Karel ende Elegast
Samenvatting:
'Vraie historie ende al waer / Mach ic u tellen; hoorter naer!' (Ik kan u een betrouwbaar en volstrekt
waar verhaal vertellen, Luister ernaar! - vert. Hubert Slings).
Zo begint het verhaal van het nachtelijk avontuur van Karel de Grote.
Als Karel de Grote op zijn slot verblijft te Ingelheim aan de Rijn, waar hij de volgende dag een hofdag
zal houden, verschijnt er tijdens zijn slaap een engel. Deze geeft hem namens God de opdracht om te
gaan stelen. Karel negeert de oproep, maar de engel verschijnt voor de tweede keer. Nu schrikt hij:
dat moet een streek van de duivel zijn! Voor de derde keer spoort de engel hem aan, en nu zeer
nadrukkelijk, om Gods bevel op te volgen, anders kost het hem zijn leven. Nu is het voor Karel
duidelijk: dit is een boodschap van God! Hij besluit te doen wat hem is opgedragen. Terwijl hij zich
gereed maakt, vraagt hij zich af waarom hij, de rijkste en machtigste man ter wereld, keizer van een
immens rijk, uit stelen moet gaan. Als hij naar buiten gaat, merkt hij tot zijn verbazing dat alle deuren
open staan en dat alle wachters in diepe slaap liggen.
Onopgemerkt verlaat hij zijn kasteel. Onderweg op zijn paard gezeten, smeekt hij God om bijstand op
deze gevaarlijke tocht. In het maanlicht en onder een heldere sterrenhemel rijdt hij een woud
binnen. Hij overdenkt zijn eigen optreden tegen dieven: hij vervolgt ze waar hij maar kan. Nu voelt hij
wat het zeggen wil om altijd in doodsangst te moeten leven. Hij neemt zich voor om nooit meer een
dief om een kleinigheid te laten doden. Daarbij moet hij vooral aan Elegast denken, een van zijn
leenmannen, die hij voor een onbeduidend vergrijp samen met al diens vazallen van zijn leengoed
verjaagd heeft. Sindsdien moeten zij door roven en stelen zien te overleven. Elegast berooft echter
nooit arme mensen, maar uitsluitend rijken en geestelijken. Omdat Karel hem fervent najaagt, houdt
de groep zich schuil in de bossen. Karel vraagt God of hij Elegast deze nacht mag ontmoeten, opdat
die hem kan helpen. Kort daarna nadert er een in het zwart uitgeruste ridder. Karel ziet hem voor de
duivel aan en hij slaat een kruis. De zwarte wil de kostbare wapenrusting van de vreemdeling wel
buit maken. Ze passeren elkaar zonder groeten, maar dan wendt de zwarte ruiter zijn paard en
vraagt naar naam, afkomst en reisdoel van de ander. De koning weigert zich bekend te maken. Het
draait uit op een felle vechtpartij waar de stukken vanaf vliegen. Gelukkig slaat Karels tegenstander
zijn eigen zwaard in tweeën. Karel is een nobele ridder: hij vecht niet tegen een ongewapende vijand.
Hij belooft het leven van de zwarte te sparen als die zijn naam zegt. Die naam is: Elegast. De koning
begrijpt dat God zijn gebed heeft verhoord. Hij wil zijn werkelijke naam niet noemen en stelt zich
daarom voor als de dief Adelbrecht, die zonder onderscheid zowel arm als rijk overvalt en inbreekt in
kerken en kloosters.
Ze besluiten deze nacht samen op roof uit te gaan. Adelbrecht wil gaan inbreken in het kasteel van
de koning. Elegast verzet zich hiertegen: hij wil zijn rechtmatige heer geen schade toebrengen, ook al
heeft die hem onrechtvaardig gestraft. De koning is getroffen door dit blijk van trouw. Hij neemt zich
voor om, als hij weer veilig thuis is, te zorgen dat Elegast opnieuw een eervol leven kan leiden.
Elegast stelt voor om een inbraakpoging te doen bij Eggeric van Eggermonde, een andere leenman
van Karel, die getrouwd is met diens zuster. Volgens Elegast is Eggeric een verrader, die zelfs de
koning naar het leven staat als hij de kans krijgt, hoewel hij volop diens gunst geniet.
Karel/Adelbrecht vindt dit niet zo'n gek plan, zijn zuster zal hem dan in geval van nood wel willen
beschermen.
Op weg naar Eggerics burcht raapt Adelbrecht een ploegijzer op dat op het land is achtergebleven,
om het als inbrekersgereedschap te gebruiken. Bij de burcht aangekomen, vraagt Elegast aan zijn
maat hoe ze de klus het best kunnen klaren. Hij wil niet verantwoordelijk zijn voor een mislukking.
Adelbrecht beweert in het kasteel de weg niet te weten en wil dat Elegast naar binnen gaat. Elegast
pakt een breekijzer om een gat in de muur te maken en Adelbrecht zijn ploegmes. Als Elegast hem
met dat instrument ziet klungelen lacht hij hem uit. Dief Adelbrecht beweert zijn eigen breekijzer te
,zijn kwijtgeraakt tijdens een achtervolging. Als het gat groot genoeg is, kruipt Elegast er door.
Adelbrecht blijft buiten staan. Elegast heeft een takje kruid in zijn mond gestoken, waardoor hij
dieren kan verstaan. In de hof hoort hij de haan tegen de hond zeggen dat de koning buiten staat. Hij
schrikt vreselijk, holt terug en vertelt aan zijn maat wat hij zojuist gehoord heeft. Hij wil onmiddellijk
de benen nemen. Als Elegast de ongelovige Adelbrecht ook een takje in de mond steekt, hoort die
hetzelfde. Hij weet Elegast te bewegen om toch naar binnen te gaan. Als die zijn kruid terugvraagt, is
Adelbrecht het kwijt. Elegast heeft het ongemerkt uit zijn mond weggenomen en lacht hem uit: 'Ghi
en weet van stelen niet een haer!' De koning weet hoezeer Elegast gelijk heeft en bidt God opnieuw
om hem bij te staan. Door toepassing van toverkunsten verkrijgt Elegast onopgemerkt de
kostbaarheden die hij op het oog heeft.
Dief Adelbrecht wil meteen wegrijden, als zijn makker met de buit terugkeert. Die is echter nog niet
tevreden. Er ontstaat een woordenwisseling, maar uiteindelijk gaat Elegast terug om uit Eggerics
echtelijke slaapkamer diens kostbare zadel met roodgouden belletjes te stelen. Zodra hij het zadel
beetpakt, wordt Eggeric wakker van het gerinkel. Bij de ruzie die dan met zijn vrouw ontstaat, bekent
Eggeric dat hij de volgende dag een moordaanslag op de koning wil plegen. Zij protesteert hevig,
maar Eggeric slaat haar een bloedneus. De vrouw buigt haar hoofd over de rand van het bed en
Elegast vangt het bloed in zijn handschoen op als bewijs. Buiten gekomen brengt hij, geschokt,
verslag uit aan zijn maat en wil onmiddellijk teruggaan om Eggeric te doden. Om Elegast te
beproeven stelt Adelbrecht zich onverschillig op wat betreft de aanstaande moord op de koning. Uit
de woedende reactie van Elegast blijkt nogmaals diens trouw. De koning neemt zich nogmaals voor
het met Elegast goed te maken.
Dief Adelbrecht weerhoudt Elegast van onmiddellijke actie en stelt voor de koning te waarschuwen.
Elegast durft niet als boodschapper naar het hof. Die taak neemt Adelbrecht voor zijn rekening. De
buit kunnen ze morgen verdelen. Karel rijdt terug naar zijn kasteel, waar de toestand onveranderd is,
zodat hij ongemerkt zijn slaapvertrek bereikt. Hij heeft de reden van zijn vreemde opdracht
begrepen: God wilde zijn dood voorkomen en daarom moest hij het complot ontdekken. Hij vraagt
advies aan zijn geheime raad. Men besluit om Eggeric met zijn handlangers bij aankomst binnen de
muren te ontvangen en daar te overmeesteren. De koning zal gewapend en beschermd door een
kring van gewapende ridders klaarstaan om zich, zo nodig, te verdedigen. Ieder lid van Eggerics
gezelschap blijkt onder zijn mantel geharnast en gewapend te zijn. Eggeric verwerpt echter elke
beschuldiging. De koning laat dan Elegast uit het woud halen om te getuigen. Als deze de
handschoen met het bloed laat zien, is het bewijs van Eggerics schuld geleverd, maar die geeft niet
toe. Elegast daagt hem uit voor een tweekamp. Eggeric stelt zich hooghartig op: hij wil niet vechten
tegen een verbannen dief. Elegast werpt tegen dat ook hij hertog is en in elk geval geen moordenaar.
De koning zou hem liever meteen veroordelen. Eggeric kiest dan toch voor de strijd, mocht hij die
winnen, dan zal hij vrijuit gaan. Vóór aanvang van de strijd bidt Elegast en bekruist hij zijn wapens en
zijn paard. Eggeric laat dat na, hij komt woedend het strijdperk in. Na een urenlange, felle strijd weet
Elegast zijn tegenstander uit het zadel te lichten. Deze krijgt de kans opnieuw zijn paard te bestijgen.
De ongeduldig geworden koning bidt God om een beslissing. Onmiddellijk daarop klieft Elegast
Eggerics hoofd doormidden. De verliezer wordt het strijdperk rondgesleept en vervolgens
opgehangen. Elegast krijgt Eggerics vrouw tot echtgenote.
,Personages:
Karel de Grote : is de hoofdpersoon. Hij is een gelovig christen, trouw aan God. In de loop
van het verhaal maakt hij enige ontwikkeling door. Aanvankelijk komt hij naar voren als de
hooghartige heerser van een immens gebied en een hardvochtig leenheer, maar hij krijgt
steeds meer respect voor de trouw van Elegast en ziet in dat hij tegen zijn onderdanen veel
te hard is opgetreden. Elegast krijgt eerherstel. Karel is een edelmoedig ridder: hij doodt
geen hulpeloze tegenstander die zijn zwaard verspeeld heeft.
Elegast: is eveneens een nobel ridder: Eggeric mag opnieuw zijn paard bestijgen alvorens
verder te vechten. Hij is ook een gelovig christen en trouw aan zijn heer. Tegenover deze
eigenschappen, staat zijn leven als roofridder en zijn gemanipuleer met zwarte kunst. Zijn
misdaden komen voort uit noodzaak. Hij vecht voor Karels eer tegen de verrader. Zijn naam
kan zijn afgeleid van Alveghast wat heer der elven betekent. (bos geesten).
Eggeric: is de ongelovige, notoire slechterik, met wie het verkeerd moet aflopen.
Thema:
Relatie tussen de leenheer en de leenman:
Uitwerking: Middeleeuwers zullen al snel hebben begrepen dat het verhaal in hoofdzaak
draait om de relatie die bestaat tussen leenheer en leenman. De leenman Elegast is trouw
aan zijn leenheer Karel. Als tegenprestatie zou hij op diens bescherming moeten kunnen
rekenen. De ontrouw van Eggeric toont nog scherper de trouw van Elegast aan. Elegast
wordt voor zijn trouw beloond door zijn leenheer Karel. God gebruikt hem bovendien als
instrument om het doel te bereiken.
Christelijk geloof Wie trouw is aan God kan ook op hem vertrouwen:
Uitwerking: Op hoger niveau bestaat dezelfde relatie tussen Karel en God. Karel heeft zijn
rijk in leen van Hem. Omdat hij Gods trouwe leenman is, verkrijgt hij Diens bescherming en
voorkomt God een roemloos einde.
Motieven:
Heidense motieven: Het toveren is Heidens. Voorbeelden zijn mensen in slaap maken en
dieren verstaan door het gebruik van een toverkruid. Het laatste was waarschijnlijk een
bekend onderwerp. Daarop wijst een vijftiende-eeuws handschrift over middeleeuwse
kruidenleer.
Christelijke motieven: De Goddelijke opdracht aan Karel en de gebeden zijn Christelijk.
Symboliek was heel belangrijk. Het getal drie verwees naar de Goddelijke drie-eenheid; twee
was een kenmerk van de duivel. Daarom schrikt Karel hevig bij de tweede oproep, maar bij
de derde keer weet hij zeker dat de opdracht van God afkomstig is.
Als Karel de zwarte ridder tegenkomt, denkt hij opnieuw dat de duivel in het spel is. De
middeleeuwer was er heilig van overtuigd dat hij die in menselijke gedaante kon
tegenkomen. Hij kon hem herkennen aan een lichaamsgebrek, of, zoals hier, aan de zwarte
uitrusting. Door het slaan van een kruis kon hij dan Gods hulp aanroepen en de satan
verjagen.
Perspectief:
De IK-verteller is alwetend (auctoriaal) en spreekt regelmatig de lezers aan. Hij weet de lezers telkens
weer nieuwsgierig te maken door niet meer te verraden van wat komen gaat dan strikt nodig is voor
het begrijpen van de gang van het verhaal.
, Er is sprake van 'creatief vertelspel' (zie het artikel van H. Ve¬keman: 'De verhaaltechniek in Karel
ende Elegast', 'Spiegel der Letteren' 13, 1970-1971, nr. 1), waarbij de volgende technieken toegepast
worden:
De stille monoloog: de verteller laat ons weten wat Karel denkt.
De commentaarstechniek: verteller, lezer weten meer dan Karel.
De techniek van de dubbele lens: eerst ligt het perspectief bij de verteller, vervolgens zien we
hetzelfde gebeuren door de ogen van een personage.
De techniek van de vertraagde opname: door retardering wordt de spanning vastgehouden.
De epische versnelling.
Genre:
Middeleeuwse Roman. De roman speelt zich af in de Middeleeuwen.
Stroming:
De stroming is een voorhoofse roman. Het wordt ook wel een Frankisch ridderverhaal genoemd dat
gekenmerkt wordt door onder andere trouw van de leenman ten opzichte van de leenheer,
gevechten en brute kracht en een ondergeschikte positie van de vrouw.
Een andere categorie, die van de hoofse romans, is verdeeld in drie groepen: de Arthurromans, rond
de Brits-Keltische koning Arthur, de klassieke romans, verhalen over Alexander de Grote en de
historie van Troye, en ten slotte de oosterse romans, vertellingen die vooral ten gevolge van de
kruistochten tot onze streken zijn doorgedrongen.
Verband:
Andere verhalen uit die categorie zijn: Het Roelantslied en De vier Heemskinderen. Ook komt er veel
symboliek voor in Karel ende Elegast. Deze symboliek speelt ook een grote rol in Dit zijn de namen.
Achtergrondinformatie:
Karel ende Elegast is een Frankische ridderroman, een groep verhalen waarin keizer Karel de Grote
(768-814) de hoofdpersoon is. Andere verhalen uit die categorie zijn: Het Roelantslied en De vier
Heemskinderen. Op grond van de Germaanse invloed en de ruwe zeden worden zij ook wel
voorhoofse romans genoemd.
De belangrijkste gebeurtenissen in het verhaal zouden op historische feiten kunnen berusten.
Volgens enkele geschiedbronnen kon Karel de Grote tijdens zijn regering een opstand van de
Thüringers onderdrukken omdat hij bijtijds geïnformeerd werd. Het optreden van Eggeric zou kunnen
verwijzen naar Tassilo van Beieren, die, beschuldigd van hoogverraad, op Ingelheim door Karel
ontwapend en in een klooster opgesloten zou zijn. De naam zou terug kunnen gaan op Hardradus uit
Germanië.
Schrijver:
De auteur van de Middelnederlandse Karel ende Elegast is onbekend. Het verhaal is ten gevolge van
bewerking van een aantal auteurs uitgegroeid tot de tekst die wij nu kennen. Mogelijk heeft iemand
aanvankelijk een Karel-verhaal vertaald uit het Frans.
Mening:
Ik vond Karel ende Elegast een goede roman. De roman bevatte veel symboliek en dat sprak mij erg
aan. Het getal drie verwees naar de Goddelijke drie-eenheid; twee was een kenmerk van de duivel.
Daarom schrikt Karel hevig bij de tweede oproep, maar bij de derde keer weet hij zeker dat de
opdracht van God afkomstig is. Wel was het taalgebruik soms wat moeilijk, omdat het verouderd is.