Klinische Gespreksvoering 2022 – Literatuur
Overzicht van het Hulpverleningsmodel – Egan (2012)
Het hulpverleningsmodel van Egan is met culturele aanpassingen wereldwijd bruikbaar; dit toont aan
dat mensen overal ter wereld in grote lijnen hetzelfde denken over constructieve verandering.
3.2 Rationele Probleemoplossing en de Beperkingen daarvan
Het proces van probleemhantering wordt vaak omschreven als een min of meer rechtlijnig, natuurlijk
en rationeel proces van besluitvorming. Yankelovich (1992) kwam bv. met een proces in zeven
stappen; toegepast op de hulpverlening ziet dat er ong. zo uit:
1. Ontluikend bewustzijn.
2. Urgentie.
3. Zoeken naar oplossingen.
4. Schatting van de kosten.
5. Afweging.
6. Rationele besluitvorming.
7. Rationeel-emotionele besluitvorming.
Prochaska en Norcross (2002) zien hulpverlening als het faciliteren van verandering bij de cliënt, en
beschreven een proces met vijf fasen (dit is vrij populair onder hulpverleners). Het draait om
verandering die door de cliënt in gang gezet wordt en door de hulpverlener wordt ondersteund. De
fasen zijn:
1. Voorfase.
kenmerkend voor deze fase: weerstand tegen het erkennen of aanpakken van een probleem.
2. Overweging.
kenmerkend voor deze fase: serieuze overdenking, maar kennis alleen is meestal niet
voldoende als motivatie voor verandering.
3. Voorbereiding.
in deze fase staat iemand op het punt om iets aan zijn/haar probleemsituatie te doen, of
heeft dat, zonder succes, al geprobeerd.
4. Actie.
kenmerkend voor deze fase: systematische inspanning om het ongewenste gedrag te
veranderen naar een acceptabel niveau.
5. Onderhoud.
in deze fase consolideert iemand de gemaakte vooruitgang en doet zijn best om terugval te
voorkomen.
3.3 ‘Deskundig Hulpverlenen’: een Model voor Probleemhantering en Beter Benutten van
Mogelijkheden
Alle benaderingen, modellen en processen van hulpverlening helpen cliënten uiteindelijk om zichzelf
vier vragen te stellen en te beantwoorden:
1. Wat is er aan de hand?
het huidige beeld van de cliënt.
, 2. Wat wil ik en wat heb ik nodig?
het gewenste beeld van de cliënt.
3. Hoe kom ik daar?
plan dat acties omschrijft die cliënten moeten ondernemen om voor zichzelf een betere
toekomst op te bouwen.
4. Hoe krijg ik dat voor elkaar?
acties die cliënten moeten nemen om tot de gewenste veranderingen te komen.
Deze vier vragen, samen afgebeeld als drie ‘fasen’ en de actiepijl vormen de basis van het
hulpverleningsproces:
De drie fasen zijn:
1. Het huidige beeld
wat zijn mijn problemen en onbenutte mogelijkheden?
2. Het gewenste beeld
welke oplossingen betekenen iets voor mij?
3. De weg vooruit
welk actieplan kan ik hiervoor gebruiken?
Elke fase is te verdelen in drie onderling samenhangende taken.
3.4 Fase I: Het Huidige Beeld – Help Cliënten hun Kernpunten te Verhelderen
In fase I wordt gekeken naar het huidige beeld en helpen hulpverleners cliënten hun knelpunten,
zorgen, moeilijkheden of problemen helder in beeld te krijgen. Wat zijn de problemen, knelpunten,
zorgen en ongebruikte mogelijkheden waar zij vat op moeten zien te krijgen?
m.b.v. drie taken kunnen cliënten antwoorden op drie vragen vinden:
, 1. “Wat speelt zich in mijn leven af en wat zijn mijn voornaamste zorgen?”
2. “Wat speelt zich bij nader inzien werkelijk in mijn leven af, en welke nieuwe perspectieven kunnen
mij helpen om beter met mijn problemen om te gaan?”
3. “Waaraan zou ik moeten werken? Op welke punten kan ik, als ik dat goed aanpak, een wezenlijke
verbetering in mijn leven brengen?”
De drie taken van fase I zijn:
Taak 1: Help cliënten hun verhaal te vertellen.
een helder beeld van zichzelf, problemen en ongebruikte mogelijkheden, vergroot de kans er
iets aan te doen. Help de cliënt hun verhaal te doen.
Taak 2: Help cliënten nieuwe perspectieven op hun verhaal te ontwikkelen.
het doel van taak 2 is om cliënten te helpen weggestopte narigheid tevoorschijn te halen,
vage zorgen helder te krijgen, belangrijke details toe te voegen, hun aarzelingen te
onderzoeken, hun problemen vanuit een constructiever perspectief te bekijken, eerder
weggelaten informatie aan te vullen, ongebruikte krachten en hulpbronnen te ontdekken, en
mogelijkheden op te sporen en te verkennen die onder hun problemen begraven liggen of
daardoor versluierd zijn geraakt.
Taak 3: Werken aan verbetering – help cliënten hun energie te richten op acties die hen
vooruit helpen.
veel cliënten hebben een hele rits problemen. Help iemand in zo’n geval om die punten te
kiezen die echt een verschil in hun leven kunnen maken.
3.5 Fase II: Het Gewenste Beeld – Help Cliënten Doelen te Stellen voor het Hanteren van Problemen
In fase II helpen counselors cliënten met het verkennen en kiezen van mogelijkheden voor een
betere toekomst – een toekomst waarin zij hun belangrijkste problemen weten te hanteren en hun
belangrijkste mogelijkheden benutten. Hulpverleners vragen dan: “Hoe wil jij dat je toekomst eruit
zal zien?” In fase II richt de aandacht zich op resultaten.
De drie taken van fase II zijn:
Taak 1: Help cliënten hun voorstellingsvermogen te gebruiken.
hulpverleners kunnen cliënten helpen hun voorstellingsvermogen te gebruiken om hun
mogelijkheden voor een betere toekomst scherper in beeld te krijgen. Dit helpt om het
denken in termen van problemen en ellende dat cliënten vaak kenmerkt achter zich te laten,
en een gevoel van hoop te ontwikkelen. Ook kan brainstormen over mogelijkheden hen
helpen om hun probleemsituaties beter te begrijpen.
Taak 2: Help cliënten realistische en uitdagende doelen te kiezen.
omdat het in de hulpverlening draait om vooruitgang, oplossingen en resultaten, moeten
mogelijkheden worden omgezet in doelen. De doelen van een cliënt vormen zijn of haar
agenda voor verandering. Willen doelen levensvatbaar zijn, dan moeten ze voldoen aan
bepaalde criteria. In het ideale geval zijn ze glashelder en staan ze in direct verband met de
problemen en de onbenutte kansen waaraan de cliënt wil gaan werken. Daarnaast moeten zij
een zeker gewicht hebben, realistisch, weloverwogen, houdbaar, flexibel, in