Zelfgemaakte vragen + antwoorden die alle hoorcolleges van FABA105 (kinetiek van geneesmiddelen) samenvatten. Als je deze vragen kan beantwoorden, ben je goed voorbereid op het tentamen. Antwoorden staan onderaan het document.
1. Wat is de defenitie van kinetiek van geneesmiddelen?
2. Hoe lopen de curves van een intraveneuze bolus injectie, een intraveneus infuus en een
extravasculaire toediening?
3. Uit welke twee processen bestaat de klaring?
4. Via welke wegen kunnen farmaca nog meer het lichaam verlaten naast de lever en de
nieren? Noem er 3.
5. Wat is de definitie van de therapeutische breedte?
6. Hoe verloopt de verdeling van absorptie en eliminatie in een plasmaconcentratie tijd curve?
7. Volgens welke orde gaan we ervanuit dat eliminatie- en absorptieprocessen verlopen?
8. Ct=C0 x e-ke x t. Dit geldt voor wat voor soort toediening?
9. Hoe ziet de formule eruit als je lineair transformeert?
10. Wat is hierbij A en B uit de rekenmachine?
11. T1/2 = ln 2/ ke. Geldt deze formule ook voor extravasculaire toediening?
12. Wat is de normale formule voor AUC?
13. Hoe kun je het laatste stukje van de grafiek berekenen?
14. Wat is de definitie van de totale klaring?
15. Wat is de eenheid van klaring?
16. Is de klaring patiëntafhankelijk?
17. Wat is de definitie van het distributievolume?
18. Wat is de eenheid van het distributievolume?
19. Waar hangt het distributievolume vanaf?
20. Bij welke toediening geldt de formule Cltot= Vd x ke? En bij welke toediening geldt Vd=D/C0?
21. Wat is de definitie van de biologische beschikbaarheid?
22. Met welke formule bereken je de absolute BB? En de relatieve?
23. Wat is de definitie van de eliminatieconstante?
24. Wat is er constant bij nulde orde kinetiek en wat verschilt?
25. Wat is de invloed van een hogere dosis op de eliminatiesnelheid en de halfwaardetijd bij
nulde orde kinetiek?
26. Hoe loopt de plasmaconcentratie tijd curve bij nulde orde kinetiek?
27. Wat is er constant bij eerste orde kinetiek en wat verschilt?
28. Wat is de invloed van een hogere dosis op de eliminatiesnelheid en de halfwaardetijd bij
nulde orde kinetiek?
29. Hoe loopt de plasmaconcentratie tijd curve bij nulde orde kinetiek?
30. Welke parameter blijft bij zowel eerste als nulde orde kinetiek constant?
31. Hoe bepaal je de halfwaardetijd uit een grafiek?
HC 2:
1. Welke kant is apicaal? En welke kant basolateraal?
2. Wat voor invloed heeft het hebben van een lege maag bij inname van een geneesmiddel op
de tmax en de Cmax?
3. Waarom vindt er vaak een betere absorptie plaats bij inname op lege maag?
, 4. Wat is de invloed van een maagverkleining of bypass op de absorptie?
5. Hoe bereken je de ka?
6. Waarom worden geneesmiddelen vooral in de darmen opgenomen?
7. Wat voor invloed heeft melk op de absorptie? En vet? En alcohol? En grapefruitsap?
8. Wat is de definitie van ka?
9. Voorbeeldberekening ka:
HC 3:
1. Als een geneesmiddel het bloed heeft bereikt gebeuren er over het algemeen 2 dingen. Wat
zijn deze 2 dingen?
2. Zijn deze processen reversibel?
3. Noem 1 zaak die een invloed kan hebben op de mate van verdeling van het geneesmiddel.
Noem geen fysisch chemische eigenschappen!
4. Noem 3 dingen waaruit de vaste stoffen in een mens bestaan.
, 5. Noem 3 dingen waaruit de vloeistoffen in een mens bestaan.
6. Welke van die drie is het grootste deel van de vloeistof? En welke het kleinste deel?
7. Welke 2 van de drie zijn samen de extracellulaire vloeistof?
8. Waar zal een heel groot molecuul zich vooral verdelen? Waarmee komt het Vd dan overeen?
9. Waar zal een heel polair en klein molecuul zich vooral verdelen? Waarmee komt het Vd dan
overeen?
10. Waar zal een lipofiel en klein molecuul zich vooral verdelen? Waarmee komt het Vd dan
overeen?
11. Noem de 3 soorten capillairen.
12. Beschrijf van alle drie hoe het eruit ziet.
13. Beschrijf van alle drie waar ze voorkomen.
14. Wat zijn de 4 soorten transport?
15. Welke moleculen gaan respectievelijk door bij directe diffusie, diffusie door een
intercellulaire spleet en door een porie?
16. Beschrijf hoe de capillairen zijn aangepast in de hersenen. Noem 2 dingen.
17. Hoe wordt deze aanpassing in zijn geheel ook wel genoemd?
18. Noem 3 fysisch chemische eigenschappen die geneesmiddel distributie beïnvloeden.
19. Noem 4 lichaamseigenschappen die geneesmiddel distributie beïnvloeden.
20. Wat beïnvloedt verder nog geneesmiddel distributie? Noem 1 ding.
21. Stel, een geneesmiddel kan in het plasma en interstitiële delen zitten en heeft een
plasmaconcentratie van 6,4 mg/L bij een gemiddeld persoon. Wat zou de Cp zijn in een
obese patiënt van 102 kg?
22. Vd = Ab/Cp. Is hier de Cp bound of unbound?
23. Waarom is D niet hetzelfde als Ab?
24. Als er veel in het plasma blijft, is Vd ….
25. Als er veel in perifere weefsels gaat zitten, is Vd …
26. Soms is Vd veel groter dan werkelijk kan. Leg dit uit.
27. Noem 3 zaken die veranderingen in lichaamssamenstelling veroorzaken en dus invloed
kunnen hebben op Vd.
28. Hoe verandert de Vd van een lipofiel geneesmiddel voor een baby?
29. Als er wordt gevraagd hoe het Vd verandert in L/kg, moet je goed opletten! Waarom? Betrek
bij je uitleg hoe dat voor een obese persoon is.
30. Welk plasma eiwit komt het meest voor?
31. Binden voor hydrofiele of hydrofobe geneesmiddelen goed aan plasma eiwitten?
32. Waarom beïnvloeden plasma eiwitten het Vd?
33. Wat geeft het percentage gebonden aan?
34. Als een geneesmiddel zich in het plasma bevindt, kan het een aantal dingen. Noem er 5.
35. Welke van deze dingen zijn reversibel?
36. Hoe kan het dat een geneesmiddel soms een hele hoge Vd heeft en ook een hele hoge
eiwitbinding?
37. Sommige mensen hebben een chronische leverziekte, waardoor ze minder plasma eiwitten
aanmaken dan normaal. Wat is daarvan het gevolg voor geneesmiddelen met een hoog
percentage eiwitbinding?
38. Noem de percentages ten opzichte van het lichaamsgewicht van het plasmavolume, het
weefselvolume, het totale lichaamswater, het intracellulaire volume en het interstitiële
volume.
39. Welke 2 aannames worden gedaan bij het 1-compartimentsmodel?
40. Heeft de toedieningsroute invloed op het Vd?
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper renskeveltmaat. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,89. Je zit daarna nergens aan vast.