Samenvatting IOWW Hoorcolleges
Begrippenlijst hoorcollege 1 IOWW (1)
Onderwijswetenschappen De wetenschap die zich richt op leren en instructie;
binnen een grote variatie aan formele en informele
contexten, toepasbaar op alle leeftijdsgroepen.
Formele context Waarbij het leren en de instructie is geregeld via wet- en
regelgeving (bijv. basis- en voortgezetonderwijs). Vaak
is er sprake van een gereguleerd of verplichtend klimaat.
Informele context Waarbij het leren en de instructie ook georganiseerd
wordt, maar waarbij er geen gereguleerd of verplichtend
karakter is.
Actoren Concrete personen, de organisaties die ze
vertegenwoordigen of de organisatie zelf.
Processen Langlopend over tijd (bijv. leer- of instructieprocessen).
Variabelen Kenmerken (van bijv. actoren) die verschillende
waarden kunnen hebben (bijv. man/vrouw;
openbare/bijzondere school).
1
,Aantekeningen hoorcollege 1 IOWW
Bij onderwijswetenschappen staan leren en instructie centraal.
Actoren
Stakeholders: groepen hebben verschillende belangen.
Spelen verschillende ‘rollen’ in het onderwijs.
De rol die je ‘speelt’, bepaalt reactie, opvatting, etc. ten aanzien van een onderwerp.
Drie niveaus
Microniveau
→ Interactie tussen instructieverantwoordelijke (bijv. docent) en lerende.
Mesoniveau
→ Leren en onderwijs wordt bekeken vanuit perspectief school, team, instelling,
etc.
Macroniveau
→ Leren en onderwijs wordt bekeken vanuit beleid, wetgeving, etc.
Microniveau
Context
Externe variabelen / processen
Hebben vooral indirect invloed op leren en instructie
Vaak achtergrond die bijv. leerlingen meebrengen naar instructiecontext.
o Taal
o Ontwikkelingsniveau
o Normen en waarden
Instructieverantwoordelijken
Docent, coach, trainer, begeleider.
Invloed van kenmerken: bijv. geslacht, leeftijd, visie.
Begeleiding: bijv. mentoren, samenwerking tussen leerkrachten, websites.
Lerenden
Persoon die iets op een systematische manier leert, bijv. leerling, cursist.
Kenmerken van lerenden: bijv. geslacht, leeftijd, opvattingen, persoonlijkheid.
Begeleiding: bijv. medeleerlingen, ouders, zorgleerkracht, huiswerkinstituut.
Organisatie
Van belang voor relatie tussen instructie en leeractiviteiten
Kan positieve/negatieve invloed hebben
Bijv. beschikbare lestijd, aantal computers, afspraken met leerlingen.
Instructieactiviteiten / didactisch handelen
Beslissingen van instructieverantwoordelijke
Leerdoelen: wat wil je bereiken met instructie? → observeerbaar.
Lesstof: datgene wat je leert.
Instructiestrategie/werkvorm: handelingen (bijv. uitleggen, vragen) waarmee
leeractiviteiten uitgelokt worden.
Media: welk medium wordt gebruikt (boek, PPT, ICT, iPad, etc.)?
Toetsing: manier waarop gecontroleerd wordt of leerdoelen zijn bereikt.
→ Formatief toetsen is er op gericht om het leerproces te stimuleren
(vaak geen cijfer aan gebonden).
→ Summatief toetsen is om te kijken of de leerdoelen bereikt zijn.
Leeractiviteiten
Verschillende soorten:
o Cognitief → leiden direct tot leerresultaten.
o Affectief → verwerken van gevoelens tijdens het leren.
o Metacognitief → kennis over je eigen leerproces.
2
, Mesoniveau
Hoger organisatieniveau, actoren en factoren, activiteiten worden minder concreet.
Actoren: klassen, schoolteams
Kenmerken: samenstelling klas, denominatie school (= openbaar/bijzonder)
Begeleiding: pedagogische centra, aanwezigheid ondersteuning
Context: schoolomgeving, thuissituatie leerlingen
Organisatie: onderwijsvisie, beschikbare lokalen
Instructieactiviteiten
Lesstof: welke keuze maakt een opleiding t.a.v. de stof als geheel?
Instructiestrategie/didactische werkvorm: welke keuzes/visie heeft de
onderwijsinstelling in algemene zin gemaakt t.a.v. de manier waarop zij
onderwijs wil geven.
Toetsing: welke visie is er op toetsing? Welke faciliteiten zijn er om te
toetsen?
Media: welke faciliteiten zijn er?
Macroniveau
→ Hoogste organisatieniveau
Actoren: studentenvakbond, minister, etc.
Kenmerken: demografische kenmerken
Begeleiding: belangenverenigingen (BON), vakbonden
Context: politieke situatie, economische conjunctuur
Organisatie: inrichting onderwijs (basis, vmbo, havo, vwo)
Didactisch handelen: eindtermen, beroepscompetenties & -kwalificaties, CITO toets.
3