Samenvatting Ruimtelijke Vraagstukken Europa
Tentamen ΙI
Boek: Europa een nieuwe geografie
Hoofdstukken 2, 5, 7, 8 en 9
Siewan Kleve en Isabel Liedtke
1
,H2 De natuurlijke omgeving: fysische geografie (HC)
Hst 2 behandeld de natuurlijke omgeving waarin de hedendaagse geschiedenis van
Europa zich voltrekt. Europa is een zeer gefragmenteerd continent, met als
karakteristiek de landschappelijke diversiteit, zowel natuurlijke als culturele zin. Er
zijn 3 primaire factoren (geofactoren) die van invloed zijn op de landschappelijke
diversiteit:
1. Substraat: combinatie van gesteenten &reliëfvorming. Door complexe en lange
geologische en geo- morfologische ontwikkeling ontstaan zeer oude en jonge
landschappen met grote substraatverschillen
2. Klimaat: Europa ligt grotendeels in de gematigde klimaatzone, maar kijkend naar
Breedteligging Van west oost geldt een gematigd zeeklimaat tot continentaal
klimaat. Door de aanwezigheid van 2 grote binnenzeeën (Middellandse zee en
Oostzee) en de oostwest-ligging van de belangrijkste gebergten (Alpen) neemt de
Atlantische invloed van west naar oost maar langzaam af. In de bergen heerst een
(hoog)gebergteklimaat.
Lengteligging: van noord zuid een overgang van poolklimaat > toendraklimaat
> gematigd zeeklimaat - mediterraan klimaat.
3. Mens: heeft de natuur aan zijn behoeften aangepast. Tegenwoordig is de mens
een dominante factor en is er een grote verscheidenheid aan
cultuurlandschappen ontstaan.
Deze zijn samen de belangrijkste geofactoren, die het landschap hebben (en nog
steeds) vormgegeven. Ze zijn van grote invloed op de secundaire geofactoren:
planten- en dierenwereld, bodem en water.
2.1 Geologie en geomorfologie
Het Europese subcontinent maakt geologisch bezien deel uit van het grote
Euraziatische supercontinent, gelegen op de Euraziatische plaat begrensd aan alle
kanten wordt begrensd door andere aardplaten.
Bij vaststelling grenzen tussen natuurlijke of fysisch geografisch regio’s binnen
Europa wordt er gebruik gemaakt van patronen, geleverd door de natuur. Afhankelijk
van het gekozen criterium (of de combinatie van criteria) zijn er verschillende
indelingen of regionaliseringen van Europa mogelijk:
- Morphoclimatic regions: de nadruk ligt op de relatie tussen klimaat en
morfogenese
- Morphostructural regions: de nadruk ligt op de relatie tussen geologie en
morfogenese.
morfogenese = het ontstaan van vormen van het landschap. Europa
bestaat uit een groot aantal van dergelijke morfostructurele regio’s:
sedimentaire laagvlakten, erosie- en sedimentaire plateaus, continentale
schilden, jonge plooiingsgebergten, vulkanische gebieden (1%).
Echter, wordt er in het hoofdstuk de indeling in fysiografische of morfografische
regio’s, gebaseerd op
hoogte en reliëf, gebruikt.
Gebergtevorming
In het gebied van de oudste kern van Europa van de stabiel continentaal schild in
Scandinavië en in Rusland liggen zeer oude stollings- en metamorfe gesteenten aan
het oppervlak en in de ondergrond. Daarna hebben zich 3 gebergtevormingen
voorgedaan. De gebergten ontstonden door botsing van oude continenten tegen en
onder elkaar. De gebergten die door deformatie van gesteenteformaties (plooiing en
breukvorming) en opheffing werden gevormd, zijn elke keer weer geërodeerd en
daarna opnieuw opgeheven. Oude gebergten zijn als massieve n landschappen terug
te vinden. De 3 gebergtevormingen:
1. Atlantische hooglanden de opgeheven massieven van oudste en 1e
gebergtevorming van Europa.
2. Midden-Europese middelgebergten, zoals de Vogezen, het Zwarte Woud, en het
Ertsgebergte. Betrekkelijk jong en NIET de overblijfselen van oudste en
2
, voorlaatste gebergtevorming. Ze zijn verspreid in Europa en de ertsmijnen zijn
inmiddels uitgeput
3. De Zuid-Europese gebergten 3e en laatste en daardoor nog het meest het
karakter van een hooggebergte (Alpen; met verschil in hoogte en reliëf).
Het laagland
Het (grote) Europese laagland (of Noord-Europese Vlakte) is te verdelen in een aantal
afzonderlijke bekkens en vlaktes, die vaak door betrekkelijk
nauwe ‘poorten’ (doorgangen) met elkaar in verbinding
staan en fysisch-geografisch van elkaar kunnen verschillen.
Ze fungeren vaak als natuurlijke afwateringsbekkens.
De IJstijd is een belangrijke geologische gebeurtenis. De
glaciale en fluvioglaciale reliëfvormen en afzettingen in het
landschap van Europees laagland herinneren aan die tijd.
Bovendien hebben er zich hier en daar tijdens de Alpiene gebergtevorming
tektonische bewegingen voorgedaan, waardoor slenken en horsten zijn ontstaan.
Cuesta’s: langgerekt heuvelruggen, ontstaan door scheefgestelde gesteentelagen
In de vorming van Europese kusten: hierbij zet zich de geomorfologie van het
binnenland door. Er zijn dus hoge en steile kusten, lage en vlakte kusten, erosie- en
accumulatiekusten.
2.2 Natuurlijke hulpbronnen: delfstoffen
Natuurlijke hulpbronnen zijn binnen Europa ongelijk verdeeld: sommige gebieden
beschikken over veel natural resources of environmental resources, andere over
weinig.
> Natuurlijke hulpbronnen: omvatten alle in de natuur aanwezige stoffen en
natuurlijke processen die door de mens nuttig kunnen worden gebruikt en van
economisch belang kunnen zijn.
Natuurlijke hulpbronnen worden op verschillende manieren verdeeld:
Ingedeeld obv hernieuwbaarheid:
hernieuwbare (renewable) hulpbronnen / flow resources (vb.
waterkracht / zonne-energie)
niet-hernieuwbare (non-renewable) hulpbronnen / stock resources.
Zonne-energie (fossiele brandstoffen; omdat deze maar in beperkte
hoeveelheden aanwezig zijn.)
Sommige hulpbronnen, zoals bodems en bossen, zijn potentieel hernieuwbaar:
hernieuwbaarheid is afhankelijk van een verstandig gebruik van de mens.
Overexploitatie maakt een einde aan hun hernieuwbaarheid.
Ingedeeld op een economische manier:
Bewezen reserves tegenover onbewezen (ingeschatte) reserves.
Hulpbronnen die commercieel winbaar zijn tegenover nog niet rendabel.
Hulpbronnen die technisch (al) kunnen worden gewonnen tegenover een gebrek
aan techniek.
De technologische ontwikkeling is van invloed op de bovengenoemde punten.
Belangrijkste hulpbron: delfstoffen
Delfstoffen= concentraties van in de natuur aanwezige vaste, vloeibare of
gasvormige bestanddelen in of op de aardkorst in zodanige vormen dat winning en
gebruik mogelijk zijn (bijv. vuursteen of oker).
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Sieww. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,14. Je zit daarna nergens aan vast.