Hoofdstuk 1
Het burgerlijk procesrecht bevat de regels die gelden voor het burgerlijk proces: het
proces strekt ertoe om een verhouding tussen partijen door de rechter bindend te
doen vaststellen in een door de rechter te geven uitspraak (vonnis of beschikking).
Vaak zal zo’n uitspraak een veroordeling bevatten (men spreekt dan van een
condemnatoir vonnis of een condemnatoire beschikking). Voor het geval dat de
veroordeeld niet vrijwillig aan de rechterlijke uitspraak voldoet, stelt het recht een
aantal dwangmiddelen ter beschikking die gebruikt kunnen worden om het resultaat
waarop de rechterlijke uitspraak is gericht af te dwingen. Toepassing van de
dwangmiddelen noemt men executie of tenuitvoerlegging. De regels hieromtrent
vormen het civielrechtelijke executierecht. Ook deze regels worden tot het
burgerlijkprocesrecht gerekend.
De aard van zuiver declaratoir (waarbij een reeds bestaande rechtstoestand of
rechtsverhouding wordt geconstateerd en een verklaring van het recht wordt
uitgesproken) en constitutieve (waarbij een rechtstoestand of een rechtsverhouding
wordt geschapen, gewijzigd of opgeheven) rechtelijke uitspraken brengt met zich
mee, dat deze vonnissen niet vatbaar zijn voor tenuitvoerlegging met
dwangmiddelen, omdat bij deze uitspraken niet tot een bepaald handelen of nalaten
wordt veroordeeld: de rechtelijke uitspraak stelt slechts de rechtstoestand vast. Vele
uitspraken bevatten, naast declaratoire of constitutieve elementen, ook een
condemnatoir element dat wel voor executie vatbaar is, bijvoorbeeld een
veroordeling in de kosten van het geding.
Om tot executie over te gaan heeft men een executoriale titel nodig. Een voorbeeld
hiervan is een condemnatoir vonnis, maar ook krachtens andere executoriale titels,
zoals een in de vereiste vorm opgemaakte authentieke akte. Een voorbeeld daarvan
is een notariële akte waaruit blijkt dat iemand een bepaald bedrag aan zijn
wederpartij verschuldigd is.
Het civielrechtelijk executierecht is het objectieve recht dat zowel regelt welke
dwangmiddelen gebruikt kunnen worden ter verwezenlijking van een civielrechtelijke
aanspraak als welke regels bij de toepassing van die dwangmiddelen in acht
genomen moeten worden.
Een belangrijk kenmerk van de toepassing van de door het executierecht ter
beschikking gestelde dwangmiddelen is dat deze toepassing in beginsel alleen mag
geschieden met overheidshulp. Dit betekent tweeërlei:
- Degene die tenuitvoerlegging van een executoriale titel wenst, is niet
gerechtigd zelf de (voor de executie) ter beschikking gestelde dwangmiddelen
toe te passen: hij zal de hulp in moeten roepen van een gerechtsdeurwaarder;
deze is een door de overheid aangestelde openbare ambtenaar.
- Anderzijds is het niet zo dat degene die een executoriale titel verkregen heeft,
na verkrijging van die titel rustig kan gaan afwachten totdat van staatwege tot
tenuitvoerlegging wordt overgegaan; hij dient zelf het initiatief tot de executie
te nemen door een gerechtsdeurwaarder een daartoe strekkende opdracht e
geven.
1
,Het executierecht kent vele dwangmiddelen (ook wel executiemiddelen genoemd):
- Zo kan iemand, die veroordeeld is tot ontruiming van een onroerende zaak,
daartoe overeenkomstig art. 555 e.v. Rv gedwongen worden;
- Een ander dwangmiddel is de dwangsom (art. 611a e.v. Rv, een bij een
vonnis vastgestelde geldsom, die de veroordeelde verbeurt als hij niet aan de
hoofdveroordeling voldoet;
- Een derde voorbeeld van een dwangmiddel is een executoriaal beslag,
gevolgd door executoriale verkoop.
Het burgerlijk recht kent een gesloten stelsel van dwangmiddelen en middelen tot
bewaring van recht. Uitgangspunt daarbij is dat schuldeisers een gelijk recht van
verhaal hebben op het vermogen van de schuldenaar (art. 3:277 lid 1 BW).
Beslagrecht is het objectieve recht betreffende de in ons recht geregelde
beslagen, die kunnen worden onderverdeeld in executoriale en conservatoire
beslagen.
Beslaglegging is een handeling, waarbij een openbaar ambtenaar
vermogensbestanddelen aan de vrije beschikkingsmacht van de eigenaar of anderen
onttrekt. Het beslag heeft tot gevolg dat na de beslaglegging verrichte
rechtshandelingen (bijv. vervreemding van een goed) niet tegen de beslaglegger
kunnen worden ingeroepen. Op zichzelf zijn deze rechtshandelingen wel geldig,
maar de beslaglegger hoeft er zich niet aan te storen. Hij kan er zich op beroepen
dat deze rechtshandelingen niet gelden; de in beslag genomen goederen blijven
onder de greep van de beslaglegger die de executie, ondanks die rechtshandeling,
mag voortzetten.
Arrest Foward/Huber een beslag als het onderhavige (conservatoir beslag op
onroerende zaken) leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid van degene ten laste
van wie het beslag is gelegd, en staat dus ook niet in de weg aan overdracht van het
beslagen goed aan een derde, maar brengt wel mee dat een vervreemding of
bezwaring, tot stand gekomen na het beslag, ingevolge art. 505 lid 2 Rv niet tegen
de beslaglegger kan worden ingeroepen.
Een ander belangrijk gevolg van het leggen van beslag, is dat na de beslaglegging
verrichte handelingen, waardoor in beslag genomen goederen aan het beslag
onttrokken worden, strafbare feiten zijn (art. 198 Sr).
Beslag is dus een maatregel met een blokkerend effect, het beslagen goed dient
bewaard te blijven. Het uiteindelijke doel van het beslag is in vele gevallen dat de
beslaglegger, door executoriale verkoop van het beslagen goed, geld in handen
krijgt. Het (verhaals)beslag eindigt dan door die executoriale verkoop. Verder dient
de beslaglegging tot concretisering. Er wordt niet beslag gelegd op iemands
inboedel, maar op zijn kleurentelevisie, op zijn sportfiets met twaalf versnellingen,
enz. Anders zou de beslagene de breedbeeldtelevisie kunnen vervangen door een
portable zwart-wit exemplaar en wordt een van een opkoper gekochte roestige fiets
aangetroffen. Een ander woord voor beslag is arrest. Het leggen van beslag wordt
door de deurwaarder schriftelijk vastgelegd in een beslagexploot of proces-verbaal
van beslag, waaruit men kan afleiden op welke vermogensbestanddelen het beslag
is gelegd.
2
, Een executoriaal beslag is een beslag dat gelegd wordt krachtens een executoriale
titel (zoals een rechtelijk vonnis, inhoudende een veroordeling tot betaling van een
geldsom); een executoriaal beslag is derhalve een middel om iemands recht, dat
reeds in een executoriale titel vastligt, te verwezenlijken (bijv. door executoriale
verkoop van de beslagen goederen van de schuldenaar, waarna de koopprijs wordt
aangewend om de vordering van de schuldeiser te voldoen).
Een schuldeiser die (nog) niet in het bezit is van een executoriale titel kan
conservatoir beslag leggen. Dit is een bewarende maatregel, die in de regel slechts
gelegd mag worden indien daartoe verlof verkregen is van de voorzieningenrechter
(art. 700 lid 1 Rv). Conservatoire beslagen worden in de eerste plaats gelegd om de
blokkerende werking. Deze blokkerende werking dient bij de conservatoire beslagen
ertoe te voorkomen dat de beslagen goederen worden weggemaakt of in waarde
doen verminderd voordat er een executoriale titel is. Nadat een executoriale titel
verkregen is, zal een conservatoir beslag veelal overgaan in een executoriaal beslag.
Tot het executie- en beslagrecht hoort ook het faillissementsrecht. Men kan het
faillissement zien als een beslag op nagenoeg het gehele vermogen van de failliet
ten behoeve van al zijn schuldeisers gezamenlijk, dat uiteindelijk ten doel heeft om
de opbrengst van de vermogensbestanddelen van de failliet te verdelen over de
gezamenlijke schuldeisers. Dit betekent dat er in beginsel geen plaats meer is voor
executiemaatregelen van afzonderlijke schuldeisers en dat, uitzonderingen
daargelaten, door hen gelegde beslagen op vermogensbestanddelen van de failliet
als gevolg van het faillissement vervallen.
Het faillissement kan enerzijds worden gezien als een conservatoir beslag (het heeft
aanvankelijk vooral ten doel om te voorkomen dat de failliet activa aan zijn vermogen
onttrekt), maar heeft anderzijds ook kenmerken van een executoriaal beslag (het
faillissement strekt ertoe om uiteindelijk de opbrengst van de
vermogensbestanddelen van de failliet te verdelen over de schuldeisers wier
vorderingen geverifieerd zijn).
Van het recht tot parate executie spreekt men wanneer de wet de bevoegdheid
geeft tot het toepassen van bepaalde dwangmiddelen zonder dat daarvoor een
executoriale titel is vereist. De schuldeiser hoeft in deze gevallen dus niet eerst naar
de rechter te stappen om een voor executie vatbare uitspraak te bemachtigen. De
twee meest genoemde voorbeelden van parate executie zijn het aan de pandhouder
(art. 3:248 lid 1 BW) en hypotheekhouder (art. 3:268 lid 1 BW) toegekende recht om
de verkoop van het bezwaarde goed te bewerkstelligen, teneinde uit de opbrengst
van die verkoop betaling van hun vordering te verkrijgen.
Dwangmiddelen kunnen slechts op grond van een executoriale titel worden
toegepast. Soorten executoriale titels (art. 430 lid 1 Rv):
- Een vonnis;
- Een beschikking;
- Een authentieke akte;
Titel schriftelijk bewijsstuk van enig recht.
3