Medische kennis week 1 - periode 2
Zenuwstelsel
Inleiding zenuwstelsel & anatomie hersenen
Evolutie van het brein
In onze hersenen zit een reptielenbrein, brengt ons voordelen:
• Klassieke conditioneren
• Vitale functies
• Geen aansturing vrije wil
• (gevoeligheid voor) Verslavingen
Het zoogdierenbrein kan al veel meer:
• Operante conditionering
• Limbisch systeem (emoties)
• Lichaamstaal, sociaal gedrag
• Korte termijn denken
Het menselijke brein:
• Intelligent denken
• Communicatie via taal
• Aanpassen aan omgeving
• Reptielenbrein en zoogdierenbrein krachtiger
Dit brein is veel groter, omdat neocortex is uitgegroeid plek waar het
intelligente/strategische denken ontwikkeld is.
Centrale zenuwstelsel (hersenen/ruggenmerg)
Perifere zenuwstelsel (alle andere zenuwen)
Anatomie hersenen
Frontale kwab → mentale functies (plannen,
organiseren)
Pariëtale kwab → integratie (samenvoegen) info
zintuigen
Temporale kwab → gehoor, verbale geheugen,
taal
Occipitale kwab → visuele info
Cerebellum → coördinatie beweging
Cerebrum: grote hersenen bestaat uit 2 hemisferen (helften),
de linker en de rechter. Deze zijn verbonden door middel van
commissuren (bruggen), de grootste is corpus callosum. Groeven
verdelen schors in 4 lobussen (kwabben).
Door het corpus callosum lopen veel zenuwen heen (neuronen)
Cerebellum: kleine hersenen
De hersenstam is voor de vitale functies (reptielenbrein)
,De linker hersenhelft = logisch nadenken, taal en grammatica, geheugen, wetenschap
De rechter hersenhelft = creativiteit, gevoelens, verbeelding, ritme, keuzes maken
Deze hersenhelften werken samen.
Aan de buitenkant van de hersenen (de neocortex) ligt een laagje grijze stof. Dit
zijn de lichamen van de neuronen. De uitlopers van de neuronen vormen de
witte stof dit heeft te maken met de vetachtige stof hieromheen (myeline).
Grijze stof: schakelcentra, hier gebeurt ‘het’
Witte stof: verbindingen tussen de schakelcentra
Hersengebieden
Hersenstam (reptielenbrein) gaat vrij snel over in de middenhersenen
en tussenhersenen. Hier liggen een aantal structuren:
• Pedunculi cerebellaire → structuren waarmee cerebellum
vastzit
• Thalamus → filterstation van de zintuigen
• Pons → motorische coördinatie (met cerebellum)
• Medulla oblongata (verlengde merg)
Ook is de hersenstam erg belangrijk voor de vitale functies
Basale kernen (basala ganglia): zijn betrokken bij het controleren
van bewegingen, maar ook bij gedrag, motivatie en beloningen
Limbisch systeem (zoogdierenbrein): doet de emoties
• Zorgt voor emotionele toestand
• Zorgt voor lichamelijke reacties bij emoties
• Centrale rol in het geheugen
Hippocampus → geheugen
Bulbus olfactorius → geur
Amygdala → emoties
, Indeling zenuwstelsel
Je kan naar het zenuwstelsel kijken via de anatomie en de fysiologie
Anatomie → bouw en ligging van het zenuwstelsel
Het zenuwstel wordt onderscheden in het centrale zenuwstelsel (CZS) en het perifere
zenuwstelsel (PZS)
Centrale zenuwstelsel: het deel van het zenuwstelsel dat binnen het benige omhulsel van de
schedel en de wervelkolom ligt de hersenen & ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel: alle verbindingswegen tussen CZS en de rest van het lichaam
Fysiologie → de werking van het zenuwstelsel
De werking wordt onderscheden in een vegetatief ZS en een animaal ZS.
Vegetatieve deel: reguleert dingen die buiten onze wil om proberen (autonoom) stuurt
gladde spieren, organen en klieren aan. Kun je nog verder opsplitsen in 2 delen
1. Parasympatisch zenuwstelsel: actief wanneer je in rust bent
2. Sympathisch zenuwstelsel: actief wanneer je actief bent
Animale deel: bewust te sturen, communicatie en gedrag stuurt dwarsgestreepte spieren
aan (skeletspieren)
Het sympathische zenuwstelsel en het parasympatische zenuwstelsel werken zoals gezegd
tegengesteld aan elkaar; ze hebben een antagonistische werking. Toenemende activiteit van
het ene systeem gaat gepaard met verminderde activiteit van het andere en omgekeerd
de vijf vegetatieve stelsel zijn; circulatiestelsel, spijsverteringstelsel, urinewegstelsel,
ademhaling stelsel en de huis.
, Anatomie van het neuron & impulsgedrag
Een neuron bestaat uit:
• Cellichaam → bevat mitochondriën, ER etc. Bevat ook een celkern.
• Dendrieten → uitlopers, informatie naar cellichaam toe
• Axon → 1 lange uitloper, informatie van cellichaam af
2 typen zenuwcellen
Neuronen → essentieel voor communicatie tussen cellen. Er zijn 3 typen:
Type neuron Richting Plaats
Sensibele neuron Afferent In verbinding met zintuigcel
Interneuronen Beide Schakelcellen in CZS
Motorisch neuronen Efferent In verbinding met
spieren/klieren
Afferent = naar de hersenen (CZS) toe
Efferent = van de hersenen (CZS) naar beweging
Neuroglia (steuncellen) → essentieel voor werking en
instandhouding van neuronen. Er zijn 3 typen:
Gliacellen Functie
Astrocyten Voorzien neuronen van voedingsstoffen
Oligodentrocyten Uitloper vormt myelineschede
Microgliocyten Ruimen beschadigd weefsel op
Zo’n signaal door een neuron is een elektrische prikkel
(prikkelgeleiding). Van neuron op neuron is een chemisch
signaal (prikkeloverdracht).
Prikkelgeleiding
Wat heb je nodig?
• Zenuwcel
• Potentiaal verschil
• Ionen (natrium, kalium, chloride)
• Prikkel
Aan de buitenkant van het axon zitten natrium-ionen. In het axon zitten kalium-ionen.
Buiten de cel is het meer positief dan binnen de cel, komt omdat er binnen het axon ook
eiwitten zitten (negatief geladen). Het verschil is -70mV.
Als er een prikkel voorbij komt, gaat natrium de cel in (Na influx). Het potentiaal -70mV
verandert dan naar +30mV (actiepotentiaal) er vindt dan een depolarisatie plaats. Omdat
het binnen de cel positief geladen wordt, verplaatst de prikkel zich.
Daarna moet de cel zich herstellen (repolarisatie), vindt Na efflux plaats, en schiet wat door
naar -90mV (refractaire periode). Er is dan even geen prikkel.