SAMENVATTING OWE 2
Oriëntatie op het vak
Lise Jongen
,Inhoud
A&F week 1, Hart en geleiding...............................................................................................................3
Leerdoelen.........................................................................................................................................3
De anatomie van het hart:.................................................................................................................3
Begrijpt de werking van de hartkleppen:...........................................................................................3
Kan de hartcyclus beschrijven:...........................................................................................................4
Weet hoe de hartactie tot stand komt:.............................................................................................5
Kan de volgende termen uitleggen:...................................................................................................5
Basisprincipes van het ECG:...............................................................................................................6
Weet hoe de harttonen ontstaan en wat hartruis betekent:.............................................................6
Heeft inzicht in de hartcirculatie:.......................................................................................................6
Kent de verschillende bloedsomlopen, hun functie en de route die deze aflegt:..............................7
Weet hoe de uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefselvocht plaatsvindt en welke drukken
daarbij een rol spelen:.......................................................................................................................7
A&F week 2, Coronaire hartziekten.......................................................................................................8
Leerdoelen:........................................................................................................................................8
De anatomie en fysiologie van het hart; de bloedvaten en kransslagaders:......................................8
Coronaire hartziekten:.......................................................................................................................9
Etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, complicaties en preventie van coronaire
hartziekten (AP, ACS); behandeling coronaire hartziekten:.............................................................10
Verpleegkundige aandachtspunten die van belang zijn bij coronaire hartziekten:..........................12
A&F week 3, Bloeddrukregulatie en shock..........................................................................................13
Leerdoelen.......................................................................................................................................13
Verschillende vormen van shock uitgelegd; de verschillende ontstaanswijzen en behandeling:....13
Etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, complicaties en preventie van shock:...........14
A&F week 4, Decompensatio cordis....................................................................................................17
Leerdoelen.......................................................................................................................................17
De normale pompfunctie van het hart en factoren die hierin een rol spelen:.................................17
Wat is decompensatio cordis, welke symptomen (links- en rechtszijdig hartfalen, back- en forward
failure, systolisch en diastolisch hartfalen & astma cardiale):.........................................................17
Belangrijkste oorzaken van het ontstaan van hartfalen:..................................................................18
Diagnostiek (anamnese, lichamelijk- en aanvullend onderzoek):....................................................19
Behandeling van decompensatio cordis + medicatie:......................................................................19
NYHA-classificatie:...........................................................................................................................20
A&F week 5, Oncologie........................................................................................................................21
1
, Leerdoelen.......................................................................................................................................21
Opslag genetisch materiaal van de mens + normale celcyclus:.......................................................21
Verschil gewone cel – kankercel en solide – niet-solide tumoren:..................................................22
Eigenschappen kankercel en verschil benigne – maligne tumor:.....................................................22
Invloeden waardoor kanker kan ontstaan: .....................................................................................22
Symptomen kanker:.........................................................................................................................23
Diagnostiek en behandelvormen bij kanker:...................................................................................23
De wegen van metastasering:..........................................................................................................25
TNM-classificatie:.............................................................................................................................25
Prognose:.........................................................................................................................................25
A&F week 6, Mammacarcinoom – ovariumcarcinoom........................................................................26
Leerdoelen:......................................................................................................................................26
Belangrijkste risicofactoren (exogeen en endogeen):......................................................................26
Symptomen:.......................................................................................................................................26
Diagnostiek:.....................................................................................................................................27
TNM-classificatie bij een patiënt met mammacarcinoom:..............................................................28
Metastaseringpatroon.....................................................................................................................28
Behandeling:....................................................................................................................................29
Prognose:.........................................................................................................................................29
A&F week 7, Stemmingsstoornissen....................................................................................................30
Leerdoelen:......................................................................................................................................30
DSM-5:.............................................................................................................................................30
Onderscheid depressieve- en bipolaire stemmingsstoornissen:......................................................30
Risicofactoren en oorzakelijke factoren:..........................................................................................31
Belangrijkste interventies:...............................................................................................................31
2
,A&F week 1, Hart en geleiding
Leerdoelen
De student:
o Kent de anatomie van het hart;
o Begrijpt de werking van de hartkleppen;
o Kan de hartcyclus beschrijven;
o Weet hoe de hartactie tot stand komt;
o Kan de termen: frequentie, regulariteit en aequiliteit (gelijkmatigheid) uitleggen
o Kent de basisprincipes van het ECG
o Herkent de hartactie op het ECG en kan benoemen welk deel van het ECG, welk deel van de
hartactie representeert;
o Weet hoe de harttonen ontstaan en wat de term hartruis betekent;
o Weet wat bedoeld wordt met de hartcapaciteit en het hartminuutvolume;
o Heeft inzicht in de hartcirculatie
o Kent de verschillende bloedsomlopen, hun functie en de route die deze aflegt.
o Is bekend met de term “dubbele bloedsomloop”
o Weet hoe uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefselvocht plaatsvindt en welke
drukken daarbij een rol spelen.
De anatomie van het hart:
Begrijpt de werking van de hartkleppen:
De hartkleppen in gesloten toestand verhinderen dat het bloed tegen de eerdere stroomrichting in
terugstroomt.
Atrioventriculaire kleppen:
3
, - Tussen de atria en ventrikels in gepositioneerd.
1. Tricuspidalisklep:
Ligt tussen het rechteratrium en rechterventrikel.
Heeft 3 bindweefselslippen (‘kleppen’).
2. Mitralisklep:
Ligt tussen linkeratrium en linkerventrikel.
Heeft 2 bindweefselslippen (‘kleppen’).
Ander woord is valva bicuspidalis.
De atrioventriculaire kleppen worden open geduwd door het bloed zelf op het moment dat het
vanuit de atria naar de ventrikels stroomt ventrikels pompen dit bloed met kracht in de grote
vaten de atrioventriculaire kleppen slaan door de hoge bloeddruk weer dicht, zodat bloed echt in
de aorta en longslagaders terechtkomt en niet terugstroomt in de atria.
Chordae tendineae = dunne peesdraden die verbonden zijn met de papillair spiertjes in het hart.
Deze verhinderen dat de slappe kleppen door hoge druk te ver teruggeslagen worden en het bloed
alsnog in de atria terechtkomt.
Arteriële kleppen:
- Tussen de ventrikels en de grote slagaders (aorta en longslagaders) gepositioneerd.
- Elke klep bestaat uit 3 ‘slippen’, in de vorm van een halve maan (vulvae semilunares).
Wanneer het bloed vanuit de ventrikels de longslagaders en daarna de aorta ingepompt wordt,
staan de slippen open. Als de ventrikels zich ontspannen, dreigt het bloed terug te stromen naar het
hart. Dit wordt verhinderd doordat de slippen zich vullen met bloed en ik gevulde toestand tegen
elkaar aan vallen. opening van ventrikels wordt afgesloten.
1. Pulmonalisklep
Ligt tussen het rechterventrikel en de longslagader.
2. Aortaklep
Ligt tussen het linkerventrikel en de aorta.
Kan de hartcyclus beschrijven:
Het hart is gemiddeld 75 keer per minuut actief bij een persoon. Deze hartactie bestaat steeds uit
een systole (= actiefase) en een diastole (= rustfase). Elke hartactie (systole + diastole) bestaat uit 3
fasen:
1. Passieve vullingsfase
= de rustfase van het hele hart. Deze begint aan het eind van de ventriculaire systole van
de vorige hartactie.
Atria en ventrikels zijn ontspannen.
Onderdruk in het hart t.o.v. de bloeddruk in de bloedvaten aanzuigende werking
bloed stroomt vanuit de holle aders en longaders (venae cava + venae pulmonariae) de
beide atria binnen bloed stroomt vanuit de atria de ventrikels in, de av-kleppen
worden opengeduwd; de arteriële kleppen zijn nog dicht door de hoge bloeddruk die na
de systole in de arteriën heerst.
Aan het eind van deze ‘hartrustfase’ zijn de atria en ventrikels gevuld met bloed.
2. Actieve vullingsfase
Beide atria contraheren (atriale systole) onder invloed van de impulsen uit sinusknoop.
4
, Hierdoor worden de holle aders en longaders dichtgeknepen, waardoor bloed in de
goede richting (= naar ventrikels) geduwd wordt. veroorzaakt extra vulling elk
ventrikel van 10%, ventrikelwand wordt dan wat uitgerekt.
3. Ventrikel systolische fase
Deze fase is ook onder te verdelen in 3 fasen:
1. Isovolumetrische fase:
Beide atria ontspannen zich (atriale diastole) en de sinusprikkels worden via de AV-
knoop, bundeltakken en purkinjevezels over ventrikelwand verspreid ventrikels
beginnen met samentrekken en bloed in ventrikels komt onder druk te staan AV-
kleppen slaan dicht (= hoorbaar: eerste harttoon) bloeddruk in ventrikel neemt
toe, maar is nog niet hoger dan in de arteriën arteriële kleppen blijven dus nog
even dicht volume in het hart veranderd een kort moment niet omdat het bloed
niet weg kan druk neemt toe naarmate ventrikels samentrekken.
2. Ejectiefase:
Druk neemt toe naarmate ventrikels samentrekken bloeddruk in de ventrikels
wordt is hoger dan die in de aorta en truncus pulmonalis bloeddruk wordt met
grote kracht de slagaders ingeperst.
3. Relaxatiefase:
Het myocardium van het ventrikel ontspant bloeddruk in ventrikels daalt
bloeddruk in aorta en truncus pulmonalis is juist hoog arteriële kleppen slaan
dicht (= hoorbaar: tweede harttoon) ventrikels zijn leeg, ventriculaire systole =
klaar.
Weet hoe de hartactie tot stand komt:
De hartactie begint bij de elektrische impuls in de sinusknoop.
Kan de volgende termen uitleggen:
- Frequentie = Het aantal slagen van het hart per minuut.
- Regulariteit = Het hart klopt de hele tijd met dezelfde tussenpauze.
- Aequiliteit = Het hart klopt met dezelfde kracht. Het hart pomp dezelfde hoeveelheid bloed
door de aders.
5
, - Hartcapaciteit = het vermogen van een ventrikel om per tijdseenheid een bepaalde
hoeveelheid bloed weg te pompen. Hiervoor wordt de eenheid hartminuutvolume (HMV)
gebruikt.
- Hartminuutvolume = de hoeveelheid bloed die het hart per minuut, per ventrikel wegpompt.
Twee factoren bepalen het HMV:
1. (fH) hartfrequentie = het aantal ventrikelcontracties per minuut.
2. (Vs) slagvolume per ventrikel = het aantal milliliter bloed dat per contractie wordt
weggepompt.
Formule: HMV = fH x Vs
Basisprincipes van het ECG:
Elektrocardiogram (ECG, hartfilmpje) meet de elektrische geleiding van de impulsen die zich over de
hartspier verspreiden, waardoor wat over de werking van het hart kan worden gezegd.
- P-top:
Is het resultaat van de impulsen van de sinusknoop, waardoor de atria gaan
samentrekken.
- PQ-Segment:
Weerspiegelt de vertraagde prikkelgeleiding in de AV-knoop.
- Q-dal:
De verspreiding van de impulsen over het ventrikelseptum.
- QRS-complex:
Deze piek representeert de prikkelinvasie van het ventrikelmyocard.
Daarbij worden eerst, via bundel van His, de bundeltakken bereikt (Q) purkinjevezels
(R) omhoog het gehele ventrikelmyocard (S).
Gedurende QRS-complex komt het atriummyocard weer in rusttoestand.
- ST-segment:
Geeft het wegebben van de prikkeltoestand van het ventrikel weer.
- T-top:
Hangt samen met het tot (elektrische) rusttoestand komen van het ventrikelmyocard.
Weet hoe de harttonen ontstaan en wat hartruis betekent:
- Eerste harttoon = het dichtslaan van de AV-kleppen in de isovolumetrische fase van de
ventrikel systolische fase.
- Tweede harttoon = het dichtslaan van de arteriële kleppen in de relaxatiefase van de
ventrikel systolische fase.
- Hartruis = je kunt een hartruis horen als er sprake is van een lekkage van de kleppen of als er
een vernauwing (stenose) van de hartkleppen is. Dit heet klepinsufficiëntie.
Heeft inzicht in de hartcirculatie:
De hartcirculatie (coronaire circulatie) is onderdeel van de lichaamscirculatie.
1. Deze begint met de arteriae coronaria (kransslagaders), 2 vertakkingen van de aorta. Ze
ontspringen in de aortawand net voorbij de aortaklep. Ze bedekken het hart als een krans,
op de grens van de atria en de ventrikels.
2. De vele vertakkingen van de kransslagaders lopen in het myocardium uit in een uitgebreid
haarvatennetwerk; alle myocardcellen worden van bloed voorzien. Deze capillairen
verversen het inwendige milieu van de spiercellen en vervoeren het bloed naar de venae
coronaria (kransaders).
6