Week 2: sociaal-emotionele ontwikkeling en hechting
Begrijpt hoe de sociaal-emotionele ontwikkeling reeds in de babytijd wordt waargenomen
in termen van emoties uiten, emoties beleven en emoties begrijpen; en kent de verwante
kenmerken/begrippen zoals vreemdenangst, social referencing, zelfbesef en theory of
mind (ToM);
Het feit dat kinderen op dezelfde manier als volwassenen non-verbale emoties uiten wil nog
niet zeggen dat die emoties op dezelfde manier wordt beleefd. Als de aard van zulke
uitingen aangeboren is, zouden gezichtsuitdrukkingen zich kunnen manifesteren zonder dat
er een emotionele beleving aan gekoppeld is. Non-verbale uitingen zouden bij jonge baby’s
dus emotieloos kunnen zijn, net zoals je knie in een reflex naar voren schiet als een arts erop
slaat. De meeste ontwikkeling onderzoekers denken dat het anders werkt: volgens hen
vertegenwoordigen de non-verbale uitingen van baby’s wel degelijk emotionele ervaringen.
Ontwikkelingspsycholoog Carrol Izard bijvoorbeeld, suggereert met zijn differentiële
emotietheorie dat emotionele uitingen niet alleen emotionele ervaringen weerspiegelen,
maar ook de emoties zelf helpen reguleren. Boos kijken geeft niet alleen uitdrukking aan de
emotie boosheid, maar boos kijken helpt ook met deze boosheid te leren omgaan. Kinderen
worden steeds beter in het beheersen van hun non-verbale gedragsuitingen. Behalve dat ze
steeds meer verschillende emoties kunnen uitdrukken, worden de emoties die ze vanbinnen
voelen volgens Izard ook steeds gedifferentieerder. Baby’s lijken dus inderdaad emoties te
voelen, hoewel hun uitingsrepertoire bij de geboorte vrij beperkt is. Als ze ouder worden,
uiten en voelen kinderen een steeds breder scala van steeds complexere emoties. Het
gevoelsleven van baby’s kan zich ontwikkelen doordat hun hersenen steeds complexer
worden. Aanvankelijk ontstaat differentiatie in emoties wanneer de hersencortex de eerste
drie levensmaanden in werking treedt. Rond de negen of tien maanden beginnen de
structuren die het limbisch systeem vormen (de plek waar emotionele reacties plaatsvinden)
te groeien. Het limbisch systeem werkt samen met de voorhoofdskwabben (frontale
kwabben), die het ontstaan van steeds meer soorten emoties mogelijk maken.
In de tweede helft van het eerste levensjaar ontwikkelen baby’s vaak vreemdenangst en
scheidingsangst:
- Vreemdenangst = is de voorzichtigheid en terughoudendheid die baby’s aan de dag
leggen als ze onbekenden ontmoeten. Een oorzaak van vreemdenangst is gelegen in de
toegenomen cognitieve vermogens van baby’s, waardoor ze de mensen die ze kennen
kunnen scheiden van de mensen die ze niet kennen. Bovendien beginnen baby;s tussen
6-9 maanden pogingen te doen om hun wereld te begrijpen. Als er iets gebeurd wat ze
niet kunnen verklaren, zoals de verschijning van een onbekende, ervaren ze angst.
Sommige baby’s, vooral baby’s die veel ervaring hebben met vreemden, zijn minder
angstig dan baby’s die nog niet veel vreemden hebben ontmoet. Over het algemeen zijn
baby’s minder bang voor vrouwen dan voor mannen.
- Scheidingsangst: is de angst die bij kinderen wordt opgeroepen door de afwezigheid van
hun vaste verzorger. Het is een universeel verschijnsel en begint meestal rond zeven of
acht maanden met een hoogtepunt op 14 maanden en neemt daarna af. Scheidingsangst
heeft grotendeels dezelfde oorzaken als vreemdenangst. Door hun groeiende cognitieve
vaardigheden zijn kinderen in staat om vragen te stellen zonder dat het antwoord direct
voor de hand ligt. ‘’ en vreemdenangst zijn de belangrijkste tekenen van sociale
vooruitgang, ze geven blijk van cognitieve ontwikkeling als van de groeiende emotionele
, en sociale banden tussen kinderen en hun verzorgers. (zoeken naar informatie bij ouders
om situatie kunnen begrijpen)
De eerste glimlachjes lijken relatie willekeurig omdat baby’s in eerste instantie glimlachen
tegen alles wat ze amusant vinden. Maar als ze ouder worden, worden ze selectiever met
het uitdelen van glimlachjes. De glimlach van een baby in reactie op een andere persoon en
niet op een niet-menselijke stimulus wordt gezien als een sociale glimlach
Pasgeboren baby’s imiteren gezichtsuitdrukkingen van volwassenen. Tegen de tijd dat ze vier
maanden oud zijn, begrijpen ze de emoties achter de gezichtsuitdrukkingen en de vocale
uitingen van anderen wellicht al.
- social referencing = het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van
anderen om onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen. Social
referencing wordt gebruikt om de betekenis van een situatie helder te krijgen door onze
onzekerheid over wat er gebeurt is te verkleinen. (voelen wat anderen voelen).
Manifesteert zich vaak rond de leeftijd van 8/9 maanden. Vrij complexe sociale
vaardigheid. Baby’s maken vooral gebruik van gezichtsuitdrukkingen van anderen.
- Zelfbesef = het bewustzijn dat men los van de rest van de wereld bestaat. Dit begint te
groeien rond de leeftijd van twaalf maanden. Rond 17-24 maanden een besef van eigen
capaciteiten.
- theory of mind = het vermogen om zich een beeld te vormen van het perspectief van
een ander en indirect ook van zichzelf. Dankzij de cognitieve groei in de babytijd zijn
oudere baby’s bijvoorbeeld in staat om mensen op heel andere manieren te zien dan
objecten. Bovendien zijn baby’s steeds beter n staat intentionaliteit en causaliteit te
begrijpen ze beginnen te beseffen dat het gedrag van anderen een bepaalde betekenis
heeft en dat het gedrag dat ze bij andere mensen zien bedoeld is om specifieke doelen te
bereiken. Rond een jaar of twee beginnen kinderen de eerste sporen van empathie te
vertonen.
Emoties uiten:
De basisemoties (boos, bedroefd, bang, blij) zijn bij jonge baby’s al zichtbaar. De máte van de
expressie en de frequentie van getoonde emoties hang af van het temperament (iemands in
aanleg gegeven reactiewijze).
Emoties beleven:
Uiten baby’s deze emoties alleen of beléven ze die emoties ook daadwerkelijk?
→ Dat laatste is het geval zegt de differentiële emotietheorie (Caroll Izard):
• Uitingen van emoties weerspiegelen emotionele ervaringen.
• Het tonen van (steeds complexere) emoties helpt bij het leren omgaan met
emoties, zoals boosheid.
• Vreemdenangst en scheidingsangst
• Glimlachen
o Eerste weken willekeurig, daarna gaandeweg selectiever
o ‘Sociale glimlach’ wordt eveneens selectiever
o Neemt af als volwassene niet reageert
,Emoties begrijpen:
→ Imiteren van uitdrukkingen van ouders is de opmaat naar emoties begrijpen (non-verbale
decodering).
→ De baby kan gezichtsuitdrukkingen en vocale uitingen van ouders mogelijk al na 4
maanden begrijpen.
→ Emoties tonen en emoties interpreteren helpt baby’s bij:
• het ervaren van eigen emoties én;
• Het begrijpen van (onduidelijke) sociale situaties.
→ Social referencing: zoeken bij ouders naar informatie om situatie te kunnen duiden.
• Toegepast bij onduidelijke/dubbelzinnige gebeurtenissen
Social referencing: voelen wat anderen voelen
De 23 maanden oude Stefanie kijkt toe terwijl haar oudere broer Nathan en zijn vriend
Etienne luidkeels ruzie met elkaar maken en beginnen te stoeien. Omdat ze niet precies
begrijpt wat er gebeurt, werpt Stefanie een blik in de richting van haar moeder. Die
glimlacht, omdat ze weet dat Nathan en Etienne het niet menen. Als Stefanie de reactie van
haar moeder ziet, glimlacht ze ook: ze imiteert haar moeders gezichtsuitdrukking.
Net als Stefanie bevinden we ons allemaal wel eens in een situatie waarin we ons onzeker
voelen. Op zulke momenten kijken we vaak naar anderen om te zien hoe die reageren. Dit
afgaan op anderen, wat ook wel social referencing wordt genoemd, helpt ons bepalen wat
een geschikte reactie zou zijn.
Social referencing is het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen
om duidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen. Social referencing
wordt gebruikt om de betekenis van een situatie helder te krijgen door onze onzekerheid
over wat er gebeurt te verkleinen. Social referencing manifesteert zich meestal rond de
leeftijd van acht of negen maanden. Het is een vrij complexe sociale vaardigheid: kinderen
moeten er niet alleen de betekenis van het gedrag van anderen voor begrijpen, zoals hun
gezichtsuitdrukking, ze moeten ook beseffen dat het gedrag van anderen bepaalde betekenis
heeft in specifieke omstandigheden.
Bij social referencing maken baby’s vooral gebruik van gezichtsuitdrukkingen van anderen,
zoals Stefanie deed toen ze zag dat haar moeder glimlachte. Dat wordt geïllustreerd door
een onderzoek waarin kinderen een bijzonder speeltje kregen om mee te spelen. Hoelang ze
ermee speelden, was afhankelijk van de gezichtsuitdrukking van hun moeder. Wanneer hun
moeder een gezicht trok dat walging uitdrukte, speelden ze er veel korter mee dan wanneer
hun moeder tevreden keek. Als de kinderen later nog eens de gelegenheid kregen om met
hetzelfde speeltje te spelen, bleek bovendien dat het eerdere gedrag van hun moeder
blijvende consequenties had, hoewel zij dit keer een neutraal gezicht trok.
Theory of mind: hoe baby’s het mentale leven van anderen en van zichzelf zien
Wat denken baby’s over denken? Volgens ontwikkelingspsycholoog John Flavell beginnen ze
als vrij vroeg bepaalde dingen over de mentale processen van zichzelf en anderen te
begrijpen. Flavell heeft onderzoek gedaan naar de theory of mind van kinderen: het
vermogen om zich een beeld te vormen van het perspectief van een ander of indirect ook
van zichzelf. Dankzij de cognitieve groei in de babytijd zijn oudere baby’s bijvoorbeeld in
staat om mensen op heel andere manieren te zien dan objecten. De achttien maanden oude
, Chris is bijvoorbeeld gaan beseffen dat hij zijn vader kan vragen om een boterham, iets wat
hij niet kan vragen aan zijn knuffelkonijn Flap. Bovendien zijn baby’s steeds beter in staat om
intentionaliteit en causaliteit te begrijpen. Ze beginnen te beseffen dat het gedrag van
anderen een bepaalde betekenis heeft en dat het gedrag dat ze bij andere mensen zien
bedoeld is om specifieke doelen te bereiken. Een kind komt bijvoorbeeld tot het inzicht dat
zijn vader een specifiek doel heeft als hij in de keuken boterhammen staat te smeren.
Als ze een jaar of twee zijn, beginnen kinderen de eerste sporen van empathie te vertonen.
Empathie: is een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een andere
persoon. Op tweejarige leeftijd begint het voor te komen dat kinderen anderen troosten of
bezorgd over ze zijn. Om dat te kunnen, moeten ze zich bewust zijn van de emotionele
gesteldheid van anderen.
In hun tweede levensjaar beginnen kinderen bovendien met misleiding, zowel in de vorm
van fantasiespelletjes als van onverbloemde pogingen om anderen om de tuin te leiden. Een
kind dat ‘doet alsof’ en onwaarheden zegt, moet zich ervan bewust zijn dat anderen
bepaalde opvattingen hebben ver de wereld (opvattingen die dus kunnen worden
gemanipuleerd). Aan het einde van de babytijd hebben kinderen dus een ruwe vorm van hun
persoonlijke theory of mind ontwikkeld. Dat helpt hen het gedrag van anderen te begrijpen
en heeft invloed op hun eigen gedrag.
Weet welke belangrijke theorieën er over hechting bestaan: ontwikkeling van hechting,
vormen/kwaliteit van hechting, de rol van opvoeders en het belang van hechting;
Onder gehechtheid verstaan we de duurzame emotionele band tussen twee individuen. In
de gehechtheidstheorie staat de allereerste gehechtheidsrelatie centraal: de band tussen
het jonge kind en zijn verzorger. Men heeft lange tijd gedacht dat de voeding een ventrale
rol speelde in het ontstaan van moeder-kindrelatie. Het voeden is immers een essentiële
zorgtaak van de ouder en een levensvoorwaarde voor groei en ontwikkeling van het kind.
Aangenomen werd dat degene die het kind voedt, zozeer met positieve ervaringen
geassocieerd wordt, dat er automatisch een hechte band tussen voedster en zuigeling
ontstaat. Maar het uitgangspunt dat de moeder als eerste gehechtheidsfiguur wordt
verkozen vanwege haar rol als voedster, is mede naar aanleiding van de benoemde
experimenten van Harlow sterk bekritiseerd (zie volgende leerdoel).
Bij een kind is sprake van een toenemend begrip van intentionaliteit (bedoeling) en
causaliteit (oorzaak). Empathie tonen wordt mogelijk (door ToM) vanaf ongeveer 2 jaar,
evenals het om de tuin leiden van anderen (doen alsof, onwaarheden).
Kent de opzet en resultaten van bekende experimentele onderzoeken (Bowlby, Harlow,
Spitz, Ainsworth) met betrekking tot hechting;
Harlow
Resusappjes werden door Harlow onmiddellijk na hun geboorte van de moeder gescheiden
en in een ruimte gezet waar zich twee surrogaatmoeders bevonden. De ene nepmoeder
bestond uit een ijzerdraadgeraamte met daarin een voedingssysteem. Het andere exemplaar
was op dezelfde wijze geconstrueerd, maar verschafte geen voedsel. Het bood daarentegen
een aangenaam contact door de zachte badstofkleding van het omhulsel. De jonge aapjes
bleken zich het grootste deel van de tijd aan de badstofmoeder vast te klampen; het contact