Leerdoelen AFPF
Les 1, week 1 (1-09-2020):
1. Een beschrijving geven van de complexiteitsniveaus van structuren in het lichaam
• Cellen; zijn de kleinste onafhankelijke eenheden van de levende materie.
• Weefsel; zijn cellen die overeenkomen in het menselijk lichaam die dezelfde functies
hebben.
• Organen; bestaan uit verschillende soorten weefsels en zijn geëvolueerd om een
specifieke functie uit te oefenen.
• Organenstelsels/systemen; bestaan uit een aantal organen en weefsels die samen
bijdragen aan één of meerdere functies van het lichaam.
2. Een definitie geven van de begrippen ‘milieu intérieur’ en ‘homeostase’
Milieu intérieur; Het milieu intérieur is het vocht dat de lichaamscellen omspoelt. Men
noemt dit de interstitiële of weefselvloeistof.
Homeostase; De samenstelling van het milieu intérieur wordt nauwkeurig gereguleerd.
Hierdoor ontstaat een relatief stabiele toestand die homeostase wordt genoemd. Letterlijk
betekent homeostase "zonder verandering" .
3. Negatieve en positieve feedbackmechanismen met elkaar vergelijken
Negatieve feedbackmechanismen; In systemen die door negatieve feedback worden
gereguleerd zorgt het signaal naar de effector voor afname of negatie van het effect van
oorspronkelijke stimulus, om de homeostase te handhaven. Positieve
feedbackmechanismen; Van deze 'versterkende' of 'cascade' mechanismen bestaan er maar
een paar in het lichaam. Hierbij doet de stimulus de respons progressief toenemen zodat,
zolang de stimulus aanhoudt, de respons progressief wordt versterkt.
4. De functies van de transportsystemen in het lichaam beschrijven
Transportsystemen; (bloed, bloedsomloop en lymfoïde systeem) zorgen ervoor dat alle
cellen in verbinding staan met zowel het milieu intérieur als exterieur.
Bloed; Via een netwerk van bloedvaten transporteert het bloed stoffen door het hele
lichaam.
Bloedsomloop; Deze bestaat uit een netwerk van bloedvaten en het hart. Hier vindt de
uitwisseling van stoffen plaats tussen het bloed en de weefsels.
Lymfoïde systeem; Het lymfoïde systeem bestaat uit een aantal lymfevaten die beginnen als
blind eindigende buisjes in ruimten tussen de capillairen (haarvaatjes) en de weefselcellen.
Lymfe is weefselvloeistof dat ook materiaal bevat dat is afgevoerd van weefselruimte, zoals
plasma-eiwitten en soms ook bacteriën en celafval. De lymfe wordt via de lymfevaten
teruggevoerd naar bloedomloop.
,5. De functies van het zenuwstelsel en het endocriene stelsel van interne communicatie
samenvatten.
Het zenuwstelsel is een snelwerkend communicatiesysteem en bestaat uit een centraal en
perifeer zenuwstelsel.
• Centrale zenuwstelsel: de hersenen, gelegen in de schedelholte, het ruggenmerg,
lopend van de schedelbasis tot in de lumbale streek, dit wordt beschermd door de
beenderen van de ruggengraat (wervels).
• Perifere zenuwstelsel: Sensorische of afferente zenuwen, die signalen van het
lichaam naar de hersenen sturen. Motorische of efferente zenuwen, die signalen van
de hersenen naar de effectororganen sturen, zoals spieren en klieren.
Gevoelszintuigen detecteren 4 prikkels: pijn, tast, warmte en koude. Deze bestaan uit
gespecialiseerde sensorische receptoren op de uiteinden van zenuwvezels in de huid.
Proprioceptoren, bevinden zich in de spieren en gewrichten, en reageren op
houdingsverandering, oriëntatie van het lichaam en zorgen voor het evenwicht.
Andere receptoren worden geactiveerd door prikkels van interne organen en reguleren de
vitale functies. Dergelijke receptoren zenden na stimulatie impulsen via sensorische
zenuwvezels naar de hersenen.
Zenuwen communiceren met elkaar door de chemische stof neurotransmitter, die ze
afscheiden in de smalle ruimten tussen twee zenuwcellen. De neurotransmitter steekt die
ruimte (gap) snel over naar de nabijgelegen cel en stimuleert of remt deze.
Sensorische zenuwen sturen signalen van het lichaam naar bepaalde hersendelen waar de
binnenkomende informatie wordt geanalyseerd en verzameld, De hersenen reageren door
signalen langs de motorisch zenuwen naar de juiste effectororganen te sturen.
Reflexen zijn snelle, buiten de wil om verlopende en meestal beschermende
motorischeantwoorden op specifieke stimuli.
Het endocriene stelsel bestaat uit een stelsel van afzonderlijke klieren die verspreid door het
lichaam liggen en scheiden chemische stoffen en hormonen af in het bloed. Hormonen
stimuleren specifieke doelorganen die betrokken zijn bij metabolische processen en andere
cellulaire activiteiten, groei en rijping van het lichaam.
6. In hoofdlijnen beschrijven hoe het lichaam stoffen absorbeert:
• Gassen: Het lichaam neemt O2 op, scheidt CO2 uit (via de ademhaling)
• Water & Zout: Het lichaam neemt dit op via de darm, scheidt dit uit via nieren en
huid.
• Energie: Het lichaam neemt dit op via de darm (voeding), scheidt dit uit via warmte,
beweging, groei.
• Bouwstoffen: Het lichaam neemt dit op via de darm (voeding), scheidt dit uit via
lever, nieren en feces)
7. De afvalstoffen noemen die door het lichaam worden verwijderd:
, • Bij uitademing: koolstofdioxide (afvalproduct van celmetabolisme)
• Urine: water en afvalproducten merendeels van eiwitten zoals ureum.
• Feces door de spijsvertering: onverteerbare voedselresten, gal uit de lever die de
afvalproducten bevat van de afgebroken rode bloedcellen, en een groot aantal
microben.
8. Activiteiten benoemen die een individu onderneemt ter overleving en ter bescherming:
Huid: vormt een barrière tegen invasie door microben, chemicaliën en uitdroging. Waarbij
de dermis het centrale zenuwstelsel voortdurend voorziet van sensorische input van uit de
lichaamsoppervlakken en speelt een belangrijke rol bij handhaving lichaamstemperatuur.
De epidermis vormt de barrière tussen het vochtige milieu interieur en de droge atmosfeer
van de buitenwereld.
Weerstand:
Aspecifieke verdedigingsmechanismen: Deze zijn effectief tegen alle soorten indringers.
• Bescherming van de huid (zie hier boven)
• Slijm (mucus), dat microben en ander vreemd materiaal vasthoudt aan zijn kleverig
oppervlak. Sommige vloeistoffen bevatten antimicrobiële stoffen (denk aan maagsap,
het zoutzuur) Indien er toch indringers binnenkomen kan er een aspecifiek proces
optreden, een ontstekingsreactie.
Specifieke verdedigingsmechanismen:
• Het lichaam reageert op elke lichaamsvreemde stof die binnendringt met een
specifiek (immuun) respons, die vreemde stoffen worden antigenen genoemd.
(Voorbeelden: bacteriën en andere microben, kankerellen of cellen van
getransplanteerd weefsel, stuifmeel van bloemen en planten).
• Een allergische reactie is een abnormaal heftige immuunrespons tegen een antigen
dat gewoonlijk niet echt gevaarlijk is voor het lichaam. Bewegen is essentieel voor
veel lichaamsactiviteiten zoals voedsel verkrijgen, letsel voorkomen en voor de
voortplanting.Behoud van de soort is van essentieel belang om uitsterven te
voorkomen. Hiervoor is het nodig om de erfelijke eigenschappen door middel van
voortplanting aan een nieuwe generatie door te geven.
Survival of the fittest: Individuen met de meest gunstige genetische kaart hebben de beste
overlevingskansen en de beste kansen om zich voort te planten en hun genen door te geven.
9. Een opsomming geven van mechanismen die vaak tot ziekte leiden:
• Ontsteking