Samenvatting gemaakt door Lieke Touwen (2022). Alleen voor individueel gebruik.
Leerdoelen Vraagstukken Buik
Voorkennis Mens tot cel en Sturing en stofwisseling
Ontwikkeling buik in de embryo
De embryo bestaat op een bepaald moment uit kiembladen. Deze drie bladen zijn het ectoderm, het
mesoderm en het endoderm. Deze drie structuren ontwikkelen zich tot alle weefsels die het
menselijk lichaam kent. Het ectoderm zit aan de buitenkant van de kiembladen, tegen de
amnionholte aan. Uit het ectoderm ontwikkelen de bijnieren, de huid, de melanocyten, het epitheel
van de neus- en mondholte, de hersenen, de hypofyse, het ruggenmerg en het perifere zenuwstelsel.
Het mesoderm zit in het midden van de kiembladen. Uit het mesoderm ontstaan verbindende
structuren zoals het skelet, de spieren, bindweefsel, bloedvaten, de geslachtsorganen, de nieren en de
vliezen om organen. Het endoderm zit aan de binnenkant van de kiembladen, tegen de
dooierzakholte aan. Uit het endoderm ontstaan de binnenste holten van het lichaam, daarbij moet je
denken aan het spijsverteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het urinewegstelsel. Deze holten
staan in contact met de buitenwereld.
Tijdens de neurolatie gaat de neurale buis groeien. De buis groeit harder dan het onderliggende
weefsel. Als resultaat hiervan gaat het embryo krommen. Het embryo kromt in alle richtingen naar
het midden toe. Door het krommen van het embryo wordt de dooierzakholte ingestulpt. Door
lengtegroei van het embryo wordt uit de dooierzakholte aan de voorkant een slurfje getrokken. Dit
slurfje noemt men de voordarm. Ook aan de achterkant groeit uit de dooierzakholte een slurfje. Dit
slurfje noemt men de achterdarm. Het stuk darm dat daartussen blijft noemt men de middendarm.
Elk gedeelte van de darm wordt door een bepaald gedeelte van de aorta gevasculariseerd. De
voordarm wordt gevasculariseerd door de truncus coeliacus, de middendarm wordt gevasculariseerd
door de arteria mesenterica superior en de achterdarm wordt gevasculariseerd door de arteria
mesenterica inferior.
De intraembryonale coeloomholte heeft na het omklappen
caudaal twee uiteinden. Deze uiteinden zijn de linker
peritoneaal holte en de rechter peritoneaal holte. De linker
peritoneaal holte wordt de voornaamste peritoneaal holte
van het abdomen. De rechter peritoneaal holte is in
verhouding erg klein en zit achter de maag. De rechter peritoneaal holte zit niet meer rechts, maar
achter in de buik. Daarnaast is de linker peritoneaal holte naar voren verschoven. Deze draaiing
vindt plaats door de kromming van de darm in de embryonale ontwikkeling. Om de groeiende darm
in de buik te kunnen laten passen wordt hij opgerold. Allereerst draait de voordarm 90 graden met
de klok mee. De rotatie vindt plaats op de craniocaudale as. Hierdoor komt de linker peritoneaal
holte voor te liggen en de rechter peritoneaal holte achter. Het dorsale mesenterium komt hierdoor
links te liggen en het ventrale mesenterium rechts. Daarna draait de voordarm nog eens 90 graden.
Ditmaal draait hij zo dat het dorsale mesenterium onder komt te liggen en het ventrale
mesenterium boven. Deze draaiing geeft de maag de karakteristieke kommavorm. Het dorsale
mesenterium noemt men ook wel de omentum majus en het ventrale mesenterium noemt men de
omentum minus. Ook de nervus vagus verandert door het roteren van de darm. Eerst ligt de nervus
vagus aan de linker- en rechterzijde. Na de eerste draaiing komt de nervus vagus aan de voorzijde en
achterzijde te liggen. Ook na de tweede draaiing blijft de nervus vagus aan de voor- en achterzijde
van de maag liggen.
De lever is grotendeels endoderm van oorsprong. Hij groeit uit een buisje uit de voordarm tussen de
twee bladen van het mesenterium in. Dit buisje vormt de verbinding van de lever met de darm. Deze
1
, Samenvatting gemaakt door Lieke Touwen (2022). Alleen voor individueel gebruik.
verbinding is de galblaas met de galwegen. Na het draaien van de voordarm komt de lever rechts te
liggen en de maag links.
De pancreas ontstaat ook uit endoderm. Een klein gedeelte van de pancreas groeit in het ventrale
mesenterium. Het andere gedeelte groeit uit het dorsale mesenterium. Bij het draaien van de
voordarm komt het kleine deel tegen het grote deel aan te liggen. De delen fuseren met elkaar. Het
gedeelte dat is gefuseerd noemt men de kop van het pancreas. De ventrale pancreas bestaat uit de
uncinate proces en een deel van het caput. De ductus pancreaticus van Wirsung komt uit in de papil
van Vater. De dorsale pancreas is de rest. Eerst had deze ook nog een opening op het duodenum,
maar die verdwijnt meestal. Als het niet verdwijnt, wordt het de accessoire van de ductus van
Santorini genoemd. Soms kan de draaiing niet goed gaan, waardoor een stuk van de pancreas om
het duodenum zit, dat een pancreas annulare wordt genoemd.
De middendarm gaat ook roteren. Voordat de darm roteert stulpt hij
uit door de toenam in lengte. Een gedeelte van de darm komt dan in
de navelstreng te liggen. Bij een embryo wordt dit een fysiologische
navelbreuk genoemd. Het gedeelte in de navelbreuk heeft de vorm
van een lus. In het midden van de lus loopt de arteria mesenterica
superior. Om deze arteria gaat de middendarm 90 graden met de klok mee roteren. Om de darm nog
compacter te maken draait de middendarm nog 180 graden verder met de klok mee. Het voorste
gedeelte van de voordarm wordt later de dunne darm en het achterste gedeelte van de voordarm
wordt later de dikke darm. Tijdens de draaiing van de middendarm komt de dikke darm over de
dunne darm te liggen, in een omgekeerde u-vorm.
De achterdarm ontwikkelt zich ook tot verschillende organen.
Aan de achterdarm zit een slurfje vast dat al bij de vroege
embryologie te zien is. Dit slurfje noemt men het allantoïs. Het
allantoïs groeit naar de ventrale zijde. Uit het allantoïs groeien
de blaas en de urethra. Het uiteinde van het slurfje komt in de
navelstreng te liggen. Hierdoor zit de blaas verbonden met de
navel. Dit zorgt ervoor dat de blaas goed op zijn plek blijft
zitten wanneer deze gevuld is met urine. De einddarm groeit naar het cloacale membraan toe. Dit
membraan breekt waardoor er een opening ontstaat naar de buitenwereld. Tussen het allantoïs en
de achterdarm ligt een stukje weefsel dat men het urorectale septum noemt. Dit septum groeit
richting het cloacale membraan. Door het groeien scheidt het de blaas van het rectum.
Ontwikkeling peritoneum
Het peritoneum is het vlies waaraan alle structuren in de buik zijn
opgehangen. Het peritoneum kent verschillende sub delen.
Het eerste deel is intraperitoneaal. Organen die intraperitoneaal
gelegen zijn liggen volledig in het peritoneum. Ze kunnen daar vrij
bewegen. Intraperitoneale organen ontstaan vanuit de darmbuis. De darmbuis zit eerst achter het
peritoneum. Na verloop van tijd stulpt de buis in. Bij het instulpen neem de buis een stukje
peritoneum met bloedvaten en zenuwen mee. Er is vanaf dat moment een dubbele laag peritoneum.
De binnenste laag zit op het orgaan. Deze laag noemt men het viscerale peritoneum. De buitenste
laag is het pariëtale peritoneum. Tussen de twee laagjes peritoneum zit mesenterium. Het
mesenterium zit alleen op de plek waar het orgaan is ingestulpt. De organen die intraperitoneaal
liggen zijn het jejunum en ileum, de maag, de lever, het colon transversum, het colon caecum, het
colon sigmoïd en de milt.
Het tweede deel is secundair retroperitoneaal. Net als bij intraperitoneaal
gelegen organen stulpen de organen die secundair retroperitoneaal liggen in
2
, Samenvatting gemaakt door Lieke Touwen (2022). Alleen voor individueel gebruik.
het peritoneum. Het verschil is dat deze soort organen naar de zijkant van de buikwand migreren.
Wanneer ze daar aangekomen zijn verkleven ze aan de zijwand. De secundair retroperitoneale
organen komen daardoor achter het peritoneum te liggen. Ook bij deze organen is er sprake van een
mesenterium op de plek waar het orgaan is ingestulpt. Het vlies waarmee de organen vastzitten aan
de wand is gemakkelijk weg te halen. Dit gebeurt dan ook vaak bij operaties. De organen die
secundair retroperitoneaal zijn gelegen zijn het colon ascendens, het colon decendens, de
alvleesklier (behalve staart) en het duodenum.
Het derde deel is (primair) retroperitoneaal. Organen die retroperitoneaal zijn gelegen hebben
de gehele ontwikkeling achter het peritoneum gelegen. Primair retroperitoneale organen zijn de
nieren, de vena cava, de aorta, de wervelkolom en een het bovenste gedeelte van het rectum.
Het laatste deel is subperitoneaal. Organen die subperitoneaal liggen bevinden zich onder het
peritoneum. De organen die subperitoneaal liggen zijn de blaas, de prostaat, de baarmoeder, de
eierstokken met eileiders, de vagina en het onderste gedeelte van het rectum.
Het peritoneum kan opgedeeld worden in drie verschillende subonderdelen:
mesenterium, de peritoneale ligamenten en het omenta. Een mesenterium is
dubbellaags peritoneum dat ontstaan is ten gevolge van invaginatie van het
peritoneum door het orgaan. Het mesenterium verbindt het orgaan met de
lichaamswand en geeft een doorgang aan bloedvaten, zenuwen en lymfevaten
tussen organen en de lichaamswand. Het mesenterium is een ophang structuur.
Het mesenterium is op te delen in allerlei kleine onderdelen. De naam wordt
gegeven door het orgaan wat het mesenterium ophangt. Voor het jejunum en het
ileum is de naam alsnog mesenterium, maar voor het colon transversum is dit het
mesocolon transversum, voor het colon sigmoïd is dit het mesosigmoid en voor de appendix is dit
het mesoappendix. De algemene regel die geldt is dus meso + orgaan. Peritoneale ligamenten zijn
dubbellaags peritoneum die een verbinding vormen tussen een orgaan met een ander orgaan of met
de buikwand. Het verschilt met een peritoneum omdat er geen vascularisatie doorloopt. De
naamgeving van de peritoneale ligamenten wordt gegeven door ligament + ene orgaan + andere
orgaan. Zo heb je de lig. gastrocolicum die tussen de maag en het colon zit, de lig. gastrolineale die
tussen de maag en de milt loopt, de lig. hepatogastricum die tussen de lever en de maag loopt,
enzovoort. Twee uitzonderingen op deze regel zijn het lig. falciforme dat bij de lever ligt en
sikkelvormig is en het lig. coronaria dat aan de bovenkant van de lever ligt de vorm heeft van een
kroontje. De onderrand van het lig. falciforme is wat dikker. Dit noemt men het lig. teres. Hier zat
vroeger de vena umbilicalis. Het is dikker, omdat het peritoneum hieromheen liep. In een volwassen
lichaam is deze vene verbindweefselt. Het omenta is dubbellaags peritoneum dat van de maag of
van het proximale deel van het duodenum naar naburige organen in de buik lopen.
De omenta zijn vettig. Er is het omentum majus en het omentum minus. De
omentum minus is onder te verdelen in het lig. hepatoduodenale en het lig.
hepatogastricum. Het omentum minus is in twee delen verdeeld, omdat door het
lig. hepatoduodenale stevige buizen lopen terwijl het lig. hepatogastricum een
flinterdun vliesje is. Het colon transversum zit vast aan de omentum majus.
Wanneer je de omentum majus optilt, wordt de colon transversum meegenomen.
Het mesenterium dat van de achterwand naar de darm gaat noemt men het dorsaal mesenterium.
Boven in de buik, ter hoogte van de lever, zit ook een mesenterium tussen de voorwand en de maag.
Dit is het ventraal mesenterium.
In de embryonale ontwikkeling draait de maag waardoor er achter de maag en het omentum minus
een holte ontstaat. Dit is de bursa omentalis. Het duodenum en de pancreas gaan ook draaien en
3
, Samenvatting gemaakt door Lieke Touwen (2022). Alleen voor individueel gebruik.
verkleven aan de achterwand. De opening om bij deze holte te komen is het foramen omentale. Bij
de achterwand van de bursa omentalis ligt de pancreas.
Ook de dikke darm draait tijdens de embryonale ontwikkeling. Bij deze draaiing wordt het
mesenterium meegenomen. De mesenterii van de dikke darm en de dunne darm zijn
continu met elkaar. De grens tussen het mesenterium van dikke darm en de dunne
darm noem men de radix mesenterii. De radix/wortel begint bij het punt van Treitz. Dit
is het punt waar de dunne darm uit de diepte komt en is dus de overgang tussen het
duodenum en het jejunum. De overgang gaat dus van secundair retroperitoneaal naar
intraperitoneaal. Het colon transversum is over dit punt heen gedraaid.
Er zijn drie grote slagaderen naar het maagdarmstelsel: de truncus coeliacus, de
a. mesenterica superior en de a. mesenterica inferior. De truncus coeliacus vasculariseert de
voordarm, de a. mesenterica superior de middendarm en de a. mesenterica inferior de
einddarm. De grens tussen de voordarm en de middendarm is halverwege het duodenum, net
voorbij het papil van Vater. De grens tussen de middendarm en de einddarm is 2/3 van het
colon transversum. De organen die de truncus coeliacus vasculariseert zijn de maag, de lever,
de milt, de galblaas, de pancreas en het eerste deel van het duodenum. De truncus coeliacus
splitst zich in drie takken. De eerste tak is de a. hepatica communis, deze loopt richting de
lever. De a. hepatica communis splitst later in een vat dat rechtstreeks naar de lever gaat, de
a. hepatica propria, en in een vat dat naar het duodenum, de onderkant van de maag en naar
de pancreas gaat, de a. gastroduodenalis. De tweede tak is de a. gastrica sinistra die naar de
maag loopt. De laatste tak is de a. splenica of de a. lienalis. Deze tak vasculariseert de milt.
De tweede aftakking van de aorta is de a. mesenterica superior. Deze arterie voorziet het
duodenum en de pancreas ook van bloed. Daarnaast splitst deze in allerlei aftakking die het
jejunum en het ileum vasculariseren. Ook het colon ascendens en 2/3 van het colon
transversum krijgen bloed vanuit de a. mesenterica superior. Het laatste stuk van de
buikholte wordt gevasculariseerd vanuit de a. mesenterica inferior. Dit vat voorziet het
laatste deel van de colon transversum, de colon decendens, het colon sigmoïd en het rectum.
De pancreas en het duodenum krijgen zowel bloed uit de truncus coeliacus als de arterie
mesenterica superior. De kop van de pancreas wordt gevoed door de art. gastroduocenalis, die uit
de common hepatic arterie ontspringt. Deze gaat achter het duodenum langs en gaat over in de aa.
pancreaticoduodenalis. Deze sluit weer aan op de art. mesenterica superior.
De staart wordt gevoed door de art. splenica/lienalis, die uit de truncus coeliacus ontspringt.
De grote venen die het bloed afvoeren vanaf de buikorganen hebben dezelfde
namen als de arteriën. Zo heb je de v. mesenterica superior, de v. mesenterica
inferior en de v. splenica of v. lienalis. De v. mesenterica inferior en de v. splenica
komen samen. Later komen ze ook samen met de v. mesenterica superior. Op dat
moment noemt men de vene de v. portae. De v. portae vervoert het bloed naar de
lever. Het rectum vormt een uitzondering. Het rectum staat niet geheel in
verbinding met de v. portae maar staat voor een deel gelijk in verbinding met de
vena cava inferior. De venen die naar de vena cava leiden noemt men de v.
rectalis inferior. De v. rectalis inferior komt eerst in de v. iliaca interna voordat
het de vena cava inferior bereikt. Hoe lager in het rectum, hoe meer bloed naar de
vena cava inferior zal stromen.
Het lig. falciforme en het lig. teres is een dubbele peritoneumlaag bij de lever. Het lig. falciforme zit
voor een deel in de inham in het midden van de lever. Het enige deel waar geen peritoneum om de
lever zit is het deel van de lever dat tegen het diafragma aanzit. Dit deel van de lever noemt men de
area nuda. Het lig. coronaria is de aanrechtingsrand aan de bovenkant van de lever waar de area
nuda overgaat in het peritoneum. De grens tussen de bloedvoorziening links en rechts zit niet bij de
4