Ziekteleerboek Huid en Huidderivaten
5.2.1: aangeboren huid- en vachtaandoeningen
Collageendysplasie (hyperelastosis cutis, dermatosparaxis)
Een aangeboren bindweefselaandoening, waarbij de collagene vezels niet
uniform en parallel in bundels gerangschikt zijn, maar ernstige
structuurveranderingen vertonen, waardoor ze in grootte en dikte variëren en
chaotische gerangschikt zijn. Door de abnormale structuur van het collageen
wordt de huis zeer elastisch en los en scheurt gemakkelijk. Er is geen therapie,
de dieren moeten vrij van parasieten worden gehouden, aangezien jeukklachten
fataal kunnen zijn.
Homozygoten gaan embryonaal dood.
De prognose is gereserveerd tot slecht en er kan over euthanasie gedacht
worden.
Epitheliogenesis imperfecta neonatorum (aplasia cutis)
Er ontbreekt op één of meer plaatsen de gehele epidermis en is in jonge dieren
beschreven. De open plekken zorgen voor fatale infecties. Er kunnen andere
afwijkingen bij zitten, dus is een goed klinisch onderzoek nodig. De prognose is
slecht.
Congenitale alopecia (zie 5.2.4)
5.2.2: Keratinisatiestoornissen en hypertrofische huidaandoeningen
Hypertrofische huidveranderingen kunnen zowel in de epidermis als in de dermis
optreden. In het stratum basale van de epidermis zitten de basale cellen die al
delend in een keratinocyt veranderen. In de keratinisatie kunnen stoornissen
ontstaan zoal hyperkeratose (overmatige verhoorning) en dyskeratose
(onevenwichtige verhoorning). Er kan ook een verdikking optreden in de dermis
door bindweefselhypertrofie: pachydermie.
Hyperkeratose en dyskeratose
Hyperkeratose is een verbreding van het stratum corneum door een verhoogde
aanmaak of verminderde afschilfering ervan. Normaal komen in het stratum
corneum van de huid geen celkernen voor (orthokeratosis), wel kernen is
parakeratose. Is er teveel hoorn, dan kan een orthokeratotische hyperkeratose
(hyperkeratose) of een parakeratotische hyperkeratose betreffen. Bij het ontstaan
van parakeratotische hypertrofie kan zink een rol spelen of een Vitamine A
deficiëntie. Een omschreven hyperkeratose van de huid wordt aangeduid met
callus (eelt).
Daarnaast kan er ook dyskeratose optreden. Dit is een stoornis van de
keratinisatiecyclus, waarbij de normale schilfering aan het huidoppervlak en de
aanmaak van keratinocyten in de basale cellaag verstoord raakt. Dit zien we
bijvoorbeeld bij seborroe (hond, kat en paard). Behalve een dyskeratose treedt
hierbij ook een hyperkeratose op.
1
,Ziekteleerboek Huid en Huidderivaten
Pachydermie
Een pachydermie is een verdikking van de huid door
bindweefselhypertrofie. Deze aandoening berust op bloed- en
lymfe- stuwing die meestal opreden in het verloop van
chronische ontstekingen in de dermis en de subcutis.
Varkensoren-actinomycose, ahcterbeen van paard, in de
tussenklauwspleet van runderen kan een wrongvormige
verdikking van de huid voorkomen door een
bindweefselnieuwvorming in de dermis en de subcutis: tyloom.
Zink responsieve dermatose
Zink speelt een belangrijke rol bij de normale keratinisatie en een tekort leidt tot
een parakeratotische hyperkeratose. Vooral bij husky’s en malamutes en
snelgroeiende rassen.
Verschijnselen: haaruitval aan poten, snuit en oren, de huid raakt verdikt en
ontstoken, het wordt vooral aan de lichaamsuiteinden zoals de kop, oren en
poten schilferig en korstig.
Later stadium: hyper- en parakeratose met achterblijvende groei en gestoorde
wondgenezing.
Diagnostiek: klinische verschijnselen met histopathologisch onderzoek. De dermis
is in dikte toegenomen.
Therapie: voeding normaliseren tot zinkgehalte op peil is. Bij erfelijke variant per
os of IV extra zink toedienen, bij IV dodelijke bijwerkingen voorkomen.
Prognose: zinksupplementen geven een snel herstel, dus een goede prognose,
maar een levenslange behandeling.
Seborroe
Een chronische huidaandoening op basis van een gestoorde keratinisatie en een
afwijkende talgproductie. Bij seborroe patiënten is de epidermale turn-over
teruggebracht tot circa 4 dagen i.p.v. 22 zodat een normale evenwicht tussen de
schilfering aan het huidoppervlak en de aanmaak van keratinocyten in de basale
cellaag verstoord raakt. Dit leidt tot en ophoping van hoorn aan het
huidoppervlak. Daarnaast vindt er een afwijkende emuslie van talg op het
huidoppervlak plaats (droog of vettig), doordat het beschermende effect van de
normale talglaag ontbreekt, is dit afwijkende huidoppervlak een ideale
voedingsbodem voor pathogene bacterien.
- Primaire metabole seborroe: endocriene oorzaken, storingen in
vetstofwisseling, dieet-deficiënties, malabsorptie/maldigestie of een
pancreasinsufficiëntie.
- Secundaire seborroe: treedt op bij andere huidaandoeningen (dermatofytose,
ectoparasieten)
- Idiopathische seborroe: meestal bij jonge honden waargenomen (mogelijk
genetisch)
Wat betreft het klinische beeld maken we onderscheid in;
- Droge seborroe: droge schilferige vacht en huid
- Vettige seborroe: vettige huid en vacht met een doordringende geur
Bij de hond komt het veel voor, maar bij de kat bijna niet, alleen secundair aan
Cheyletiella-mijten.
Er kan een pyodermie ontstaan.
Diagnostiek: eerst alle vormen van secundaire seborroe uitsluiten met een
2
,Ziekteleerboek Huid en Huidderivaten
grondig lichamelijk onderzoek.
Therapie: afhankelijk van de oorzaak die behandeld moet worden. Geen oorzaak,
dan shampoo’s tegen het vet en de schilfers, bij een droge huid conditioners.
Prognose: matig door wisselende controle. Bij paarden in de manen wel goed,
maar primair of idiopathisch gegeneraliseerd een slechte prognose.
Staartklierhyperplasie bij de hond en de kat
Bij de hond en de kat is op het dorsale deel van de staart een structuur palpabel
– de staartklier – die bestaat uit enkelvoudige haarfollikels en een grote
hoeveelheid talgklieren en perianaal klierweefsel. Bij staartklierhyperplasie bij de
hond is de staartklier in omvang toegenomen en veelal resulteert de hyperplasie
in alopecia en treedt er een bacteriële infectie op. Deze manifesteert zich als
acneachtige laesies. Bij de kat zijn de overproductie van bruinachtige was en de
vette, plakkende haren het meest opvallend. Soms kan er een dunnere vacht zijn.
Diagnostiek: door klinisch beeld, eventuele aanvulling van histologische biopten.
(DDx een tumor)
Behandeling: symptomatisch. Bij de hond tijdelijke antibiotica van 4 weken met
lokaal antisepticum.
Anders castratie en progestativa of chirurgisch verwijderen van de staartklier.
Bij de kat alleen symptomatische bestrijding met shampoo en alcohol.
5.2.3: Immuun gemedieerde huidaandoeningen
Auto-immune huidaandoeningen
Pemphiguscomplex bij de hond, kat en paard
Dit wordt veroorzaakt door een type II overgevoeligheidsreacties, hierbij
verminderen de antilichamen tegen desmosomen de cohesie tussen eptiheliale
cellen, waarbij de normale structuur van de huid verloren gaat en epitheliale
cellen elkaar loslaten en acantholytische cellen vormen.
Meest voorkomend is Pemphigus folaceus.
Verschijnselen: steriele pustels, blaren, kaalheid, korsten en
afwijkend en loslatend hoorn.
Diagnostiek: klinisch beeld, cytologisch onderzoek van intacte
pustels en/of histopathologisch onderzoek van
huidbiopten.
Therapie: ontsteking onderdrukken met immunosuppressiva
(prednison of prednisolon-paard).
Prognose: gunstig bij de hond en kat, matig bij paard.
Lupus
Veroorzaakt door type III overgevoeligheidsreacties, waarbij de huid wordt
weggevreten.
Systemische lupus erythematosus (SLE) – als de ontstekingsreacties in organen
voorkomen, bij paard
als aspecifieke huidaandoening.
Discoïde lupus erythematosus (DLE) – alleen reacties in de huid.
Beide komen voor bij de hond en de kat en sporadisch bij het paard.
Verschijnselen: ontstekinsreacties door circulerende immuuncomplexen, in de
huid depigmentatie, schilfering, erosies, ulceratie en korstvormig.
Diagnose: klinische verschijnselen en histopathologisch onderzoek
van huid- of slijmvliesbiopten.
3
,Ziekteleerboek Huid en Huidderivaten
Therapie: immunosuppressieve middelen
(corticosteroïden -> prednison en dexamethason).
Prognose: paard niet succesvol, DLE en SLE bij hond en kat matig tot slecht.
Allergische huidaandoeningen
Voedselovergevoeligheid bij hond en kat
Veroorzaakt door overgevoeligheidsreactie van type I, III
of IV, of door intolerantie (niet-immunologische,
abnormale reactie). Bij de hond is het meestal bij jonger
dan 6 maanden voor het eerst gezien (bij de kat geen
leeftijdsvoorkeur).
Verschijnselen: variëren en lijken op andere
aandoeningen,
- bij de hond vooral papulae op buik, oksels en liezen, folliculitis, otitis externa en
atopische
dermatitis. Naast jeuk en huidlaesies ook maagdarmstoornissen (braken en
diarree).
- bij de kat crusteuze, ulceratieve dermatitis op hals en kop, miliaire dermatitis,
pruritus, eosinofiele
plaques, seborroe, urticaria, otitis externa en kaalheid door likken (achterlijf).
Diagnostiek: anamnese, lichamelijk onderzoek en eliminatiedieet.
Therapie: oorzakelijk voerbestanddeel zoeken met eliminatiedieet en dat deel
vermijden, door een
hypoallergeen dieet.
Prognose: goed al kan er later allergie voor een ander voedselbestanddeel
optreden.
Atopie
Allergische reactie op allergenen uit de omgeving (huisstofmijten, pollen) en is
type I of een direct type overgevoeligheid. Het kan per cutaan worden opgewekt
en komt door een verminderede huidbarrière door afwijkende
lipidensamenstelling, door genetische factoren, door keratinocyten cytokines en
secundaire factoren zoals stafylokokken- en gistinfecties.
Atopie komt voor bij hond, kat en paard en bij hond beneden de eerste 3 jaar.
Verschijnselen: hond -> pruritus, waardoor er veel likken en bijten optreed en er
met kop over voeren en objecten gewreven wordt. Laesies: erytheem, papulae,
pustulae en squamae tot lichenificatie. Vooral op kop, voeten, oksels, liezen oren
en buik.
Kat -> pruritis, miliaire dermatitis, eosinofiele processen, maculae, papels,
excoriaties en kaalheid zonder laesies.
Diagnostiek: anamnese en grondig lichamelijk onderzoek, ook onderzoek op
andere soorten huidaandoeningen om deze uit te sluiten (ectoparasieten,
schimmels en voedselallergie). Na uitsluiting een intracutane of intradermale
allergietest op IgE in het serum. (niet goed bij kat).
Therapie: - oorzakelijke allergenen uit de omgeving verwijderen (vaak lastig);
- hyposensibilisatie, tolerant maken door de allergenen te injecteren
met toenemende
doses (60-70% van honden hersteld).
- antihistaminica (kat goed, hond niet), corticosteroïden of
cyclosporines (geen bijwerking).
4
, Ziekteleerboek Huid en Huidderivaten
Prognose: afhankelijk van vele factoren en heeft jarenlange begeleiding
nodig.
Urticaria en angio-oedeem
Geen aandoening, maar uiting van type I en type III allergische
reacties. Het wordt veroorzaakt door voedingsstoffen, insectenbeten,
medicatie, inhalatieallergenen en planten (vaak niet te achterhalen).
Ze komen bij alle dieren voor, maar vooral bij paard en er is
kleine predispositie.
De aandoening is vaak kort en eenmalig (acuut).
Verschijnselen: goed omschreven, stevig aanvoelende,
oppervlakkige verhevenheden in de huid van wisselende
grootte.
Bij paarden en herkauwers geen jeuk, bij hond en kat wel.
Diagnostiek: klinisch beeld en het snelle verloop.
Histologisch is er vasodilatatie, oppervlakkige perivasculaire dermatitis en
oedeem in de dermis en soms eosinofiele vasculitis.
DDx: bij hond en kat, juveniele cellulitis, bacteriële folliculitis of mestceltumoren.
bij paard en rund geen andere aandoeningen met dit beeld.
Therapie: oorzakelijke allergenen opsporen en wegnemen, verder geen therapie
bij urticaria, omdat deze snel verdwijnen. Bij het doorlekken van vocht wordt wel
meteen een therapie gestart.
Bij angio-oedeem wordt er dexamethason, prednisolonnatriumsuccinaat of
antihistaminica gegeven.
Bij een anafylactische shock wordt epinefrine toegediend.
Prognose: gunstig als treed er soms recidieven op.
Angio-oedeem is een variant van urticaria met diffuse oedeem subcutaan en
kan naar de slijmvliezen gaan. Voorkeursplaatsen: kop en poten.
Er is gevaar voor complicaties als anafylactische shock en larynxoedeem.
Bij het paard (purpura haemorrhagica) vaak na een Streptococcus equi equi
infectie gezien.
Medicijnovergevoeligheid en toxische epidermale necrolyse (TEN)
Alle typen overgevoeligheidsreacties kunnen dit veroorzaken door orale,
topicale, injectieve of inhalatie medicijnen (ampicilline, tetracycline, griseofulvine
ect.). de overgevoeligheid treed na enkele dagen op of veel later.
Verschijnselen: er is geen specifieke reactie voor een bepaald medicijn. Er is
maculae, dermatitis, urticaria en soms pruritus. Naast huidveranderingen kan ook
sloomheid, anorexie, koorts en polyartritis optreden. Bij ernstige gevallen is er
ook necrose, sepsis en dehydratie wat voor hoge mortaliteit zorgt (TEN).
Diagnostiek: de aandoening verslechterd plotseling bij een therapie (vb.
dermatitis bij wormenkuur). Medicijngebruik en vaccinaties worden nagegaan en
therapie kan beëindigd worden waarna na 10-14 dagen of na weken tot maanden
de verschijnselen afnemen.
DDx: elke onbegrepen huidaandoening, belangrijk is plotseling bestaan en
malaise.
Therapie: - stoppen met causale medicament;
- chemisch verwante medicamenten niet gebruiken;
5