk
,3 types kraakbeen:
- Hyaline: komt meest voor, bevat medium collagene vezels bijv in gewricht
oppervlaktes van het bot
- Elastic: matrix bevat collageen met veel elastische vezels bijv. in de oorschelp
- Fibrocartilage: bevat een gelimiteerd aantal cellen en grondsubstantie temidden van
een aanzienlijke hoeveelheid collagene vezels bijv in tussenwervelschijven.
Bot:
Gecalcificeerd, levend bindweefsel wat het grootste deel van het skelet vormt. Heeft een
intercellulaire gecalcificeerde matrix met ook collagene vezels en verschillende typen cellen.
Functies:
- Supportive structures voor het lichaam
- Beschermt vitale organen
- Reservoirs voor calcium en fosfor
- Steunen de spieren die beweging kunnen produceren
- Containers voor bloed producerende cellen
Er zijn 2 types bot, compact en sponsachtig. Compact vormt de buitenste laag van alle
botten. Sponsbot bevat gaatjes die bloedvormende cellen bevatten (beenmerg). Botten
worden geclassificeerd op vorm.
- Lange botten zijn tubular (bijv. humerus in armen of femur in benen)
- Korte botten zijn cuboidal (bijv in botten van de pols en enkels)
- Platte botten bestaan uit 2 compacte botplaten met ertussen sponsbot (bijv. schedel)
- Irregular botten zijn botten met verschillende vormen (botten van gezicht)
- Sesamoid botten zijn rond of ovaal die ontwikkelen in pezen (horen niet per se bij het
skelet maar kunnen in handen, voeten, polsen en enkels zitten
In botten zitten vaten. Er zit gewoonlijk 1 voedende slagader per bot. Alle botten (behalve bij
articular kraakbeen) zitten in fibrous bindweefselmembraan wat het periosteum wordt
genoemd. Die vormt nieuw bot. Zonder periosteum kan een bot niet overleven. In botten
zitten weinig sensory neuronen fibers maar in periosteum zitten er wel veel.
De botten veranderen in de loop van je leven. De leeftijd kan dus bepaald worden aan de
hand van botten. Bij sommige ziektes kan de botontwikkeling beïnvloed worden.
Joints/gewrichten:
Waar 2 skelet elementen samenkomen. 2 typen:
1. Skeletelementen die zijn gescheiden door een holte (synovial joints):
Kenmerken:
-Ten eerste bedekt een laag kraakbeen, meestal hyalien kraakbeen, de scharnierende
oppervlakken van de skeletelementen. Met andere woorden, benige oppervlakken
komen normaal gesproken niet rechtstreeks in contact met elkaar.
, -Een tweede kenmerk van synoviale gewrichten is de aanwezigheid van een
gewrichtskapsel bestaande uit een binnenste synoviale membraan en een buitenste
fibreuze membraan.
Het synoviale membraan hecht zich aan de randen van de gewrichtsoppervlakken op
het grensvlak tussen het kraakbeen en het bot en omsluit de gewrichtsholte.
Het synoviale membraan is zeer vasculair en produceert synoviale vloeistof, die in de
gewrichtsholte sijpelt en de scharnierende oppervlakken smeert. Gesloten zakjes van
synoviaal membraan komen ook voor buiten gewrichten, waar ze synoviale bursae of
peesmantels vormen. Bursae grijpen vaak in tussen structuren, zoals pezen en
botten, pezen en gewrichten, of huid en botten, en verminderen de wrijving van de
ene structuur die over de andere beweegt. Peesmantels omsluiten pezen en
verminderen ook wrijving.
Het fibreuze membraan wordt gevormd door dicht bindweefsel en omringt en
stabiliseert het gewricht. Delen van het fibreuze membraan kunnen dikker worden
om ligamenten te vormen, die het gewricht verder stabiliseren. Ligamenten buiten
de capsule zorgen meestal voor extra versterking.
Vaak zijn er ook extra structuren binnen het gebied dat wordt omsloten door de
capsule of het synoviale membraan, zoals gewrichtsschijven (articular discs, meestal
samengesteld uit fibreus kraakbeen), vetkussentjes en pezen. Gewrichtsschijven
absorberen compressiekrachten, passen zich aan veranderingen in de contouren van
gewrichtsoppervlakken tijdens bewegingen aan en vergroten het bewegingsbereik
dat bij gewrichten kan optreden. Vetkussentjes komen meestal voor tussen het
synoviale membraan en de capsule en bewegen in en uit regio's als
gewrichtscontouren veranderen tijdens beweging. Redundante gebieden van het
synoviale membraan en het fibreuze membraan zorgen voor grote bewegingen bij
gewrichten.
Synoviale gewrichten worden beschreven op basis van vorm en beweging: (vlak
(plat), scharnier, spil, bicondylair (twee sets contactpunten), condylair (ellipsoïde),
zadel en kogel en kom.
Of als uniaxiaal (beweging in één vlak), biaxiaal (beweging in twee vlakken) en
multiaxiaal (beweging in drie vlakken.)) Bijv. Scharniergewrichten zijn uniaxiaal,
terwijl kogelgewrichten multiaxiaal zijn.
Types:
▪ Vlakke gewrichten - laat glijdende of glijdende bewegingen toe wanneer een bot
over het oppervlak van een ander beweegt (bijv. acromioclaviculair gewricht (bij
sleutelbeen en uitsteeksel)
▪ Scharniergewrichten—laat beweging toe rond één as die dwars door het gewricht
gaat; flexie en extensie toestaan (bijv. elleboog [humero-ulnaire] gewricht)
▪ Draaigewrichten—laat beweging toe rond één as die in lengterichting langs de
schacht van het bot loopt; rotatie toestaan (bijvoorbeeld atlanto-axiale verbinding,
nekwervels in hoofd)
▪ Bicondylaire gewrichten—laat beweging meestal in één as toe met beperkte rotatie
rond een tweede as; gevormd door twee convexe condylen die articuleren met
concave of vlakke oppervlakken (bijv. kniegewricht)