Blok 3: Management van
zorgorganisaties Rationele perspectief
1.1 & 1.3- Het rationele perspectief: een inleiding
Drie realiteiten
- Objectieve werkelijkheid: bestaat uit natuurwetten, dingen waar we niet omheen kunnen,
alle dingen die waargenomen worden. Je kan ze meten en er gelden wetmatigheden.
- Subjectieve werkelijkheid: bestaat uit eigen perspectieven, eigen emoties en eigen
gevoelens. Deze variëren per mens en is lastig te onderzoeken.
- Intersubjectieve werkelijkheid : de sociale werkelijkheid die we met elkaar creëren. Denk aan
cultuur, organisaties, zaken die we met elkaar afspreken.
Objectieve (harde) kant: Er worden zaken met elkaar afgesproken, dat niet navolgen
kan gevolgen hebben.
Subjectieve (zachte) kant: veel vrijheid, interpretaties. Er kan verandering
plaatsvinden.
Drie perspectieven in het kort
- Het rationele perspectief: logica, organisaties en mensen als machine, de werkelijkheid
indelen in logisch samenhangende onderdelen. Doel voor ogen, efficiëntie en effectiviteit zijn
belangrijk. Organisatie is een eenheid.
- Het politieke perspectief: belangen, macht en strijdende partijen. Organisatie is pluriform.
- Het interpretatieve perspectief: iedereen heeft zijn eigen werkelijkheidsbenadering en
samen interpreteren we die werkelijkheid. De interpretaties krijgen zodanig een zekere
dwangmatigheid. Betekenisgeving.
Basisdefinities
Organisatie: een verzameling mensen die zich verenigen in een formeel samenwerkingsverband
teneinde doelstellingen van individuen en groepen te realiseren.
Organisatiewetenschap: de verzameling van inzichten, methoden, theorieën en richtlijnen die met
betrekking tot een organisatieverschijnsel bestaat.
Organiseren: het creëren van een organisatiestructuur, het scheppen van verhoudingen tussen de
beschikbare mensen, middelen en activiteiten om bepaalde doelstellingen te bereiken.
Organisatiestructuur: de formele structuur op basis waarvan werktaken worden verdeeld,
gegroepeerd en gecoördineerd.
Organisatieontwikkeling: het aanpassen van het organisatieontwerp aan wijzigende omstandigheden
Elementen van een organisatie
- (Sociale) structuur:
Formeel: regels, procedures, hiërarchie
Informeel: relatie tussen mensen, interactie, samenwerking
- Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap
- Doelen: doel van organisatie = doel van mensen, conflict
- Technologie: instrumenten, machines, apparatuur
, - Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners
Een organisatie is geen statisch begrip. Het verandert continu en het is in ontwikkeling. Het heeft
constant andere interpretaties.
Processen binnen een organisatie
Efficiëntie Effectiviteit
MIDDELEN ACTIVITEITEN PRESTATIES EFFECTEN
Input Throughput Output Outcome
Personeel Besturing processen Producten Bevredigde
Materiaal Diensten noden / behoeften
Informatie Ondersteunende Informatie
Kapitaal processen (secundair)
Infrastructuur
Primair proces
Input komt een organisatie binnen: personeel, materiaal, informatie, kapitaal, infrastructuur. Dit
wordt verwerkt via besturingsprocessen, ondersteunde processen en het primaire proces en wordt
omgezet naar een dienst of een middel en kennis (output). Deze prestaties hebben effect op de
outcome. Namelijk bevredigde noden en / of behoeften.
Efficiëntie: relatie tussen input en output. Het afleveren van dezelfde output met minder input of het
leveren van meer output met dezelfde input.
Effectiviteit: de mate waarin een organisatie met haar output de gewenste outcome of effecten
nastreeft.
Succesvolle organisaties: effectieve organisaties. Drie verschillende criteria:
1. Een heldere missie en visie. Organisaties die een droom hebben, nastreven en
verwezenlijken.
2. Erin slagen om met hun output efficiënt in te spelen op reële huidige en toekomstige
behoeften van hun externe ‘klanten’ (bestaansrecht!)
3. De neuzen in dezelfde richting staan.
Organisatiestructuren
1. Stabiliteit versus flexibiliteit:
De structuur van een organisatie dient enerzijds voldoende stabiliteit te vertonen, anderzijds moet ze
voldoende flexibel zijn om op wijzigingen in de omgeving, bij de doelgroep, in de wetgeving, etc. te
kunnen inspelen.
2. Interne focus versus externe focus:
Interne focus: De structuur van een organisatie moet bijdragen aan een efficiënte interne werking.
Duidelijke taakverdelingen en afbakening van bevoegdheden, eenduidige gezagsrelaties, effectief
,ondersteunende communicatie- en overlegorganen, een goed evenwicht tussen ondersteunende en
primaire processen zijn hierbij van fundamenteel belang. Een organisatiestructuur dient ter
ondersteuning van de activiteiten van de medewerkers.
Externe focus: Naar de buitenwereld toe, - in eerste instantie naar doelgroepen, maar ook naar
(subsidiërende) overheden, partners, collega’s - is het belangrijk om duidelijk en eenvoudig te
kunnen communiceren wat de domeinen zijn waarop de organisatie actief is.
Geschiedenis van het rationeel perspectief
Scientific management (begin 20e eeuw)
- Eerste manier om wetenschappelijk te kijken naar organisaties.
- Geïnspireerd door de natuurwetenschappen.
- Wetenschappers willen zichzelf spiegelen aan de natuurwetenschappen en de organisatie
wordt benadert als een soort objectieve werkelijkheid.
- De mens als een soort machine. Wat is de effectiefste manier om te werken
productieproces?
- Grondleggers: Fayol en Taylor
Fayol en Taylor:
- Arbeidsverdeling en specialisatie.
- Verdeel het werk in eenvoudige, elementaire bewegingen.
- Detecteer de nutteloze bewegingen en elimineer ze.
- Selecteer de beste manier om deze eenvoudige bewegingen te doen.
- Beschrijf, registreer en indexeer iedere elementaire beweging.
Het rationele perspectief op structuren
1. Organisaties bestaan om vastgestelde doelen en doelstellingen te bereiken en strategieën te
bedenken om die doelen te bereiken.
2. Organisaties verhogen de efficiëntie en verbeteren de prestaties door specialisatie en een
passende taakverdeling.
3. Passende vormen van coördinatie en controle zorgen ervoor dat uiteenlopende inspanningen
van individuen en eenheden niet verstrikt raken.
4. Organisaties werken het beste wanneer rationaliteit prevaleert (meer meetelt) boven
persoonlijke agenda’s en vreemde druk.
5. Effectieve structuur past bij de huidige omstandigheden van een organisatie (inclusief haar
strategie, technologie, personeel en omgeving).
6. Wanneer prestatie vermindert door structurele gebreken, is de remedie het probleem
oplossen en herstructureren.
Ideeën en ontwerpparameters van Mintzberg
- Ontwerp van individuele posities - Groepering van eenheden
- Coördinatiemechanismen - Organogram
- Impliciete versus expliciete kennis - Sturing en (de)centralisatie
Ontwerp van individuele posities
Als we gaan organiseren is de basisgedachte dat we dat met meerdere mensen doen. De eerste stap
is taken verdelen tussen die mensen. Specialisatie is beperken en verruimen is uitbreiden van die
taken. Herhaling leidt tot efficiëntie.
, Horizontale taakspecialisatie/verruiming (dezelfde soort taken): tussen mensen, tussen afdelingen en
tussen organisaties.
- Voordeel van horizontale verruiming: je hoeft niet met anderen af te stemmen. Je kan zelf
het overzicht houden. Eigen zeggenschap. Soms ook goed voor motivatie.
- Voordeel van horizontale specialisatie: een hogere efficiëntie.
- Nadeel van horizontale specialisatie: je mag minder taken uitvoeren.
Verticale taakspecialisatie/verruiming (toezichthoudende taken, zeggenschap hebben): tussen
mensen, tussen afdelingen en tussen organisaties.
- Voordeel van verticale verruiming: je hoeft
niet met anderen af te stemmen. Je kan zelf
het overzicht houden. Eigen zeggenschap.
Soms ook goed voor motivatie.
- Voordeel van verticale specialisatie: een
hogere efficiëntie
- Nadeel van verticale specialisatie: er wordt
een manager tussen gezet en er worden taken
van je afgenomen.
Bureaucratisch (mechanistisch) versus organisch
- Bureaucratische (mechanistische) organisatie: een organisatie waarin heel veel dingen zijn
vastgelegd in regels en procedures. Mensen hebben weinig eigen zeggenschap. Een strak
beheerde structuur.
Sterke taakspecialisatie
Een duidelijke gezagslijn
Een kleine span of control
Managers en leidinggevende die bepalen wat, door wie, welke middelen, waar en
binnen welke tijd iets moet gebeuren.
Besluitvorming verloopt centralistisch en geformaliseerd.
Interne relaties verlopen vrij formeel.
Metafoor van een machine.
- Organische organisatie: een organisatie met veel vrijheden. Er zijn weinig regels en er
gebeurt heel veel door onderling afstelling en overleg. Aanpasbare en meer flexibele
structuur.
Grote openheid voor de
buitenwereld
Flexibel management
Focus op de motivatie
Ontwikkeling van het personeel
Grotere span of control
Sterke decentralisatie van
besluitvorming
Veranderen en aanpassen aan
wijzigende omstandigheden.
Medewerkers zijn goed getraind en kunnen op autonome wijze verschillende taken
uitvoeren.
Weinig regels