Probleem 1: Eating disorders
Voedings- en eetstoornissen: aanhoudende verstoringen in eten of eet-gerelateerd gedrag,
resulteert in veranderde consumptie of voedselinname. Vaak significante beperkingen op fysieke
gezondheid of psychosociaal functioneren. Veel v/d individuen met eetstoornissen hebben veel
dezelfde symptomen als bij middelenmisbruikstoornissen, zoals craving en compulsief gebruik. Dit
kan komen doordat dezelfde neurale systemen betrokken zijn, zoals die betrokken bij zelfcontrole en
beloningen. Obesitas staat niet in de DSM-5 als een mentale stoornis, maar het is er wel vaak mee
geassocieerd.
DSM-5 criteria: pica
A. Aanhoudend eten van niet-voedzame, niet-voedsel substanties gedurende tenminste 1 maand
(bijv. papier, zeep, kleding, haar, verf, metaal, ijs, etc.).
B. Het eten van niet-voedzame, niet-voedsel substanties is ongepast w.b.t. het ontwikkelingsniveau
v/h individu.
C. Het eetgedrag maakt geen deel uit van een cultureel ondersteunde of sociaal normatieve
beoefening.
D. Als het eetgedrag voorkomt in de context van een andere mentale stoornis (bijv. intellectuele
beperking, autismespectrumstoornis, schizofrenie) of medische conditie (bijv. zwangerschap)
kan de diagnose alleen gesteld worden wanneer er extra klinische aandacht nodig is.
DSM-5 criteria: rumination disorder
A. Herhaald uitkotsen van voedsel gedurende tenminste 1 maand. Het uitgekotste eten kan
herkauwd, herslikt, of uitgespuugd worden.
B. Het herhaalde uitkotsen kan niet worden toegeschreven aan een geassocieerde gastro-
intestinale of andere medische conditie.
C. De eetverstoring komt niet slechts voor gedurende de course van anorexia nervosa, bulimia
nervosa, binge-eating disorder, of avoidant/restrictive food intake disorder.
D. Als de symptomen voorkomen in de context van een andere mentale stoornis (bijv. intellectuele
beperking of een andere neuro-ontwikkelingsstoornis), kan de diagnose alleen gesteld worden
wanneer de symptomen zo ernstig zijn dat er extra klinische aandacht nodig is.
DSM-5 criteria: avoidant/restrictive food intake disorder
A. Een eet- of voedingsverstoring (bijv. gebrek aan interesse in eten of voedsel; vermijding van
voedsel; zorgen over de negatieve consequenties van eten) geassocieerd met 1 of meer v/d
volgende symptomen:
1) Significant gewichtsverlies (of het niet behalen v/h verwachte gewicht gezien de
ontwikkelingsperiode)
2) Significant voedzaamheidstekort (nutritional deficiency)
3) Afhankelijk zijn van intestinale voeding of orale voedingssupplementen
4) Interferentie met psychosociaal functioneren
B. De verstoring kan niet beter worden uitgelegd door gebrek aan beschikbaar eten of een
geassocieerde cultureel heilige beoefening (bijv. vasten).
C. De eetverstoring komt niet exclusief voor gedurende de course van anorexia nervosa of bulimia
nervosa, en er is geen bewijs voor een verstoring in de manier waarop iemands gewicht of
lichaamsvorm ervaren wordt.
D. De eetverstoring is niet toe te wijzen aan een medische conditie of andere mentale stoornis.
Wanneer de eetverstoring voorkomt in de context van een medische conditie of andere mentale
stoornis, kan de diagnose alleen gesteld worden wanneer de symptomen zo ernstig zijn dat er
extra klinische aandacht nodig is.
, DSM-5 criteria: anorexia nervosa
A. Beperking v/d energie-inname t.o.v. de energiebehoefte, resulterend in een significant te laag
lichaamsgewicht in de context van leeftijd, geslacht, ontwikkelingsperiode, en fysieke
gezondheid. Significant te laag gewicht is gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan het
minimale normale gewicht, of bij kinderen en adolescenten lager dan wat minimaal wordt
verwacht.
B. Intense angst om aan te komen of dik te worden, aanhoudend gedrag dat gewichtstoename
verhindert, zelfs al is het lichaamsgewicht significant te laag.
C. Verstoring in de manier waarop het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm wordt
ervaren/waargenomen, onevenredig grote invloed van lichaamsgewicht of lichaamsvorm op
zelfevaluatie, of aanhoudend gebrek aan erkenning v/d ernst v/h lage gewicht.
Subtypes
Restricting type: in de laatste 3 maanden waren er geen terugkerende episodes van binge
eating of purging gedrag voorgekomen. Presentaties in gewichtsverlies door diëten, vasten,
of overmatig sporten.
Binge-eating/purging type: in de laatste 3 maanden waren er terugkerende episodes van
binge eating of purging gedrag (bijv. zelf-geïnduceerd kotsen of het gebruik van laxatieven).
Kunnen ook samen voorkomen.
Anorexia nervosa
De ernst wordt bepaald a.d.h.v. de BMI;
Mild: BMI ≤ 17 kg/m2
Gemiddeld: BMI 16-16.99 kg/m2
Ernstig: BMI 15-15.99 kg/m2
Extreem: BMI < 15 kg/m2
Pointers:
De subtypes komen vaak samen of afwisselend voor, ze worden dan ook gebaseerd op
huidige symptomen.
De intense angst om dik te worden wordt niet verminderd door gewichtsverlies; het zorgen
maken over gewichtstoename kan zelfs verergerd worden bij gewichtsverlies.
Het zelfvertrouwen/zelfbeeld van AN-patiënten is heel erg afhankelijk van hun percepties
van lichaamsvorm en -gewicht. Gewichtsverlies wordt vaak gezien als een indrukwekkende
prestatie en zelfdiscipline; gewichtstoename als onacceptabel falen en weinig zelfcontrole.
Sommige patiënten zien in dat ze dun zijn maar erkennen niet de serieuze medische
implicaties die het kan hebben.
Vaak zijn het de familieleden die het opmerken, maar als ze zelf hulp zoeken dan is dit omdat
het voor somatische en psychologische stress zorgt.
Andere veelvoorkomende kenmerken zijn zorgen over eten in het openbaar, gevoel van
ineffectiviteit, inflexibel denken, gelimiteerde sociale spontaniteit en verminderde
emotionele expressie. Patiënten met het binging/purging subtype zijn vaker impulsief en
misbruiken vaker alcohol en andere drugs.
Een kleine subgroep van AN-patiënten laat overmatige fysieke activiteit zien.
Demografie en prevalentie:
Jaarprevalentie onder jonge vrouwen is ong. 0.4%. Vrouw:man ratio is ong. 10:1.
Onset is vaak in de adolescentie of jongvolwassenheid en is vaak geassocieerd met een
stressvolle levensgebeurtenis, zoals uit huis gaan.
, Diagnostische markers hematologie, dehydratie, metabolische alkalose, lage serum levels
(bijv. oestrogeen of testosteron), hartritme verstoringen, amenorroe, constipatie,
vermagering.
Cultuur meest prevalent in geïndustrialiseerde, hoog-inkomen landen zoals de VS,
Europese landen, Australië, Nieuw-Zeeland en Japan. Patiënten zijn vaak blank. Het komt
minder vaak voor in donkere mensen; dit kan echter ook komen omdat zij minder goede
gezondheidszorg krijgen (bias).
Differentiële diagnoses medische condities (gastro-intestinale ziektes, AIDS), MDD,
schizofrenie, middelenmisbruikstoornis, sociale fobie, OCD, body dysmorphic disorder,
bulimia nervosa, avoidant/restrictive food intake disorder.
Comorbiditeit bipolaire stoornis, MDD, angststoornis, OCD, middelenmisbruikstoornissen
(vooral onder binging/purging subtype).
Er is een verhoogd risico op zelfmoord onder AN-patiënten; 12 op de 100.000 per jaar.
Risicofactoren angststoornissen, obsessieve traits in de jeugd, leven in een cultuur waarin dun zijn
de standaard is, werken in de modellenwereld of atletiek, familiegeschiedenis v/d stoornis,
breinabnormaliteiten.
Behandelingen:
Antidepressants symptomen van AN overlappen veel met die van MDD, anxiety, en OCD.
Toch zijn antidepressants niet per sé beter dan placebo’s w.b.t. gewichtsveranderingen of
psychologische symptomen.
Antipsychotica kunnen gebruikt worden voor de intense anxiety die bij AN komt kijken.
Vooral tweedegeneratie antipsychotica zijn hierin effectief. Olanzapine is het best, ook voor
gewichtstoename. Andere antipsychotica naast olanzapine (bijv. risperidone of quetiapine)
zijn nog niet effectief gebleken voor AN. Olanzapine zou wel het beste werken i.c.m. een
gedragsinterventie.
D-cycloserine (DCS), is effectief in het behandelen van specifieke fobieën (bij AN;
bepaalde soorten voedsel). Hier zijn wel gemixte resultaten over gevonden.
Dronabinol een cannabinoïde agonist, wordt gebruikt om verlies van eetlust, misselijkheid
en overgeven te behandelen. Zorgt voor gewichtstoename. Wel maar weinig onderzoek.
Medicatie voor beenmergdichtheid door verhongering in AN wordt de gezondheid v/d
botten heel erg aangetast. Het risico op bijv. osteopenia, osteoporose, en bottenbreuken
verhoogt. Alendronate behandeling is effectief op het verbeteren v/d dichtheid v/h
beenmerg. Verschillende hormoonbehandelingen (bijv. oestrogeen) verbeteren dit ook.
IPT gemiddelde tot geen verbeteringen in AN-symptomen. Het kan evt. iets nuttiger zijn
voor de behoud en terugvalpreventiefase dan voor de gewichtstoenamefase.
DSM-5 criteria: bulimia nervosa
A. Terugkerende episodes van binge eating. Een episode wordt gekarakteriseerd door:
1) Het eten van een hoeveelheid voedsel binnen een afzonderlijke tijdsperiode (van bijv. 2 uur)
die beslist groter is dan die de meeste mensen binnen dezelfde tijd onder vergelijkbare
omstandigheden zouden eten.
2) Gevoel van gebrek aan controle over het eten tijdens de episode (bijv. het gevoel dat
iemand niet kan stoppen met eten of kan controleren wat of hoeveel er gegeten wordt).
B. Terugkerend ongepast compensatiegedrag om gewichtstoename te voorkomen, zoals zelf-
geïnduceerd overgeven, misbruik van laxatieven of andere medicatie, vasten, of overmatige
fysieke activiteit.
C. Het binge eating en ongepast compensatiegedrag komen gemiddeld ten minste 1 keer per week
voor gedurende 3 maanden.
D. Zelfevaluatie wordt onevenredig beïnvloed door lichaamsvorm en lichaamsgewicht.
Bulimia
E. Denervosa
verstoring komt niet slechts voor gedurende episodes van anorexia nervosa.