Van Organisme tot Weefsel Hoorcolleges
Natte werkcolleges met labojas komen, preparaten staan op sterk water, vooral bij anatomie
gedeelte.
Veterinary anatomy of domestic Mammals staat niet als E-book op Vetportaal, Textbook of
Veterinary Histology en Domestic Animal Embryology staan wel als E-book op Vetportaal.
Studiewijzer heb je nodig, is ook online beschikbaar.
Anatomie
Nomenclatuur en bouwplan
Proximaal is dichtbij en distaal is verder weg van de
mediaanlijn vaak of van een andere anatomische structuur.
Superficiaal of extern is richting het lichaamsoppervlak,
intern is weg van het lichaamsoppervlak. Controlateraal is
aan tegenovergestelde zijden, ipsilateraal is aan dezelfde
zijde. Thorax is de borstholte en abdomen is de buikholte,
vogels hebben die niet, die hebben 1 lichaamsholte. Bij
verschillende onderdelen van de anatomie gebruik je
verschillende termen:
Botten Oste(o)
Spieren Myo of sarco
Zenuwen Neuro
Huid Derm
Bloedvaten Angi(o)
Aders Ven(o/a) of feb(o)
Hart Cardio
Neus Rhino
Trommelvlies Tympan
Nier Nef
Schedel Crani
Oog Opthalm of oculo
Oor Oto
Bloedprop Thromb(o)
Lever Hepato
Borsten Mamm(o)
Dikke darm Colo
Maag Gastro
Dunne darm Ileo
Borst Thorac(o)
Long Pneumo of pleuro
Ook zijn er verschillende maten in grootte: macro = groot; micro = klein; megalo- of -megaly is
vergroot. Ook zijn er verschillende ratio’s: hyper = hoog; hypo = laag; tachy = snel; brady = langzaam.
Er zijn veel voorvoegsels van kleur: chloro- = groen; leuk- = wit; eryth- = rood; cyan- = blauw. Dan heb
je nog verschillende plaatsaanduidingen: endo- of intra- betekend binnenin; extra- is erbuiten; inter-
is ergens tussenin; peri- is ergens rond; trans- is overdwars. Er zijn veel woorden die je kunt
gebruiken om een bepaalde test uit te voeren of aan te geven wat je gaat doen: bij echo- gebruik je
ultrasone golven; bij electro- gebruik je elektriciteit; bij -ectomy verwijder je iets; bij -gram maak je
een foto ergens van; bij -graph(y) ben je in het proces van het maken van een afbeelding; bij -otomy
maak je een snede in iets; bij -scopy gebruik je een instrument om iets te bekijken; bij -stomy creëer
,je een opening. Als je iets tegenkomt wat niet naar behoren functioneert, kun je ook daar weer een
benaming voor gebruiken: bij dys- werkt iets niet zoals het moet; bij mal- is iets gewoon slecht; bij
-emia geef je een bloedconditie aan; bij -itis geef je een ontstekking aan; bij -osis geef je een
bepaalde conditie of ziekte aan; bij pathy- geef je een ziekte aan.
Je hebt verschillende manieren van aansnijden, je kan een frontale of coronale snede hebben, dat is
van vooraf gezien, hier kun je een craniale en caudale zijde zien. Als je langs de mediane lijn snijdt,
dan krijg je een saggitale of longitudinale snede. Als je een haaks op de mediaan snijdt, dan krijg je
een transverse of dwarsdoorsnede.
Vroegontwikkeling
De partus is het moment van de bevalling, een foetus is een individu wat al ‘af’ is, maar enkel nog
groei heeft, een zygote is een bevruchte eicel. Tijdens de foetale periode is er enkel groei en
histogenes, definiëren van weefsel. Tijdens de embryonale periode is er de organogenese. Bij vogels
vindt de ontwikkeling vooral buiten het moederdier plaats, terwijl dat bij zoogdieren juist wel in
moederdieren gebeurt, in de baarmoeder.
De embryonale periode begint bij bevruchting:
Een oocyt met zona pellucida wordt bevrucht door een spermatozoom, wat leidt tot een
zygote. De oocyt bevat alle informatie die nodig is voor de eerste klieving en activatie van het
embryonale genoom.
Een zytogte heeft een moederlijke en vaderlijk pronucleus, deze vormen het embryonale
genoom.
De cel gaat delen, een embryo vormt.
Vanaf de bevrucht eicel, een zygote, is de klievingsdeling, waarbij er geen groei is, hierbij is er nog
een zona pellucida en het begint terwijl de zygote van oviduct naar uterus gaat:
Oligolecithaal: er is weinig dooier in een eicel van een zoogdier, dit is logisch, want een
embryo/foutus krijgt zijn voedingsstoffen van het moederdier.
Holoblastische delingen geeft aan dat door de hele cel delingen plaats vindt, wat makkelijk
kan doordat er weinig dooier is, wat moeilijk deelt.
Equale deling geeft aan dat elke cel even groot is.
Bij vogels gaat dit wel allemaal sneller, de ontwikkeling duurt slechts 3 weken:
Polyecithaal: in de eicel is er veel dooier, wat niet makkelijk deelt.
Meroblastische deling: de deling gaat niet door de hele cel, slechts aan 1 zijde.
Discoïdaal: door meroblastische deling ontstaat er een schijf.
Aan het einde van de groeifase is activatie van het embryonale genoom nodig, de transcriptie wordt
geleidelijk aan opgevoerd in de minor en major activatie van embryonale genoom. Na de
klievingsdeling is het embryo in het morula stadium, waarbij het een bal is van cellen.
Bij de blastulatie ontstaat er een blastocyt, een holte gevuld met vocht, vaak in de uterus:
In morula dringt vocht binnen:
o Ontstaan trophectoderm, buitenste rand van cellen, vormt de embryonale
vruchtvliezen, dit ontstaat door compaction. Dat deel van het trophectoderm wat de
ICM raakt, heet polair trophectoderm, terwijl de rest muraal trophectoderm wordt
genoemd.
o Ontstaan inner cell mass, binnenste rand van cellen, vormt het embryo.
o Er ontstaat een binnenholte, de blastocyt holte.
Ontstaan van de eerste as, de dorso-ventraleas, de ventrale zijde in de richting van de holte
met vocht.
Bij vogels gaat de blastulatie iets anders:
Er dringt vocht onder de discoïdaal, hierdoor krijg je 2 lagen van cellen:
, o Area pellucida: de laag cellen op het vocht, zijn doorzichtig en vormen het embryo.
o Area apaca: de laag cellen die het vocht niet raakt, ze zijn niet doorzichtig en vormen
de vruchtvliezen.
Na blastulatie verliest het embryo de zona pellucida. Cellen die het embryo gaan vormen, gaan zich
opdelen in 2 lagen, een bilaminaire of embryonale schijf, dit is de epiblast (dorsaal) en hypoblast
(ventraal), hierbij verdwijnt trophectoderm, wat de epiblast bedekt. Hypoblast vormt de binnen
epitheellaag van de yolk sac, wat een rol kan spelen bij placentatie, afhankelijk van species. Bij
gedomesticeerde dieren wordt het polaire trophectoderm, ook wel Rauber’s laag, langzaam
afgebroken, waardoor epiblast vrij komt aan uterusomgeving. Tight junctions zijn gevormd in het
epitheel, voordat Rauber’s laag wordt afgezet, om zo het embryo te beschermen. In deze periode
wordt ook de primitieve yolk sac gevormd. De blastocyt gaat ook uittreden uit de zona pellucida,
hatching, een vlies wat eromheen zit, om groei mogelijk te maken. Dit gebeurt door proteolytische
enzymen, die vrijkomen van het endometrium, die de glycoproteïnen van de zona pellucida
vernietigen. Zodra de embryonale schijf is gevormd hervormt het trophectoderm met hypoblast tot
een eivorm, bij herkauwers en varkens gaat dit verder, waarbij het embryo eerst langwerpig wordt
en daarna draderig. Het hypoblast en trophectoderm zorgen voor extra-embryonale structuren.
Bij de gastrulatie komt er uit het epiblast 3 kiembladen, hierdoor is er differentiatie in epiblastcellen:
Ectoderm, vormt de huid.
Mesoderm, het meeste van het lichaam ontstaat hieruit.
Endoderm, vormt de binnenste laag van darmen en blaas.
Bij gastrulatie ga je van 2 naar 3 lagen, het ontstaan van een trilaminaire embryonale schijf, door:
De hypoblast geeft een signaal af, het inductiesignaal, hierbij is Shh zeer belangrijk, naar
epiblast, hierdoor ontstaat een groeve in het epiblast, waardoor cellen, mes-endodermale
precursors, naar binnen kunnen treden. Dit proces heet epithelio-mesenchymale transitie.
Mesenchym slaat op los georganiseerd embryonaal weefsel, ongeacht van de oorsprong.
Door het intreden van de cellen, zie je dorsaal de vorming van een primitieve groeve, door de
ophoping van cellen.
De primitieve streep ontstaat aan 1 zijde en gaat zich uitstreken tot de andere zijde, hierdoor
heb je een lichaamsas gevormd, de cranio-caudale lichaamsas, de primitieve streep begint
aan de caudale zijde en gaat naar craniaal.
Aan de craniale zijde van de primitieve streep zit de primitiefknop of de knop van Hensen.
Door de primitieve streep gaan cellen van het epiblast in de diepte dringen, de eerste cellen
die dat doen, vormen het endoderm. Ze verdrijven het laagje hypoblast naar de zijkant,
totdat er een laagje van endoderm gevormd is.
De tweede laag van cellen rolt in, dit worden mesodermcellen, die strekken zich uit naar alle
kanten onder het epiblast, dit vormt het mesoderm.
De epiblastcellen die bovenop liggen, worden ectoderm.
De primitieve knop controleert de inrol van epiblastcellen, het is daarom een organizer.
Cellen die via de knop inrollen zijn mesodermcellen, die blijven op de middenlijn liggen, ze
migreren naar craniaal, ze blijven op de craniocaudale as liggen. De primitieve knop gaat zich
terugtrekken naar caudaal, maar er blijven cellen inrollen via de knop en blijven op de
middenlijn liggen, dit is het notochord/chorda.
Tijdens vorming van embroynale schijf vormt zich de amnionholte door opvouwing van
trophectoderm met onderliggend extra-embryonaal mesoderm.
Bij gastrulatie is er ook de vorming van de kiemlijn in de vorm van primordiale kiemcellen.
Bij een amfibieën is de klieving holoblastisch, maar het is wel inequaal, aan de onderzijde zit veel
dooier, waardoor de cellen wat groter blijven. De eieren zijn medialecithaal, dus er is een matige
hoeveelheid dooier. Bij een amfibie ontstaat er ook een ectoderm, mesoderm en endoderm, maar er
, vormt zich geen primitieve groeven, maar een blastopore. De dorsale rand van de blastopore is de
dorsale lip, cellen die van deze kant inrollen vormen het notochord.
Het mesoderm deelt zich op in verschillende gebieden, het
notochord is axiaal mesoderm. Lateraal van het notochord
ligt her paraxiaal mesoderm, dit gaat somieten vormen. Een
stukje verder naar lateraal ligt intermediair mesoderm, hier
vormt het urogenitaalstelsel uit. Uit het lateraal mesoderm
komen orgaanvliezen en bloedvliezen. Somieten zijn
oersegmenten, ze komen voor in alle primitieve
levensvormen. Het paraxiaal mesoderm vormt de somieten,
het is dikker geworden, van boven kun je de segmenten
zien van craniaal naar caudaal aangelegd. Somieten vormen
3 delen, van buiten naar binnen (notochord): dermatoom,
huid, myotoom, spieren, naar sclerotoom, wervels. De spieren en de huid worden aangestuurd door
een zenuw wat uit het ruggenmerg komt, uit de somieten.
Door celdifferentiatie ontstaan er verschillende cellen, dit komt vooral door cell commitment, wat
kan worden onderverdeeld in een cel specificatie, wat omkeerbaar is, en cel determinatie, wat
onomkeerbaar is. Door gen expressie wordt cel differentiatie gereguleerd, een cel volgt maar 1 pad,
waarbij verschillende ‘keuzes’ gemaakt moeten worden. In een embryo worden cellen vaak
geïnduceerd tot differentiatie door cel-cel signalen, interactie tussen 2 of meer naburige cellen heet
inductie. Tijdens de ontwikkeling is dit nodig voor de organisatie van cellen tot organen, daarom
moeten cellen competent zijn om deze signalen te ontvangen. Deze signalen zijn er vaak maar in een
korte, kritische periode, als een cel dan niet geïnduceerd wordt, gaat een cel vaak in apoptose in
plaats van differentiatie. Apoptose is een normaal mechanisme bij embryonale ontwikkeling. Cellen
die nog niet toegewijd zijn aan een taak, heten naïeve cellen. Signaal moleculen, die tussen dichtbij
gelegen cellen signalen geven heten morfogenen. Er zijn 4 grote families:
Fibroblast Growth Factor (FGF) family: deze induceert meer dan 20 proteïnen.
Hedgehog family: induceert onder ander Shh (Sonic hedgehog), Dhh (Desert) en Ihh (Indian).
Wingless (Wnt) family: deze interacteren met transmembraan receptoren, de Frizzled
proteïnen.
Transforming Growth Factor-β (TGF-β) superfamily: onder ander Activin, BMP (Bone
Morphogenetic Protein), Nodal, GDNF (glial-Derived Neurotrophic Factor), Inhibine en MIS
(Müllerian Inhibitory Substance).
Neurulatie en bouw zenuwstelsel
Het notochord is een inducer, het kan een signaal afgeven en andere cellen wat laten doen, het
verteld het ectoderm dat het neurectoderm moet worden, de neurale plaat. Dit begint aan de
craniale zijde van het embryo, het craniale deel breidt uit naar caudaal, waar het wat kleiner is.
Vorming van de neurale plaat is primaire neurulatie. Uit het neurale plaat ontstaan de hersenen en
het ruggenmerg. Het ectoderm, lateraal van het neurectoderm, verhoogt, neurale vouwen, hierdoor
ontstaat een groeve, de neurale groeve. Het ectoderm vermeerdert zich, totdat ze boven sluiten,
hierdoor ontstaat de neurale buis, het ectoderm groeit over de buis van het neurectoderm. Het kan
misgaan, dan krijg je een spina bifida (open ruggetje). Secundaire neurulatie is het vormen van de
neurale buis aan de caudale zijde, hierbij is er een ander mechanisme zonder neurale vouwen. Er is
een vaste massa van epitheel cellen een centraal lumen ontwikkelt secundair door cavitatie. De
neurulatie loopt gelijk met de ontwikkeling van de somieten. De neurale vouwen begint zich te
sluiten vanuit het midden tot craniaal en caudaal, totdat er een holle buis is ontstaan. Tijdens het
sluiten, splitsen er 2 groepjes cellen, dorsolateraal van de neurale buis, het zijn de neurale lijstcellen.