Hoofdstuk 1 Cultuur van ordening en
planning
§1.1 Oorzaken van veranderingen in grond- en ruimtegebruik
Een land van ordening en planning
Cultuur is het geheel van kennen, kunnen, zeden en gewoonten van een samenleving en
omvat alle verschijnselen van die samenleving, alles wat er omgaat: geschiedenis en de
visie hierop, staatsinrichting en bestuursvorm, waarden en normen, economische structuur.
In RO is de cultuur van een land dan ook terug te zien.
Morele geografie
Het plan ruimte voor de rivier is een voorbeeld van de lange traditie van ingrijpen en veilig
houden van de rivier. Waar voorheen vooral traditionele oplossingen zoals dijkverhoging en
dijkverzwaring werden toegepast wordt nu voornamelijk gekeken naar binnendijkse als
buitendijkse maatregelen om het stijgende waterpeil van de afgelopen jaren tegen te gaan.
Veilig, bewoonbaar en vruchtbaar maken van het land heeft een lange geschiedenis. Het
landschap van plassen, eilanden en watergangen was door ontoegankelijkheid niet geschikt
voor het feodale stelsel.
Politieke geografie
De rode draad in politieke geografie is de wisselende verhouding tussen lokale en
bovenlokale autonomie en onderlinge concurrentie. Zo werd er in 1200 in Holland een
overeenkomst gesloten met voorheen autonomen polderbesturen, waterschappen en
stadsbesturen. Om zo waterbescherming aan te leggen in ruil voor privileges. Stadsbesturen
bestonden uit burgers uit de hogere burgerij die voornamelijk hun eigen belang door drukte.
Deze besturen leunde in hoge mate op een sociaal netwerk van particuliere en openbare
organen en instellingen vanuit het maatschappelijk middenveld. Karel V wilde het
waterbeheer in 1544 centraliseren maar dat leidde tot opstand. Het idee dat buitenstaanders
zonder kennis over de lokale situatie gezag zouden krijgen over polders maakte inwoners
furieus. Het bestuur was vrijwel zelfstandig maar moest voor bijvoorbeeld stadsuitbreiding of
droogmaking van een veenplas toestemming vragen aan de Staten-Generaal en de Raad
van State (1531 hield toezicht op grond en water). Stadsuitbreiding betekende verlegging
van stadsmuren en verdedigingswerken wat in gedrang kwam met de militaire macht van de
Staten-Generaal.
,§1.2 De grondvorm van ruimtelijke plannen en planning
Grondgebruik als voetafdruk van sociale praktijken
RO: de planmatige regeling van grond- en ruimtegebruik. RO als planmatige regeling grond-
en ruimtegebruik is altijd tijd- en plaatsgebonden afhankelijk aan de context. Je moet dus
tijdsgebonden kijken naar de keuzes van toen. Grond- en ruimtegebruik veranderen door
natuurlijke oorzaken, slijtage en veranderingen activiteiten. Zoals fysisch-geografische
(bodem, klimaat locatie), natuurrampen, veranderingen in ruimtelijk gedrag actoren, in eisen
aan locaties voor bepaalde activiteiten en behoefte aan ruimte. Aan voetafdrukken van
grond- en ruimtegebruik zijn sociale praktijken of dagelijkse activiteiten af te leiden.
Verandering in de aard, omvang en locatie van sociale praktijken vormen de hoofdmotor van
verandering in ruimtelijke gedragingen, ruimtebehoefte en vestigingsplaats eisen. Te denken
aan de komst van auto en hernieuwbare energie. Dit leidt tot herinrichting van de RO.
Structurele verandering op lange termijn, zoals uitbreiding, nieuwe vorm van mobiliteit
vormen belangrijkste veranderingen voor vestigingsplaats keuzes van productie- en
consumptie huishoudens. En aanleiding tot planning en regeling van toekomstig grond en
ruimtegebruik. Aan het eind van de technische levensduur (beco) moeten voorzieningen
vernieuwd worden. Voorzieningen kunnen in economische levensduur verminderen doordat
er alternatieven komen. Kantoorgebouwen waarvan de exploitatietermijn daalt door nieuwe
communicatietechnieken (thuiswerken) waardoor ze minder productief worden. Met sloop,
renovatie of hergebruik tot gevolg.
Waarden, normen en maatschappelijke omgeving
Grond- en ruimtegebruik en de veranderingen daarin weerspiegelen normen en waarden en
maatschappelijke omgeving. Deze omgeving is NL rechtsstaat met een sociale
markteconomie. De sociale markt economie staat voor een ondernemers economie waarin
burgers door sociale verzekeringen worden beschermd tegen negatieve effecten van dit
stelsel. Grond- en ruimtegebruik en de veranderingen daarin impliceren complexe
maatschappelijke waarden en normen. Als grondgebruik en de inrichting van de ruimte niet
meer voldoet aan de eisen kan men of aanpassen of verhuizen naar een nieuwe locatie. Als
accommodaties en locaties niet meer aan de eisen voldoen treedt degradatie en vervolgens
functieverlies op. Dit leidt tot sociale spanningen, economisch verval en improductiviteit.
Rond 1800 steden vervallen en veel armoede. Rond 1970 stadswijken uit 1880 en 1920
vervallen en verkrotting door verwaarlozing, grote depressie en WO I en II en in 1950 tot
1970 vooral focus op nieuwbouw en stadsuitbreiding.
,Patronen van ruimtegebruik
In RO staan veranderingen in patronen van ruimte- en grondgebruik op langere termijn
centraal: Er zijn twee soorten patronen:
1. ruimtelijk-functionele patronen van maatschappelijke activiteiten: verkeer en vervoer,
wonen, bedrijvigheid, recreatie , en
2. ruimtelijk-fysiek patronen van verplaatsbare objecten of accommodaties (inclusief de
ondergrondse infrastructuur) waarin de maatschappelijke activiteiten worden
uitgeoefend: vliegvelden, kantoorgebouwen, woningen, natuurlijke elementen zoals
de zee, rivieren, natuurgebieden.
Binnen de RO is er constante spanning tussen de snel veranderende ruimtelijke-functionele
en de traagheid van ruimtelijke beleidsmakers. Inrichting en gebruik van grond en ruimte, is
duur en kost veel geld. Daarom is men bezig om die lasten zo beperkt mogelijk te houden.
Door bijvoorbeeld efficiënt grondgebruik en recycling van bouwmateriaal en gebouwen.
Sociale activiteiten zijn de oorzaak van ruimtebehoefte. Structuur en dynamiek van deze
activiteiten bepalen de omvang van de ruimtelijk-fysieke patronen. Veranderingen in normen
en waarden en grijpbare oorzaken (bevolkingsgroei, economische krimp) veroorzaken
verandering in het gebruik van grond en ruimte. Een deel van de normen en waarden is
gekoppeld aan politieke besluitvorming. Hierdoor klinken bepaalde normen en waarden
harder door in bijvoorbeeld ontwerpbestemmingsplan dan normaal.
§1.3 Ruimtelijke ordening als institutie in de samenleving
Plan, planning, ordening en beleid
Plan, een kaart met toelichting en regels.
Planning, een activiteit een schema of lijst met handelingen en procedures tot systematische
voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van plannen. Plannen worden gaandeweg
gewijzigd door financiële mee- of tegenvallers.
Ordening, aanduiding binnen een organisatie van, de verdeling van de taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
Ruimtelijke ordening:
- de wijze waarop grond- en ruimtegebruik formeel volgens de wet wordt geregeld.
- de beleidsinhoud van plannen, de inrichting van steden, polders, dorpsuitbreidingen.
Voor 1940 werd overheidsplanning als een inbreuk op de vrijheid. Tijdens de wederopbouw
in 1945 vond men het een wijs beleid.
Het plan als organisatiekader
In de stadsontwikkeling heeft het stedenbouwkundige plan in de loop der tijd een complete
invulling gekregen.
Voor 1700, de standaard tekening van toekomstige indeling en grondgebruik
Na 1700, schetsten op hoofdlijnen, afzonderlijke otnwerpen voor o.a. vestingwerken,
industriezones, verkeersinfrastructuur en regels voor grondgebruik, schoonheids
aanwijzingen voor vormgeving en creëren van aangename OR deel uitmaken van stedelijke
uitbreidingsplannen.
1900-1950, wetenschappelijke analyse, vooraf berekenen van ruimte en grondgebruik,
regionalisering van stadsontwikkeling, landschapsplanning, bescherming van
natuurgebieden.
Na 2000, aandacht voor milieu (Co2 terugdringen, duurzaam ruimtegebruik.
Plannen bestaan altijd uit, 1. Probleemstelling, 2. Onderzoek, 3. Ontwerp, 4. Keuze en
besluitvorming, 5. Uitvoering.
, Een plan is eigenlijk een organisatiekader dat bestaat uit,
1. Logische indeling van het onderzoek en onderwerp
2. Afstemming van onderzoek en ontwerp
3. Uitvoering van het plan
Synoniemen plancyclus, besluitvormingsproces, beslissingsketen, planvormingsproces.
Bevoegd gezag of plan autoriteit
In NL is in tegenstelling tot GB en VS een vastgesteld plan bindend voor alle
belanghebbenden:
- grondeigenaren
- burgers
- de staat
Bij problemen in het plangebied spelen oorzaken, ruimtelijke schaal, ruimtelijke ordening als
inrichting van een gebied in relatie met sociale en economische vraagstukken een rol.
Grondbeleid
Het motto van de Derde Uitleg van Amsterdam in 1612 was Buyten coste van dese Stadt. In
de basis worden alle kosten die gemoeid zijn met het bouwen van bouwkavels door
verrekend in de prijs hiervan. Voor onteigening is een wettelijke grondslag vereist
(goedkeuring omgevingsplan, bestemmingsplan etc). Overheid en gemeenten voeren twee
typen grondbeleid:
1. Actief grondbeleid, gemeente voert alle fasen van grondexploitatie van een
bestemmingsplan zelf uit.
2. Passief of faciliterend grondbeleid: particulieren die de grond in bezit hebben en
hetzelfde doel nastreven als gemeentelijke overheid voeren het uit.
Na de kredietcrises is men tegen actief grondbeleid (ook verboden) omdat het in die tijd
leidde tot groot verlies. Op maatschappelijke grond een functioneel grondprijsbeleid, de prijs
wordt gemeten aan de functie en kwaliteit van de locatie. Met twee doelen, het verkrijgen
van collectieve en particuliere bestemmingen op aangewezen locaties en maximale
grondopbrengst. Voor publieke en voorzieningen (o.a. sociale huur) grond tegen kostprijs.
Voor collectieve en bijzondere particulieren voorzieningen functionele grondprijzen.
Kostenverhaal
Kosten gemaakt door derden als gevolg van de aanleg van het plangebied (infrastructuur)
zijn als een plangebied particulier wordt ontwikkeld voor de betrokken
projectontwikkelingsmaatschappij.
Externe kosten worden meestal uit lokaal of regionaal (infrastructuur)fonds betaald.
§1.4 Ruimtelijke ordening als institutie
Instituten zijn organisaties die met een bepaald doel zijn opgericht. Instituties zijn unieke
entiteiten die gekenmerkt worden door herkenbare waarden, normen en tradities en
opvattingen. Thorstein Veblen (1904) stelde een institutie is een uitgroeide gewoonte.
Veblen stelde dat inbreuken op discourse leiden tot onzekerheid bij medewerkers en leidt tot
een cultuurkloof. Als een cultuurkloof leidt tot negatieve verandering leidt dit, als
vernieuwingen niet de weerstand overwinnen, tot rigoureuze reorganisatie.
Stadsvernieuwing discoursen 1945-2020.