Week 1
Understanding Nutrition:
Paragraaf 9.2 Oorzaken van overgewicht en obesitas
In cijfers het probleem van overgewicht:
- De gevallen van overgewicht nemen erg toe epidemie
- 40-60% van de Nederlanders hebben een te hoog gewicht (BMI van 25 of hoger)
- 8-16% van de Nederlanders hebben een obese gewicht (BMI van 30 of hoger)
- Lichaamsgewicht neemt naar leeftijd toe
- Overgewicht komt vaker voor bij lager opgeleiden
- Prevalentie bij kinderen: 13% bij jongens is er overgewicht en 15% bij meisjes is er
overgewicht
RIVM cijfers 2019
- 50,1% van de Nederlanders (18 jaar of ouder) hebben matig of ernstig overgewicht
- Van de 50,1% heeft 14,7% van de Nederlanders (18 jaar of ouder) obesitas
- Overgewicht komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen
- Obesitas komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen
Wat de lichamelijke, psychologische/sociale en omgevingsfactoren zijn die overgewicht
veroorzaken:
Lichamelijke factoren genetisch, metabool
Psychologische / sociale factoren cultureel, gedragsmatig, socio-economisch,
psychologisch
Omgevingsfactoren milieu
Het belang van behandeling van overgewicht:
Veel factoren dragen bij aan de ontwikkeling van obesitas. De factoren die invloed kunnen hebben
zijn: genetisch, milieu, cultureel, gedragsmatig, socio-economisch, psychologisch, metabool
(stofwisseling).
Genetica en epi genetica
Een genetische aandoening die wordt gekenmerkt met overmatig eetlust, kan een tol spelen bij
obesitas. Dit komt relatief weinig voor bij de gevallen van obesitas.
- Prader-Willi syndroom genetische aandoening die wordt gekenmerkt door overmatige
eetlust en obesitas.
De meeste gevallen van zwaarlijvigheid komen echter niet voort uit één gen, maar toch lijken er
meerdere genetische invloeden bij betrokken te zijn.
Genen werken samen met de voedings- en activiteitenpatroon die tot obesitas leiden, de metabole
routes, verzadiging en energiebalans.
- Je kunt het genoom niet veranderen, maar je kunt het epigenoom beïnvloeden.
Genetisch is elk lichaam verschillend en zorgt dat de ene persoon meer of minder snel aankomt of
afvalt als hij te veel of te weinig eet.
,Eiwitten kunnen verklaren: van eetlustbeheersing, energieregulatie en de ontwikkeling van obesitas.
Epigenetica = hoe de omgevingsfactoren genexpressie beïnvloeden zonder het DNA te
veranderen. Het DNA blijft hetzelfde. Voeding en andere omgevingsfactoren kunnen genen
zodanig beïnvloeden dat er erfelijke veranderingen in het metabolisme van het lichaam en
de vatbaarheid voor ziekten ontstaan. Op deze manier kunnen voedingsgewoonten van
ouders en grootouders, toekomstige generaties beïnvloeden.
Leptine onderzoekers hebben in dit eiwit een obesitas-en geïdentificeerd, genaamd ob. Komt
voornamelijk tot expressie in het vetweefsel.
Leptine werkt als een hormoon, voornamelijk in de hypothalamus.
Leptine handhaaft de homeostase door de voedselopname en het energieverbruik te reguleren als
reactie op vetweefsel. als het lichaamsvet toeneemt, neemt de leptine toe, wat de eetlust
onderdrukt. Wanneer lichaamsvet afneemt, neemt leptine af, wat de eetlust stimuleert en het
energieverbruik onderdrukt.
Wordt ook wel gezien als het “hongerhormoon”. Hoe meer leptine er in het bloed circuleert, hoe
meer verzadigd men zich voelt.
- Leptine : een eiwit dat wordt geproduceerd door vetcellen onder leiding van het ob-gen dat
de eetlust vermindert en het energieverbruik verhoogt.
Leptos = dun
- Het is een peptidehormoon dat voornamelijk in je vetcellen wordt aangemaakt. Leptine
wordt vervolgens via je bloedbaan naar de hypothalamus in je hersenen gestuurd. (Je
hypothalamus regelt o.a. je honger- en verzadigingsgevoel). Van hieruit wordt er, tijdens een
maaltijd, een boodschap naar andere cellen verzonden dat je genoeg gegeten hebt.
Extreem zwaar lijvige kinderen met nauwelijks waarneembare bloedspiegels van leptine, hebben
weinig controle over hun eetlust, ze hebben constant honger en eten aanzienlijk meer dan andere
kinderen. Wanneer deze te zware kinderen iedere dag leptine injecteren, verliezen deze kinderen
een aanzienlijk gewicht, wat de rol van leptine bij het reguleren van eetlust en lichaamsgewicht
bevestigt.
Weinig mensen met obesitas hebben een leptine deficiëntie (te kort aan).
In feite nemen de leptinespiegels toe naarmate de BMI toeneemt. Leptine stijgt maar slaagt er niet in
de eetlust te onderdrukken of het energieverbruik te verhogen, ook wel leptine resistentie. Met
gewichtsverlies nemen de leptinespiegels af, wat de verzadiging vermindert en het behoud van
lichaamsverlies uitdaagt, leptine injecties verhogen effectief (doeltreffend) de verzadiging na
gewichtsverlies.
Ghreline een ander eiwit. Werkt voornamelijk als hormoon in de hypothalamus. In tegenstelling
tot leptine wordt ghreline voornamelijk uitgescheiden door de maagcellen en bevordert het eten en
de gewichtstoename door de geurgevoeligheid te verhogen, de eetlust te stimuleren.
Ghreline stimuleert het verlangen om eten.
Bloedspiegels van ghreline stijgen meestal vóór en dalen na een maaltijd, wat de honger en
verzadiging weerspiegelt die voorafgaan en volgen op het eten.
Het ghreline-gehalte is gemiddeld hoog wanneer het lichaam in een negatieve energiebalans
verkeert, zoals bijvoorbeeld het geval is bij caloriearme diëten. Dit kan helpen te verklaren waarom
het zo moeilijk is om af te vallen.
Gewichtsverlies is succesvoller met lichaamsbeweging en na een maagbypassoperatie.
Ghreline-niveau neemt weer af wanneer het lichaam in een positieve energiebalans is, zoals gebeurt
bij gewichtstoename.
Gedrag / gedachte kan ook invloed op de reactie van ghreline geven op het beïnvloeden van een
maaltijd.
, Ghreline kan ook beïnvloedt worden door slaap. Een gebrek aan slaap verhoogt het hongerhormoon
ghreline en het verzadigingshormoon leptine wordt verlaagt, wat het verband tussen onvoldoende
slaap en overgewicht kan helpen verklaren.
- Ghreline : een eiwit dat door de maagcellen wordt geproduceerd en dat de eetlust verhoogt
en het energieverbruik verlaagt.
Ghre = groeien
Ontkoppeling van eiwitten
Lichaam heeft 2 soorten vet:
- Wit vetweefsel slaat vet op voor andere cellen om te gebruiken voor energie.
- Bruin vetweefsel geeft opgeslagen energie af als warmte en beschermt zo tegen kou en
voorkomt zwaarlijvigheid.
Wanneer vet wordt geoxideerd, komt een deel van de energie vrij in warmte en een deel wordt
opgevangen in ATP. In bruin vetweefsel wordt oxidatie losgekoppeld van ATP-vorming, waarbij alleen
warmte wordt geproduceerd. (bij gekoppelde reacties wordt de energie die vrijkomt bij de afbraak
van een verbinding gebruikt om een binding te creëren in de vorming van een andere verbinding. Bij
ongekoppelde reacties komt de energie vrij als warmte.)
Door energie als warmte uit te stralen, verbruikt dit energie in plaats van dit op te slaan in het
lichaam.
Met andere woorden: gewichtstoename of gewichtsverlies kan afgangen van het feit of het lichaam
de energie van een ijscoupe als warmte afvoert of opslaat in lichaamsvet.
Volwassenen hebben weinig bruin vet, het zit voornamelijk om de nek en sleutelbeenderen.
Bruin vet is metabolisch het meest actief tijdens blootstelling aan kou. De activiteit van bruin vet
neemt af met de leeftijd en bij obesitas. Personen met overgewicht en obesitas hebben minder
bruinvetactiviteit dan anderen.
- Bruin vetweefsel : massa’s gespecialiseerde vetcellen verpakt met een gepigmenteerde
mitochondriën, deze produceren warmte in plaats van ATP.
- Brite adipocytes : witte vetcellen met bruine vetcelkenmerken. Ook wel beige adipocyten
genoemd.
Milieu
Zwaarlijvigheid neemt toe, genenpool blijft relatief onveranderd, dus moet het milieu ook een rol
spelen bij obesitas. Obesitas weerspiegeld de interacties tussen genen en de omgeving. In de
afgelopen 4 decennia is de vraag naar lichaamsbeweging afgenomen door dat de overvloed aan
voedsel is toegenomen.
- Genenpool : alle genetische informatie van een populatie op een bepaald moment.
- Obesogene omgeving : alle factotoren rondom een persoon die gewichtstoename
bevorderen, zoals verhoogde voedselinname, vooral van ongezonde keuzes en verminderde
lichamelijke activiteit.
Overeating
Verklaring voor mensen met overgewicht of obesitas is dat zij te veel eten. dieetgeschiedenissen zijn
niet altijd nauwkeurige gegevens van werkelijke inname (voor zowel normale mensen en mensen
met overgewicht).
Mensen met overgewicht die jarenlang een positieve energiebalans hebben gehad en overtollig
lichaamsvet hebben verzameld, hebben momenteel mogelijk geen positieve energiebalans.
Lichamelijke inactiviteit wordt bevordert onze omgeving. Moderne technologie heeft de plaats
ingenomen van lichamelijke en fysieke activiteit. Inactiviteit draagt bij aan toename van