Psychologie een inleiding periode 3
Kernvraag 14.1
Psychologen maken een onderscheid tussen de externe druk of gebeurtenis die stress veroorzaakt en
de innerlijke invloed ervan op ons als individu. Externe gebeurtenissen of situaties die psychologische
en emotionele stress veroorzaken noemen ze stressoren. Ze definiëren stress als de fysieke en
psychische veranderingen die optreden in reactie op stressoren. Stressor is dus beeld van politieman
die jij ziet waar jij net tegenaan bent gereden met de auto. Jouw respons op dat beeld (knoop in
maag, bonkende hartslag etc.) zijn tekenen van biologische verandering die deze stressor
teweegbrengt. Je psychologische stress, of distress (een belastende emotionele, cognitieve en/of
gedragsmatige reactie, die veroorzaakt wordt door een externe stressor, en die onderdeel kan zijn
van stress), is de complexe mix van schaamte, gevoel dat je een sukkel bent en bezorgdheid over
krijgen van een boete.
Een belangrijk onderdeel van onze emotionele reactie op een situatie bestaat uit de wijze waarop we
die situatie interpreteren. Stress is een voorbeeld van een emotionele reactie: dus speelt onze
cognitieve beoordeling of interpretatie een belangrijke rol bij de mate van stress die we door een
stressor ervaren.
Catastrofale gebeurtenissen, zoals natuurrampen en terroristische aanslagen behoren tot de
traumatische stressoren: situaties die onze eigen lichamelijke veiligheid of die van anderen
bedreigen en gevoelens van angst, vrees of machteloosheid opwekken.
Natuurrampen, net als door de mens aangerichte tragedies zoals terroristische aanslagen en
oorlogen, vormen een groep traumatische stressoren die catastrofale gebeurtenissen worden
genoemd. Het is onvermijdelijk dat deze gebeurtenissen gepaard gaan met enorme stress. Bovendien
duren de psychologische en biologische gevolgen vaak veel langer dan de oorspronkelijke
gebeurtenissen.
Door de mens aangerichte rampen hebben een extra dimensie van bedreiging, omdat ze op elk
moment opzettelijk door andere mensen kunnen worden veroorzaakt. Terrorisme wordt
gedefinieerd als geweld dat of een dreiging die wordt veroorzaakt door individuen of groepen met
het doel de maatschappij te ontwrichten door angst en gevaar te veroorzaken.
Psychologische reacties op natuurrampen en op door mensen aangerichte rampen verlopen in
stadia. Vijf fases die slachtoffers doormaken:
1. Onmiddellijk na de gebeurtenis ervaren de slachtoffers psychische gevoelloosheid,
psychische shock en verwardheid. Gedurende de eerste ogenblikken, en soms gedurende
eerste dagen kunnen ze niet volledig begrijpen wat er is gebeurd.
2. Veel slachtoffers handelen op de automatische piloot. Ze zijn zich weinig bewust van hun
eigen ervaringen en later kunnen ze zich details van wat er is gebeurd maar moeizaam
herinneren.
3. Tijdens de fase van gezamenlijke inspanning bundelen slachtoffers hulpmiddelen en
bronnen. Ze werken samen.
4. Vervolgens ervaren mensen vaak een inzinking. Ze zijn uitgeput en de emotionele gevolgen
van de tragedie beginnen eindelijk tot hen door te dringen.
5. Vervolgens breekt een langdurige periode van herstel aan, waarin de slachtoffers zich
langzaam maar zeker schikken in veranderingen die het gevolg zijn van de ramp.
,De theorieën over fases zijn een poging de gemeenschappelijke elementen van een hele reeks aan
individuele ervaringen samen te vatten. Uit onderzoek blijkt ook hoe belangrijk levensverhalen (self-
narratives) zijn bij het verwerken van catastrofale ervaringen. Deze verhalen vormen een belangrijk
onderdeel van onze pogingen om elkaar uit te leggen wat er in ons omgaat.
Onderzoek toont aan dat het opnieuw beleven van een ramp, bijvoorbeeld door het bezoeken van
een plaats waar de ramp zich heeft afgespeeld, op zichzelf stress veroorzaakt. Secundaire
traumatisering is hevige stress die ontstaat wanneer iemand wordt blootgesteld aan de verhalen
over trauma’s van anderen en zich hierbij erg betrokken voelt.
Het verlies van een dierbare brengt veel stress met zich mee. Rouw is de emotionele reactie op een
persoonlijk verlies, een pijnlijk combinatie van gevoelens als verdriet, woede, machteloosheid, schuld
en wanhoop. Fundamentele aannamen over het leven kunnen ter discussie komen te staan en
mogelijk worden we gedwongen ons aan een andere werkelijkheid aan te passen. Daardoor kunnen
onze identiteit en toekomstplannen worden veranderd. Rouwpsychologen zijn tegen het streven
naar het afsluiten van de pijn en de herinneringen aan het verlies; zij zijn voorstanders van integratie.
Integratie is de laatste fase van rouw waarin het verlies in het zelf wordt opgenomen. Rouw is ook
bijzonder stressvol wanneer anderen je verlies niet erkennen en geen medegevoel tonen. Miskende
rouw is de emotie rond een verlies die niet door anderen wordt ondersteund, gedeeld of begrepen.
Resultaten van een onderzoek wezen erop dat dat afgewezen respondenten vaker een depressie
ontwikkelden dan degenen met een overleden partner. Onderzoekers merkten dat de dood van
iemands partner een ‘gebeurtenis van zuiver verlies’ is, wat niet staat voor een potentiële mislukking
of gebrek van de rouwende persoon. Stressoren die te maken hebben met vernedering of sociale
afwijzing veroorzaken vaker klinische depressie dan andere stressoren en blijken depressie ook
sneller tot stand brengen.
Mensen die ernstige trauma’s hebben opgelopen vertonen soms een uitgesteld patroon van
stresssymptomen. Tijdens een posttraumatische stressstoornis (PTSS) beleeft het individu opnieuw
de psychische en fysieke responsen die met het trauma gepaard gingen. De symptomen dienen
lijdensdruk of beperkingen van sociale interacties, het vermogen om te werken of andere belangrijke
gebieden van het functioneren van de betrokkene te veroorzaken. De symptomen mogen niet het
gevolg zijn van een somatische aandoening, medicatie, drugs of alcohol. Slachtoffers van PTSS zijn
gewoonlijk snel afgeleid en chaotisch en hebben problemen met hun geheugen. Ze kunnen
emotioneel gevoelloos zijn en vervreemd zijn van anderen, en ze beleven minder plezier aan
positieve ervaringen. Extreem langdurige stress kan fysiologische veranderingen teweegbrengen in
de hersenen. Vooral het systeem in de hersenen dat het hormoonstelsel reguleert kan overgevoelig
worden, waardoor slachtoffers van PTSS stress overmatig reageert op lichte stressoren.
Chronische stressoren zijn relatief langdurig en kunnen zich over een tijdsperiode langzaam
ontwikkelen. Er zijn drie verschillende chronische stressoren: maatschappelijke stressoren,
belangrijke levensgebeurtenissen en dagelijkse kleine ergernissen.
Een groot deel van onze stress wordt veroorzaakt door maatschappelijke stressoren, oftewel de
druk die wordt uitgeoefend door onze sociale, culturele en economische omgeving. Deze stressoren
hebben vaak te maken met problemen die in de loop van tijd steeds terugkeren of die altijd
voortduren, problemen die zicht thuis voordoen, op werk of op school. Andere maatschappelijke
stressoren zijn werkloosheid, armoede, racisme en andere sociale klasse of groep gerelateerde
omstandigheden die mensen beperken of onderdrukken.
, Compassiemoeheid is een toestand van psychologische uitputting die de professionals na langdurig
contact met lijdende cliënten gestrest, verdoofd of onverschillig maakt voor degenen die het moeilijk
hebben. Compassiemoeheid wordt ook secundaire traumatische stress genoemd, omdat het de
helpers treft, die de stress ‘oplopen’ die de slachtoffers hebben geleden.
Er bestaat ook een relatie tussen stress en levensveranderingen: beginnen aan een nieuwe baan,
beginnen of eindigen nieuwe studie etc. Maar zelfs ook bij op vakantie gaan, want ook bij
gebeurtenissen waar we ons op verheugen, zijn vaak belangrijke veranderingen van onze gewoonten
nodig en moeten we ons aan nieuwe eisen en een nieuwe manier van leven aanpassen. Elke
verandering kan stress generen: hoe groter de verandering in ons leven, des te groter de impact van
stress. De Social Readjustment Rating Scale (SRRS) is een psychologische kwalificatieschaal die
wordt gebruikt om stressniveaus te meten door middel van de waarde die iemand hecht aan
veranderingen die veel mensen tijdens hun leven meemaken.
Kleine irritaties en frustraties, die we ergernissen noemen, lijken onbelangrijk. Psychologen hebben
ontdekt dat de gevolgen ervan zich kunnen opstapelen, vooral als de ergernissen vaker voorkomen
en ze je persoonlijk raken. Een van de algemeenste vormen van ergernis heeft te maken met
frustratie over het niet kunnen bereiken van een gewenst doel. Er blijkt een duidelijke relatie te
bestaan tussen ergernissen en gezondheidsproblemen; hoe intenser en frequenter de ergernissen,
des te slechter was zowel de lichamelijke als de psychische gezondheid van de betrokkene. Een leven
vol ergernissen kan evenveel schade aanrichten als een enkele intense stressor.
Een burn-out is een syndroom dat wordt gekenmerkt door emotionele, fysieke en cognitieve
uitputting, gevoelens van cynisme, het zich niet meer verbonden voelen met het werk en het gevoel
niets meer te bereiken. De positieve tegenhanger van een burn-out wordt job engagement
genoemd. Dat is het gevoel als werknemer onderdeel uit te maken van een betekenisvolle
werkomgeving waar je bijdrage wordt gewaardeerd en evenredig wordt beloond. De werkplek heeft
een veel grotere voorspellende waarde voor een burn-out dan de persoonlijkheid. Maar persoonlijke
en situationele variabelen zijn bepalend voor een burn-out. Hoe groter de kloof of het gebrek aan
passendheid op het werk, hoe groter de kans op een burn-out: omgekeerd, hoe beter iemand in een
bedrijf op zijn plaats is, hoe groter de kans op job engagement. Er zijn zes belangrijke terreinen in het
beroepsleven die bepalen of werknemer en werkplek bij elkaar passen: werklast, zeggenschap,
beloning, gemeenschap, rechtvaardigheid en waarden. Werklast en zeggenschap verwijzen naar
hoeveelheid werk en mate van autonomie die de werknemer heeft. Beloning refereert aan de mate
waarin sociale steun en interpersoonlijk conflict in de organisatie aanwezig zijn. Rechtvaardigheid
wordt bepaald door de mate waarin ideeën over billijkheid en sociale rechtvaardigheid van enerzijds
de werknemer en anderzijds de organisatie overeenkomen. Waarden betreft de cognitieve en
emotionele kracht van doelen en verwachtingen van het werk. Als er op het gebied van deze zes
factoren een kloof is tussen werknemer en organisatie, blijkt dat een burn-out te kunnen
voorspellen.