Aardrijkskunde
Inhoudsopgave
Introductie..................................................................................................................................................... 2
Positie van de aarde.............................................................................................................................................2
H1: Klimaat/ Het weer................................................................................................................................... 2
Klimaten...............................................................................................................................................................2
Klimaatverandering..............................................................................................................................................4
Het weer...............................................................................................................................................................4
Regen...............................................................................................................................................................5
Wolken.............................................................................................................................................................5
H2: Het Nederlands landschap....................................................................................................................... 5
Kenmerken van het Nederlands landschap..........................................................................................................5
Bodemsoorten.................................................................................................................................................6
Grondgebruik in Nederland..................................................................................................................................7
H3: Bevolking en ruimtelijke inrichting........................................................................................................... 8
Bevolkingsgroei....................................................................................................................................................8
Bevolkingsspreiding..............................................................................................................................................9
De groei van steden..............................................................................................................................................9
Stedelijke problematiek......................................................................................................................................11
H4: Bestaansmiddelen................................................................................................................................. 12
Economische sectoren........................................................................................................................................12
Globalisering......................................................................................................................................................13
Arm en rijk..........................................................................................................................................................14
H5: cultuur en identiteit............................................................................................................................... 16
Grenzen..............................................................................................................................................................16
Identiteit.............................................................................................................................................................16
De lidstaten van de EU.......................................................................................................................................17
Wereldreligies....................................................................................................................................................18
H6: Endogene en exogene krachten............................................................................................................. 20
Aardbevingen.....................................................................................................................................................20
Vulkanisme.........................................................................................................................................................21
H7: Duurzaamheid....................................................................................................................................... 26
Duurzame energie..............................................................................................................................................26
H8:Water..................................................................................................................................................... 28
De waterkringloop..............................................................................................................................................28
Zoet en zout water.............................................................................................................................................29
, Gevecht tegen de rivieren..................................................................................................................................30
Belang van schoon water...................................................................................................................................30
Introductie
Gps
Global positioning system
Fysische factoren
Bestuderen van de natuurkundige processen -> vulkaanuitbarsting, tornado, broeikaseffect
Sociale factoren
Bestuderen van de rol van de mens -> bodemerosie, deltawerken, opwarming van de aarde
Mental map
Ruimtelijk beeld van de werkelijkheid. Verschijnselen of gebeurtenissen in een geografische
context plaatsen
Kleinschalige kaart
Wereld
Grootschalige kaart
Plattegrond van dorp of stad
Positie van de aarde
Noordpool
Winter: altijd donker
Zomer: altijd licht
H1: Klimaat/ Het weer
Klimaten
De klimaatclassificatie van Köppen-Geiger
,Tropisch klimaat
Rond de evenaar, warm en vochtig en in de middag tropische regenbui
Droge periode in de winter
Bladeren van bomen houden veel regen vast -> warme lucht stijgt op -> regen in de middag
Groene natuur
- Tropisch regenwoudklimaat
- Moessonklimaat = savanneklimaat
Droge klimaten
Grens aan het tropisch klimaatgebied, iets verder van de evenaar af.
- Steppeklimaat
In een paar maanden wat regen, er is begroeiing, grassen, bomen, meertjes,
olifanten, zebra’s, giraffen
- Woestijnklimaat
Jarenlang geen druppel, geen wolken, overdag heet, snachts vriezen, geen begroeiing
Gematigde klimaten
Aan zee
Door de zeewind is het in de winter niet heel koud en de zomer niet heel warm.
Temperatuurverschillen zijn niet heel groot.
- Het gematigde zeeklimaat = maritiem klimaat = nederland
Neerslag gelijkmatig verdeeld over het jaar
- Mediterraan klimaat
Temperaturen gematigd, neerslag vooral in wintermaanden, nauwelijks zomer
- Chinaklimaat
Natte zomers en droge winters
Landklimaten
Winters extreem koud en zomers extreem warm. Temperatuurverschillen enorm
- Landklimaat
Hele jaar door regen of droge zomers of droge winters
- Rusland, VS, Canada, Mongolië en Oost-Europa
,Poolklimaten
Noordpool en zuidpool
Temperatuur bijna altijd onder 0 graden. Nauwelijks begroeiing
- Toendraklimaat
Iets meer naar de evenaar toe. Zomer -> temperatuur boven 0
- Hooggebergteklimaat
Klimaat op de toppen van de bergen, hele jaar door boven 0 graden
- Poolklimaat
Hele jaar door kouder dan 0 graden
El Niño
Een sterke opwarming van het zeewater rond de evenaar in het oosten van de stille oceaan.
Eens in de 3 tot 7 jaar. = einde visseizoen
Klimaatverandering
IJstijd
Lange periode op aarde met kou.
- Laatste ijstijd 10.000 jaar geleden
- Deze ijstijd duurde 110.000 jaar
Dampkring
Dunne schil met lucht rond de aarde
- Hierin zitten broeikasgassen
Broeikasgassen
- Koolstofdioxide CO2
- Methaan
- Waterdamp
Versterkt broeikaseffect
We stoten te veel extra broeikasgassen uit
Fossiele brandstoffen
- Aardolie
- Aardgas
- Steenkool
Het weer
Hogedrukgebied
Koude lucht stroomt van grote hoogte naar beneden
-> Heldere lucht en onbewolkt weer
Op de evenaar stijgt warme lucht op -> daalt neer op 30e breedtegraad -> hogedrukgebied ->
onbewolkt weer -> woestijn- of steppeklimaat
Lagedrukgebied
Warme lucht stijgt op -> Lucht condenseert, ontstaan wolken -> storm en regen
,-> 60e breedtegraad -> depressies
-> evenaar -> tropische stormen
-> 90 graden -> hogedrukgebied -> komt overeen met woestijnklimaat -> weinig neerslag
Regen
Frontale regen
-> Nederland -> Regen ontstaat uit een front -> overgangsgebied tussen warm en koude
lucht -> mengt niet
Warmtefront: warme lucht die koude lucht verdringt
Koudefront: koude lucht die warme lucht verdringt
Regen voorbij als front voorbij is getrokken
Stijgingsregen
-> tropen -> Warme lucht stijgt op en komt later met bakken uit de lucht
Zon verwarmt aardoppervlak -> waterdamp stijgt op -> lucht koelt af -> condenseren->
waterdamp verandert in waterdruppels -> regen
Stuwingsregen
-> gebergte
Loefzijde -> regenkant -> warme lucht van zee stijgt op -> warme lucht stijgt op door
opstuwing -> koelt af-> lucht kan minder water bevatten -> neerslag
Lijzijde -> droge kant -> droge warme föhnwind -> over top berg daalt lucht -> temperatuur
neemt toe -> lucht kan meer regen bevatten -> geen regen
Warme lucht is meer water dan kou
Hagel
Ontstaat wanneer bevroren neerslag door een gedeelte van de wolk met onderkoelde
waterdruppels valt -> Ontstaan bij sterk stijgende luchtstromen
Wolken
Lage wolken -> 0-2km -> grijze wolken -> somber weer -> mist
Middelbare wolken -> 2-7 km -> schaapjeswolken
Hoge bewolking -> 5-13 km -> circusbewolking
Verticaal ontwikkelde wolken -> kunnen 18 km hoog worden -> cumuluswolk: mooi weer
wolk -> stapelwolk: bestaat uit meerder etages cummulus: gestapeld stratus: gelaagd cirrus:
gekruld
Sluierbewolking -> slierterige wolken waar de zon nog doorheen kan schijnen -> hoog in de
lucht -> ijskristallen -> slecht weer
H2: Het Nederlands landschap
Kenmerken van het Nederlands landschap
Mariene afzetting -> van de zee
Continentale afzetting -> van het land
Laag-Nederland
Westelijke deel dat lager ligt dan + 1 meter boven NAP
-> meer marine afzetting
,Hoog-Nederland
-> oosten -> boven zeespiegel
Bodemsoorten
Zandlandschappen
-> oosten van Nederland (Hoog-Nederland) ->
ontstaan in ijstijd
- Stuwwallen
Ontstaan door gletsjers -> duwde grote
keien en grond uit over ons land ->
Utrechtste heuvelrug
- Dekzand
Ligt op hoger gelegen gebied in Oost- en
zuid Nederland
-> afkomstig uit Noordzeegebied toen dit
nog droog lag en er overwegend
noorderwinden stonden
-> niet vruchtbaar -> water zakt snel weg -> groei van naaldbomen
Rivierkleilandschap
-> vlakbij rivieren de Maas, de Waal en de IJssel
- Uiterwaarde
Gedeelte buiten de rivierbedding achter een lage zomerdijk
Stuk land tussen de zomer en winterdijken
- Zware kleibodem -> lastig te bewerken
- Natte kleigronden -> weiland voor veeteelt
- Hogere droge kleigrond -> fruitbomen en gewassen
Sedimentatie
-> snelheid van de stroom neemt af
Grind zand en klei zinken en blijven achter
Hoge winterdijken
Waterstand hoog -> uiterwaarden onder water -> landschap wordt beschermd door hoge
winterdijken
Lage zomerdijken
Waterpijl lager -> uiterwaarden droog -> neerslag verdampt -> overtollig water wordt
tegengehouden door lage zomerdijken
Kribbe
Beschermen rivieroevers tegen erosie
-> korte stenen dammen met begroeiing die de stroming remmen
-> loodrecht op de oever
-> de geul van de stroom smaller kans op aanslibbing minder groot
Zeekleilandschap
,-> Nederlandse kust van zeeland tot Groningen
-> erg vruchtbaar door mineralen
-> kalkrijk door opgeloste schaal- en schelpdieren
-> aardappelen, bieten, mais
- Droogmakerij
Inpolderen van open water -> Noord-Oost polder
- Indijken -> polder -> geen droogmakerij
Flevoland -> grootste polder van NL -> inpoldering
Duinlandschap
-> kust bij zeeland t/m de Waddeneilanden
-> los zand dat recentelijk is komen aanwaaien -> jonge bodemsoort
Duinbodem = vaagboden -> groeit weinig en water zakt er snel doorheen
Veenlandschap
Veengrond
-> zompig -> ontstaan door dode planten resten -> stinkt naar rotte ei -> niet vruchtbaar ->
goede brandstof -> vroeger turf -> kachel aansteken
Laagveen
-> Zuid-Holland -> weidegebied tussen Utrecht, Leiden en Den Haag -> onder invloed van het
grondwater ontstaan
Hoogveen
-> boven zeegspiegel -> Drenthe en Noord-Brabant -> onder invloed van regenwater
ontstaan
Lösslanschap
Löss
-> limburg -> heel fijn zand -> zeer vruchtbaar -> akkerbouw en fruitteelt -> droog en korrelig
of nat en stevig: kleverig -> houd meer water vast -> beter vruchtbaar
- Graften
Akkers worden trapsgewijs aangelegd -> grond spoelt niet meer weg bij een regenbui
Grondgebruik in Nederland
Agrarisch -> akkerbouw, tuinbouw, weidegrond en bosbouw
Natuur -> bos, strand, heide en duinen
Bebouwd gebied -> huizen, winkels, scholen en pretparken
Industrie en havengebied
Water -> rivieren, plassen, meren, Waddenzee en IJsselmeer
Akkerbouw
-> Het grof verbouwen van gewassen -> aardappels, bieten, mais ->
Zeeland, Flevoland, de Noord-Oostpolder en Groningen ->
akkerbouw komt veel voor door de zeeklei
Tuinbouw
-> Het verfijnder kweken -> tomaat, courgette en komkommer
Grasland
-> Veeteelt -> Friesland, Utrecht, Noord en Zuid Nederland en Brabant -> te vinden op
veenbodems -> niet vruchtbaar maar wel voor vee
Bosbouw
, -> Bomen die worden geplant voor houtproductie -> gericht op voorkomen van erosie bij
zandgronden
H3: Bevolking en ruimtelijke inrichting
Bevolkingsgroei
Bevolkingsgroei
Als het geboortecijfer hoger is als het sterftecijfer -> geboorte overschot
-> oosten weinig babys
-> naar het westen emigreren
Bevolkingsdaling
Als er minder kinderen worden geboren
Natuurlijke bevolkingsgroei
Het verschil tussen het geboortecijfer (aantal levende geboorte per 1000 inwoners per jaar)
en sterftecijfer (aantal sterftegevallen per 1000 inwoners per jaar)
Sociale bevolkingsgroei
De groei door immigratie, als er meer werk is trekt dit meer mensen aan
Bevolkingsgroei in Nederland
-> in Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Den Haag en in de grote steden met meer dan
100.000 inwoners -> veel kinderen worden geboren
Zeeland, Limburg en Noord-oost Nederland lopen het eerst leeg omdat er minder
werkgelegenheid is doordat ze ver van de randstad liggen.
Vruchtbaarheidscijfer
Het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw voortbrengt
Migratiesaldo positief
Meer immigranten dan emigranten
Migratieredenen = politiek, cultuur of economisch
Leeftijdsgrafieken
Piramide -> snelle groei, veel kinderen geboren en weinig ouderen: Afrika
Granaatvorm -> langzame groei, iets meer kinderen geboren dan dat er jongvolwassenen
zijn
Ui-vorm -> afnemende bevolking, minder kinderen geboren en relatief veel ouderen =
vergrijzing
Babyboom
In West-Europa en de VS geboortegolf na 2e wereldoorlog -> 65 jaar later -> kinderen van
toen gaan met pensioen = vergrijzing -> meer faciliteiten nodig -> werkdruk
Vergroening
Het groeiend aandeel jongeren in de totale bevolking