SAMENVATTING GEDRAG IN ORGANISATIES
In dit boek: Bestudeert de mens in relatie tot zijn werk en zijn werkorganisatie
Contigentie-variabelen = beïnvloedingsfactoren of omstandigheden
Attitude = Een houding die hebt tegenover dingen, mensen, bepaald gedrag of gebeurtenissen.
-> Geeft aan hoe iemand ergens over denkt
-> Attitude afgelezen door feiten, meningen, emoties
Cognitieve (kennis) component = Oordeel of mening over een feitelijk toestand. Eigen perceptie over
iets. (gedachten)
Affectieve component = Gevoel en emotie die de cognitie bij je oproept (gevoelens)
Gedragscomponent = Intentie om je op een bepaalde manier te gedragen (neigingen)
Cognitieve dissonantie = Aanpassen van attitudes of gedrag
Versterkers/onderdrukkers van het verband tussen attitude en gedrag zijn:
- Het belang van de attitude
- De specifiteit van de gedragsintentie
- De toegankelijkheid van de attitude
- De aanwezigheid van de sociale druk
- Directie ervaring met de attitude
Werktevredenheid = Positief gevoel over het werk op basis van een beoordeling van de kenmerken
ervan.
4 reacties op werkontevredenheid:
1. Exit-reactie (actief/destructief)
2. Stemreactie (actief/constructief)
3. Loyaliteitsreactie (actief/constructief)
4. Verwaarlozingsreactie (passief/destructief)
Werkbetrokkenheid = de mate iemand zich psychologisch identificeert met zijn werk
Bevlogenheid = de vitaliteit, toewijding en absorptie waarmee mensen hun werk uitvoeren
Vitaliteit = energie
Toewijding = betrokkenheid
Absorptie = echt opgaan in het werk
,3 belangrijke instrumenten i.v.m. werktevredenheid:
1. Taakontwerp
2. Selectie
3. Begeleiding, beoordeling, beloning
Organisatiebinding = de werknemer identificeert zich met een organisatie en haar doelstellingen,
degene wenst lid te blijven van de organisatie
Waargenomen steun van de organisatie (WSO) = de mate waarin werknemers denken dat de
organisatie hun bijdragen op prijs stelt en zich bekommert om hun welzijn.
Werktevredenheid facetten:
- Werk zelf (2) - Superieuren (4)
- Salaris (5) - Collega’s (3)
- Promotie (6) - Algemeen (1)
Maatschappelijk verantwoord ondernemen = MVO
Persoonlijkheid = combinatie van betrekkelijk constante psychologische trekken die we gebruiken om
iemand te classificeren en te beschrijven op basis van karakteristieken.
Te maken met:
- Biologie en evolutie
- Ontwikkeling
- Omgeving
- Sociale netwerken en cultuur
Persoonlijkheidsmodellen = gedrag in werksituaties voorspellen
-> handig voor werving en selectie
-> handig voor loopbaanontwikkeling
Voorbeelden:
- Myers-Briggs type indicator
- Big Five
Big Five:
Openheid: Meet nieuwsgierigheid, leergierigheid, kijk op dingen
Extraversief: Aanpassingsvermogen
Nauwkeurigheid: Doelgericht, vasthoudend, georganiseerd
Neuroticisme (emotionele stabiliteit): gelijkmatig, zelfverzekerd
Vriendelijkheid: Behulpzaam etc.
-> Beste werknemer scoort hoog op nauwgezetheid en laag op neuroticisme.
, Persoonlijkheidskenmerken die gedrag in organisaties beïnvloeden:
1. Zelfbeeld/zelfevualuatie
2. Interne/externe ‘’lotus of control’’
Perceptie = waarnemen, het proces waarin het individu zijn zintuiglijke indrukken ordent en
interpreteert om zin te geven aan zijn omgeving
-> pas op! waarneming is niet altijd de werkelijkheid
Gestaltpsychologie = de constructie van een totaalbeeld is er eerder dan de waarneming van de
onderdelen, automatisch & onbewust
5 basisprincipes van Gestalt:
1. We nemen gehelen waar
2. Geheel is meer dan de som der delen
3. Geheel bepaalt de betekenis van deel
4. Delen bepalen de betekenis van het geheel
5. We nemen een figuur tegen een achtergrond waar
Attributietheorie = iemands gedrag observeren
Hangt af van:
1. Kenmerkendheid, is dit gedrag uitzonderlijk?
2. Consensus, komt dit gedrag ook bij anderen voor?
3. Consistentie, komt dit gedrag vaak voor?
Fundamentele attributiefout = onderschatten van externe factoren en overschatten van interne
factoren
Verteking uit eigenbelang = Succes aan jezelf toe schrijven en mislukking aan externe factoren (bij
jezelf , bij anderen andersom)
Waarden = stelsel van samenhangende overtuigingen, ze vertegenwoordigen iemands ideeën over
wat goed en wenselijk is.
Waarden verschillen tussen culturen:
- Assertiviteit
- Gerichtheid op toekomst
- Sekseverschillen
- Onzekerheidsvermijding
- Machtsafstand
- Individualisme
- Intragroepscollectivisme