Samenvatting het zenuwstelsel Hoofdstuk 8
Paragraaf 8.1 Het zenuwstelsel kan worden onderverdeeld aan de hand van anatomische en
functionele eigenschappen.
Het zenuwstelsel:
1. Meet het interne en externe milieu.
2. Integreert informatie van de zintuigen
3. Coördineert gewilde en ongewilde reacties van vele andere orgaanstelsels.
Anatomisch gezien kan het zenuwstelsel in twee grote gedeelten worden verdeeld:
Het centrale zenuwstelsel (CZS), dat uit de hersenen en het ruggenmerg bestaat, integreert en
coördineert de verwerking van sensorische informatie en het doorgeven van impulsen naar de
spieren. Alle communicatie tussen het CZS en de rest van het lichaam vindt plaats via het perifere
zenuwstelsel (PZS), dat al het zenuwweefsel buiten het CZS omvat.
Sensorische informatie die buiten het zenuwstelsel door zogenoemde zintuigen of receptoren wordt
geregistreerd, wordt doorgegeven door het afferente gedeelte van het PZS naar plaatsen in het CZS
waar de informatie wordt verwerkt. Daarna zendt de CZS motorische impulsen door middel van het
efferente gedeelte van het PZS naar spieren en klieren, die effectoren worden genoemd.
Het efferente gedeelte van het PZS wordt onderverdeeld in het:
1. Somatische zenuwstelsel dat de skeletspieren aanstuurt
2. Het autonome zenuwstelsel, dat zorgt voor automatische, onwillekeurige regulering van
glad spierweefsel, hartspierweefsel, klierwerking en vetweefsel. Het AZS bestaat uit een
sympathisch gedeelte en een parasympatisch gedeelte, die tegenovergesteld werken.
,Paragraaf 8.2 Neuronen zijn gespecialiseerd in communicatie tussen cellen en worden ondersteund
door cellen die neuroglia worden genoemd.
Zenuwweefsel bestaat uit twee soorten cellen:
1. Neuronen: zijn de basiseenheden van het zenuwstelsel. Bij alle neurale functies
communiceren neuronen zowel onderling als met andere celtypen.
2. Neuroglia: vormen het steunweefsel van het zenuwstelsel bestaande uit een fijn
ondersteunend reticulum of netwerk waarin zich typisch vertakte cellen, de neurogliacellen
(gliacellen), bevinden. Een deel van de cellen werkt als fagocyten. In tegenstelling tot de
meeste neuronen, behouden de meeste gliacellen het vermogen zich te delen.
Een typisch neuron bestaat uit:
Een cellichaam
Verschillende vertakte, gevoelige dendrieten, die binnenkomende signalen opvangen
Een lang axon dat uitgaande signalen geleid in de richting van een of meer synaps knoppen
Een of meer synaps knoppen, bij elke synaps knop communiceert het neuron met een
andere cel.
Het cellichaam van een typisch neuron bevat een grote, ronde celkern met een kernlichaampje. In de
meeste neuronen zijn geen centriolen (organellen die betrokken zijn bij de verplaatsing van
chromosomen) aanwezig. Daardoor kunnen de meeste neuronen in het CZS zich niet delen. Het
cellichaam bevat ook organellen die energie leveren en organische verbindingen vormen.
Lichaampjes van Nissl: Groepen ruw endoplasmatisch reticulum en vrije ribosomen, geven een grijze
kleur aan gebieden die cellichamen van neuronen bevatten.
Vanuit het cellichaam ontstaan verschillende dendrieten en een enkel axon. De plasmamembraan
van de dendrieten en het cellichaam is gevoelig van chemische, mechanische of elektrische
prikkeling.
Actiepotentialen (elektrisch impuls): beginnen bij een verdikt gedeelte van het cellichaam,
het zogenoemde initiële segment. Ergens langs het axon kan zich een collaterale tak
afsplitsen. Aan de uiteinden van elke vertakking bevindt zich een synaps knop of
axonuiteinde.
, Op basis van de relatie van de dendrieten tot het cellichaam en axon worden neuronen in drie typen
verdeeld:
1. Een multipolair neuron heeft twee of meer dendrieten en een axon. In het CZS komen deze
neuronen het meest voor. Alle motorische zenuwcellen die skeletspieren aansturen zijn
multipolair.
2. Bij een unipolair neuron lopen de dendrieten en het axon in elkaar over en het cellichaam
ligt aan een zijde. Bij een unipolair neuron begint de actiepotentiaal bij het uiteinde van de
dendrieten en de rest van de uitloper wordt als een axon beschouwd. De sensibele neuronen
van het perifere zenuwstelsel zijn unipolair.
3. Bipolaire neuronen hebben twee uitlopers, een dendriet en een axon met het cellichaam
daartussenin. Bipolaire neuronen komen voor in speciale zintuigen, waar ze informatie over
het zien, ruiken of horen vanaf zintuigcellen naar andere neuronen doorgeven.
Naar de functie worden neuronen in drie groepen verdeeld:
Sensibele neuronen, of afferente neuronen vormen het afferente gedeelte van het PZS, ontvangen
informatie van zintuigcellen die het uitwendige en inwendige milieu waarnemen en daarna de
informatie naar andere neuronen in het CZS doorgeven. De informatie kan worden doorgegeven aan
een dendriet van een sensibel neuron of aan een gespecialiseerde cel in een ander weefsel die in
verbinding staat.
Receptoren kunnen worden ingedeeld aan de hand van de informatie die ze registreren. Twee typen
somatische zintuigen registreren informatie omtrent de buitenwereld of omtrent onze
lichaamshouding.
1. Externe receptoren: leveren informatie omtrent de uitwendige omgeving in de vorm van
aanraking, temperatuur en druk en de meer complexe zintuigen van reuk, zicht, evenwicht
en gehoor.
2. Proprioceptoren: registreren de positie en beweging van skelet spieren en gewrichten.
3. Viscerale receptoren of interne receptoren: registreren de activiteiten van het spijsvertering,
ademhaling, bloedvaten, uitscheiding en voortplantingsstelsel en zorgen voor
gewaarwordingen van verwijding, diepe druk en pijn.
De motorische neuronen van het efferente gedeelte geleiden impulsen vanuit het CZS naar andere
weefsels, organen of orgaanstelsels. De perifere doelcellen waarmee ze in verbinding staan, worden
effectoren genoemd. Neuronen in de twee efferente gedeelten van het PZS zijn verbonden met
afzonderlijke groepen effectoren.
1. De somatische motorische neuronen: van het somatische zenuwstelsel zijn verbonden met
skeletspieren.
2. Terwijl de visceromotorische neuronen: van het autonome zenuwstelsel met alle andere
effectoren verbonden zijn, zoals de hartspier, glad spierweefsel en klieren.
Schakelcellen of associatieneuronen, bevinden zich geheel in de hersenen en in het ruggenmerg. Ze
zijn verantwoordelijk voor het doorschakelen van sensorische informatie en voor de coördinatie van
motorische activiteit. Hoe complexer de reactie op een bepaalde prikkel, hoe groter het aantal
schakelcellen dat daarbij is betrokken.
Neurogliacellen worden zowel in het CZS als het PZS aangetroffen, maar het CZS heeft een grotere
variëteit aan gliacellen. Er zijn vier typen neurogliacellen in het centraal zenuwstelsel: