Hoofdstuk 2 - paragraaf 4
NEDERLAND: EEN PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE
Nederland is een parlementaire democratie. In een democratie heeft de bevolking
zeggenschap over de overheid.
In veruit de meeste democratieën is er sprake van of een republiek of een monarchie.
Nederland is een constitutionele monarchie -> de plaats van de Koning in het staatsbestel is
in de grondwet verankerd.
De belangrijkste kenmerken van de Nederlandse democratie zijn:
- Er is een volksvertegenwoordiging die is gekozen door middel van vrije en eerlijke
verkiezingen.
- De staat is een rechtsstaat die is gebaseerd op de Grondwet.
- Er is een parlementair stelsel dat inhoudt dat de volksvertegenwoordiging het laatste
woord heeft over de vraag of de regering of een minister aan het bewind kan blijven.
- Er zijn een aantal fundamentele rechten die bij elk mens horen en waarin de
autonomie van het individu tegenover de overheid is gewaarborgd: de grondrechten.
4.1 VERTEGEWOORDIGING
Nederland kent een representatieve democratie -> de beslissingen worden tot stand
gebracht door de daartoe bij de Grondwet aangewezen en vervolgens door de bevolking
gekozen organen, zoals de Tweede Kamer, provinciale staten en de gemeenteraad. De leden
van die organen vertegenwoordigen de bevolking.
- De bestaansvoorwaarde hiervoor is dat burgers de bevoegdheid hebben om zelf
hun vertegenwoordigers in de belangrijkste staatsorganen te kiezen ->
kiesrecht.
Actief kiesrecht -> het recht om leden van de vertegenwoordigende organen te kiezen.
Passief kiesrecht -> het recht om in een orgaan te worden gekozen.
Op centraal niveau is vertegenwoordiging als volgt geregeld: het parlement
vertegenwoordigt het gehele Nederlandse volk en bestaat uit de Eerste en Tweede kamer.
Zij worden rechtstreeks gekozen. Voor het kiezen van volksvertegenwoordiging zijn
verschillende stelsels denkbaar.
- Stelsel van evenredige vertegenwoordiging -> de zetels worden aan een
politieke partij toebedeeld in evenredigheid met het aantal op die partij
uitgebrachte stemmen.
- Districtenstelsel -> per district is daar een zetel voor het parlement beschikbaar
waardoor de kandidaat met de meeste stemmen wordt afgevaardigd in het
parlement.
, Samenvatting inleiding publiekrecht
4.2 DE RECHTSSTAAT
Rechtsstaat -> elk optreden van de overheid si onderworpen aan de regels van het recht
oftewel: de overheid is verplicht zich aan het recht te houden.
- Welke regels dat precies zijn hangt af van de taak die een overheidsorgaan
uitvoert.
Een burger moet zich tot een onafhankelijke rechter kunnen wenden als hij vindt dat er
tegenover hem een rechtsregel is geschonden door een overheidsorgaan.
De overheid is aan haar eigen rechtsregels gebonden. Welke regels dit zijn hangt er vanaf
welke taak een overheidsorgaan uitvoert.
Soms heeft een overheidsorgaan een zekere speelruimte bij zijn handelingen of ontbreekt er
voor die handelingen een wettelijk voorschrift. Het bestuursorgaan is dan alsnog niet vrij
naar eigen inzicht te handelen. Dit komt omdat er een aantal algemene beginselen van
behoorlijk bestuur van toepassing zijn;
Zorgvuldigheidsbeginsel.
- Een besluit moet zorgvuldig worden genomen door alle in aanmerking komende
belangen af te wegen.
Vertrouwensbeginsel.
- Het overheidsorgaan mag opgewekte verwachtingen niet beschamen.
§
Zowel in de rechtspraak en bestuur zijn algemene rechtsbeginselen van toepassing.
Beginsel van wetmatigheid van bestuur -> Elk optreden van de overheid moet moet
uiteindelijk direct of indirect te herleiden zijn naar de Grondwet.
4.3 HET PARLEMENTAIRE STELSEL
Bij het parlementaire stelsel gaat het om de verhouding tussen regering en parlement.
Vertrouwensregel -> houdt in dat de regering de steun moet hebben van het parlement om
te kunnen regeren.
“De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk” – geschiedenis
Willem 1 trad op als wetgever en als bestuurder. Hij was het kabinet en het parlement geen
verantwoording verschuldigd. Dit veranderde na de grondwetsherziening (1840) hierin stond namelijk
dat alle besluiten van regering en Staten-Generaal gezamenlijk en alle koninklijke besluiten door een
of meer ministers mede moesten worden ondertekend, zodat de koning voortaan geen besluiten
meer kon nemen zonder medewerking van een minister.
Grondwet (1848) ministers zijn politiek verantwoording verschuldigd aan het parlement, zij zijn ook
aansprakelijk voor daden van de Koning.
Bij een conflict tussen regering en Koning was de laatste bevoegd tot ontbinding van een Kamer.
Wie in ons staatsbestel heeft het laatste woord: de regering of de Tweede Kamer? Dit probleem
werd opgelost door middel van twee kwesties:
1. De kwestie Mijer.
2. De Luxemburgse kwestie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anned3. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.